ECLI:NL:RBARN:2011:BR2875

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
6 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
216063
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over nakoming van verplichtingen uit samenwerkingsovereenkomst met onbevoegde vertegenwoordiging

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem werd behandeld, ging het om een geschil tussen KOFFIEBRANDERS B.V. (eiseres) en OSP Beheer en OSP (gedaagden) over de nakoming van een samenwerkingsovereenkomst. De eiseres, die een koffiebranderij exploiteert, had een samenwerkingsovereenkomst gesloten met OSP, waarbij OSP zich verplichtte om een minimum hoeveelheid koffie af te nemen. De eiseres vorderde nakoming van deze overeenkomst, maar OSP stelde dat de overeenkomst niet rechtsgeldig was gesloten omdat de vertegenwoordiger van OSP, [gedaagde sub 3], onbevoegd was om de overeenkomst te ondertekenen. De rechtbank oordeelde dat er geen schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid was gewekt door OSP, en dat de samenwerkingsovereenkomst niet rechtsgeldig tot stand was gekomen. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste vertegenwoordiging bij het sluiten van overeenkomsten en de gevolgen van onbevoegd handelen.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 216063 / KG ZA 11-247
Vonnis in kort geding van 6 juli 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] KOFFIEBRANDERS B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. W. Aerts te Nijmegen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde]
gevestigd te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde]
gevestigd te [woonplaats],
3. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. E.J. Nieuwenhuys te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en OSP c.s. genoemd worden. Gedaagden afzonderlijk zullen hierna respectievelijk worden aangeduid als OSP Beheer, OSP en [gedaagde sub 3].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiseres]
- de pleitnota van OSP c.s.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] exploiteert een koffiebranderij en vervaardigt, bewerkt, verpakt en verhandelt koffieproducten. OSP verzorgt de catering en evenementen voor bedrijven, instellingen en particulieren. OSP Beheer is de moedermaatschappij van OSP. OSP Beheer is enig aandeelhouder en enig statutair bestuurder van OSP. OSP Beheer verricht enkel houdster- en beheeractiviteiten.
2.2. OSP Beheer voerde tot 31 mei 2010 als statutaire handelsnaam Office Service Partners B.V., de huidige naam van OSP. Per die datum is een nieuwe werkmaatschappij (OSP) opgericht die de naam Office Service Partners B.V. kreeg en waarin de onderneming van de oude Office Service Partners B.V. c.q. OSP Beheer is uitgezakt.
2.3. Enig statutair bestuurder van OSP Beheer is [betrokkene 1] Holding B.V., waarvan de heer [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) enig aandeelhouder en enig statutair bestuurder is.
Mevrouw [betro[betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]) is adjunct-directeur en statutair gevolmachtigde van OSP Beheer en OSP.
2.4. OSP Beheer (toen nog OSP geheten) heeft sinds november 2009 een 50% aandeelhoudersbelang in Australian Homemade Holding (Beheer) B.V. (hierna: AHH), die 100 % van de aandelen houdt in Australian Homemade International (Beheer) B.V. (hierna: AHI). AHI exploiteert een franchise-formule van winkels waar koffie, chocolade en ijsproducten worden verkocht.
2.5. [gedaagde sub 3] is statutair bestuurder van AHH en statutair bestuurder/gevolmachtigde van AHI. [gedaagde sub 3] is daarnaast commercieel directeur van OSP (Beheer).
2.6. [eiseres] produceerde op basis van exclusiviteit “AHI koffiemelange” voor
AHI zowel voor de binnenlandse- als de buitenlandse markt, laatstelijk op grond van een productieovereenkomst van 22 november 2008, die op 31 december 2013 zou eindigen.
Op grond van deze productieovereenkomst was AHI gehouden om voor de Nederlandse markt 30.000 