ECLI:NL:RBARN:2011:BR3918

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
22 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/703330-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grove schuld bij verkeersongeval door onoplettend rijgedrag tijdens wegwerkzaamheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 22 juli 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 28 juni 2010 betrokken was bij een verkeersongeval in Nijmegen. De verdachte, een beginnend bestuurder, reed met een te hoge snelheid en probeerde een personenauto in te halen terwijl er wegwerkzaamheden aan de gang waren. Tijdens deze manoeuvre verloor hij de controle over zijn voertuig, raakte in een slip en botste tegen de voor hem rijdende auto, die vervolgens tegen een tegemoetkomende auto botste. Het ongeval resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de bestuurder van de voor hem rijdende auto, die een operatie aan haar pols onderging en een lange herstelperiode tegemoet ging.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte grove schuld had aan het ongeval, ondanks zijn argument dat hij een onervaren bestuurder was en dat er onduidelijkheid bestond over zijn snelheid. De rechtbank stelde vast dat de verdachte niet voldoende had gelet op de verkeerssituatie en dat hij de risico's van zijn rijgedrag had onderschat. De rechtbank verklaarde het bewezen dat de verdachte zich zodanig had gedragen dat hij verantwoordelijk was voor het verkeersongeval, waardoor de andere bestuurder zwaar lichamelijk letsel had opgelopen.

De rechtbank legde de verdachte een werkstraf op van 200 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar. De beslissing was gebaseerd op de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promiss II
Parketnummer : 05/703330-10
Datum zitting : 8 juli 2011
Datum uitspraak : 22 juli 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum- en plaats],
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
Raadsman : P.M. van der Roest, advocaat te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 juni 2010, te Nijmegen, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Molenweg,
zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam,
terwijl het zicht van verdachte (gedeeltelijk) werd beperkt/belemmerd door een voor hem rijdende personenauto (kenteken [nummer]), en/of
terwijl toen en aldaar aan beide zijden van die Molenweg duidelijk zichtbare markeringsschilden waren geplaatst in verband met wegwerkzaamheden, en/of
rijdende over de rechter rijstrook van die weg, van rijstrook is gaan wisselen, zijnde een bijzondere manoeuvre, als gesteld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of naar links heeft gestuurd, teneinde die voor hem rijdende personenauto in te halen, en/of
(vervolgens), nadat hij een tegemoetkomende personenauto (kenteken [nummer]) had waargenomen, rijdend over de linkerrijstrook van die weg, van rijstrook is gaan wisselen, zijnde een bijzondere manoeuvre, als gesteld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of naar rechts heeft gestuurd en/of de bestuurder van een over de rechter rijstrook van die weg rijdend ander motorrijtuig (personenauto) niet heeft laten voorgaan, en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die Molenweg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) - gelet op de gereden snelheid en/of de verkeerssituatie ter plaatse - op een (te) korte afstand achter die personenauto heeft gereden, en/of
(daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, die Molenweg, kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die personenauto (kenteken [nummer]), welke personenauto vervolgens is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een andere personenauto (kenteken [nummer]),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 28 juni 2010 te Nijmegen, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Molenweg,
terwijl het zicht van verdachte (gedeeltelijk) werd beperkt/belemmerd door een voor hem rijdende personenauto (kenteken [nummer]), en/of
terwijl toen en aldaar aan beide zijden van die Molenweg duidelijk zichtbare markeringsschilden waren geplaatst in verband met wegwerkzaamheden, en/of
rijdende over de rechter rijstrook van die weg, van rijstrook is gaan wisselen, zijnde een bijzondere manoeuvre, als gesteld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of naar links heeft gestuurd, teneinde die voor hem rijdende personenauto in te halen, en/of
(vervolgens), nadat hij een tegemoetkomende personenauto (keteken 25 NF-DF) had waargenomen, rijdend over de linkerrijstrook van die weg, van rijstrook is gaan wisselen, zijnde een bijzondere manoeuvre, als gesteld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of naar rechts heeft gestuurd en/of de bestuurder van een over de rechter rijstrook van die weg rijdend ander motorrijtuig (personenauto) niet heeft laten voorgaan, en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die Molenweg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) - gelet op de gereden snelheid en/of de verkeerssituatie ter plaatse - op een (te) korte afstand achter die personenauto heeft gereden, en/of
(daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, die Molenweg, kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die personenauto (kenteken [nummer]), welke personenauto vervolgens is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een andere personenauto (kenteken [nummer]),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 8 juli 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door P.M. van der Roest, advocaat te Nijmegen.
De officier van justitie, mr. E. van Dusschoten, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 28 juni 2010 reed verdachte met een personenauto over de Molenweg in Nijmegen.
De Molendijk is een voor het openbaar verkeer opengestelde weg. Aan beide zijden van de Molenweg stonden op dat moment, in verband met wegwerkzaamheden, duidelijk zichtbare markeringsschilden. Voor verdachte reed een personenauto (Volkswagen Lupo met het kenteken [nummer]). Verdachte reed over de rechterrijstrook van de Molendijk en is naar de linkerrijstrook gegaan om de voor hem rijdende personenauto in te halen. Toen verdachte zag dat hem op de linkerrijstrook een personenauto (kenteken [nummer]) tegemoet kwam, is hij weer terug gegaan naar de rechterrijstrook. Verdachte heeft vervolgens naar rechts gestuurd en is kort achter de Volkswagen Lupo gekomen. Hij heeft vervolgens geremd en is in een slip geraakt en is tegen de voor hem rijdende Volkswagen Lupo aangereden, waarop deze personenauto vervolgens tegen de tegemoetkomende personenauto (kenteken [nummer]) is gebotst. Bij het verkeersongeval heeft [slachtoffer], bestuurder van de Volkswagen Lupo, letsel opgelopen, bestaande uit onder meer een breuk in haar linkerpols en ontwrichting van de handwortelbotjes. Zij is op 30 juni 2010 geopereerd waarbij metalen pinnen in haar pols zijn gezet (externe fixateur). Niet eerder dan na een jaar na het ongeval is een relatieve medische eindtoestand te verwachten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het primaire tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard, in die zin dat verdachte zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam is geweest. Verdachte is gaan inhalen op een weg die zich daarvoor, gezien de situatie, niet leende.
Er waren wegwerkzaamheden. Ook met het feit dat hij wilde inhalen in de bebouwde kom heeft verdachte een risico genomen. Bij een bijzondere manoeuvre moet men zich ervan vergewissen of deze uitgevoerd kan worden. Verdachte reed te hard en zag pas toen hij op de andere rijbaan reed dat hij eigenlijk niet kon gaan inhalen. Hij ging terug naar de eerdere rijbaan en had een zodanige snelheid en maakte een zodanige manoeuvre, dat hij met de linkervoorzijde van zijn auto de rechterachterzijde van de auto van [slachtoffer] raakte, waardoor zij op de linkerweghelft kwam en daarbij op tegenligger Jacobs botste.
Verdachte heeft de situatie volkomen verkeerd ingeschat. Hij heeft grote risico’s genomen en daarmee levens op het spel gezet.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde ‘in de lichtste vorm’ bewezen kan worden verklaard, waarmee de raadsman, naar de rechtbank begrijpt, heeft beoogd te betogen dat verdachte niet zeer, maar aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam is geweest. Er bestaat onduidelijkheid over de snelheid waarmee verdachte heeft gereden. Verder was verdachte een volstrekt onervaren bestuurder. Hij had pas één maand zijn rijbewijs en moest zich alles nog eigen maken en had bovendien geen ervaring met de betreffende personenauto die hem ter beschikking was gesteld. Het gaspedaal, de remmen en de koppeling werken bij iedere auto anders en het kan gebeuren dat men een voertuig niet in de hand heeft. Verdachte heeft schuld en had beter moeten uitkijken, maar zijn onervarenheid maakt dat plaats is voor een lichte verontschuldiging.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie en de verdediging het erover eens zijn dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval, in die zin dat sprake is van onoplettendheid, onvoorzichtigheid en onachtzaamheid. Partijen verschillen echter van mening over de mate van schuld.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam rijgedrag, doordat verdachte - zoals blijkt uit de vaststaande feiten - in de bebouwde kom, terwijl daar duidelijk wegwerkzaamheden waren aangeduid, een personenauto wilde inhalen zonder zich er (tijdig) van te vergewissen of de manoeuvre haalbaar was. De rechtbank komt tot de conclusie dat het zicht van verdachte werd beperkt door de voor hem rijdende personenauto (kenteken [nummer]). Verdachte heeft immers verklaard dat hij de hem tegemoetkomende personenauto pas zag nadat hij van rijstrook was gewisseld om de voor hem rijdende personen-auto in te kunnen halen. Dat, zoals eveneens uit de vaststaande feiten blijkt, verdachte zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de door hem bestuurde personenauto tot stilstand te brengen binnen een afstand dat de Molenweg vrij was en voor verdachte te overzien, illustreert naar het oordeel van de rechtbank voorts dat verdachte in onvoldoende mate op het voor hem gelegen deel van de Molenweg en op het overige verkeer heeft gelet en is blijven en dat verdachte te kort achter de voor hem rijdende personenauto heeft gereden. Verdachte heeft immers een zodanige snelheid gehad dat hij deze personenauto nog tijdens het remmen, waarbij hij in een slip kwam, heeft geraakt aan de rechterachterzijde.
De onduidelijkheid over de precieze snelheid waarmee verdachte zou hebben gereden, doet aan het vorenstaande niet af. Verdachte heeft verklaard dat hij met een snelheid van 55-60 km/h heeft gereden. Die snelheid was, gelet op de omstandigheden, te hoog. Ter plaatse was een maximumsnelheid van 50 km/h toegestaan. Ook was duidelijk kenbaar sprake van wegwerkzaamheden.
Evenmin maakt de stelling dat verdachte een onervaren bestuurder was en reed in een voertuig waarmee hij niet bekend was, het oordeel van de rechtbank anders. De onervarenheid als (beginnend) bestuurder (van deze specifieke auto) had verdachte juist moeten bewegen tot uiterst voorzichtig rijgedrag en had verdachte er in ieder geval van moeten weerhouden risico’s te nemen.
Tot slot is de rechtbank, evenals de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het letsel dat [slachtoffer] door het ongeval heeft opgelopen, moet worden aangemerkt als ‘zwaar lichamelijk letsel’ in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Daartoe acht de rechtbank van belang dat [slachtoffer], zoals blijkt uit de vaststaande feiten, ten gevolge van het ongeval onder meer een breuk in haar pols heeft, zij aan deze breuk is geopereerd en dat een chirurg heeft geconcludeerd dat een jaar na het ongeval geen absolute maar relatieve medische eindtoestand te verwachten valt.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primaire tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op of omstreeks 28 juni 2010, te Nijmegen, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Molenweg, zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam,
terwijl het zicht van verdachte (gedeeltelijk) werd beperkt/belemmerd door een voor hem rijdende personenauto (kenteken [nummer]), en/of
terwijl toen en aldaar aan beide zijden van die Molenweg duidelijk zichtbare markeringsschilden waren geplaatst in verband met wegwerkzaamheden, en/of
rijdende over de rechter rijstrook van die weg, van rijstrook is gaan wisselen, zijnde een bijzondere manoeuvre, als gesteld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of naar links heeft gestuurd, teneinde die voor hem rijdende personenauto in te halen, en/of
(vervolgens), nadat hij een tegemoetkomende personenauto (kenteken [nummer]) had waargenomen, rijdend over de linkerrijstrook van die weg, van rijstrook is gaan wisselen, zijnde een bijzondere manoeuvre, als gesteld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of naar rechts heeft gestuurd en/of de bestuurder van een over de rechter rijstrook van die weg rijdend ander motorrijtuig (personenauto) niet heeft laten voorgaan, en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die Molenweg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) - gelet op de gereden snelheid en/of de verkeerssituatie ter plaatse - op een (te) korte afstand achter die personenauto heeft gereden, en/of
(daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, die Molenweg, kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die personenauto (kenteken [nummer]), welke personenauto vervolgens is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een andere personenauto (kenteken [nummer]),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van primaire feit:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; en
- de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 7 juni 2011.
De strafmaat
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 200 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar. Daarbij heeft zij expliciet rekening gehouden met de aard van de zaak en het feit dat verdachte na het plegen van het in deze zaak tenlastegelegde door de kantonrechter is veroordeeld voor een ander feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte acht de eis van de officier van justitie redelijk en sluit zich daarbij aan.
Beoordeling van de standpunten
Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank een grove verkeersfout begaan ten gevolge waarvan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Volgens de richtlijnen van het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren wordt in een dergelijke situatie als uitgangspunt een strafmaat gehanteerd van 2 maanden gevangenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar. Het staat de rechtbank evenwel vrij om van deze strafmaat af te wijken indien zij dat wenselijk acht. De rechtbank heeft bij het vaststellen van de strafmaat zwaar laten wegen dat verdachte als beginnend bestuurder met een auto waarmee hij nog niet vertrouwd was binnen de bebouwde kom harder heeft gereden dan is toegestaan en is gaan inhalen, terwijl er geen noodzaak was om in te halen, en van hem onder die omstandigheden verwacht mocht worden dat hij uiterst voorzichtig zou hebben gereden en ieder risico zou hebben vermeden. Zijn rijgedrag heeft geleid tot grote gevolgen voor het leven van
[slachtoffer] door het zware lichamelijke letsel dat zij heeft opgelopen. De rechtbank zal op deze gronden de straf opleggen zoals die hieronder bij de beslissing is opgenomen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
het verrichten van een werkstraf gedurende 200 (tweehonderd) uren.
Bepaalt dat de werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens haar vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat zij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 100 (honderd) dagen.
Veroordeelt verdachte tevens wegens het bewezenverklaarde tot:
een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 1 (één) jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Aldus gewezen door:
mr. A.M. van Gorp (als voorzitter), mr. J.J. Catsburg en mr. J.W.T.M. Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.W.M. Heutinck, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juli 2011.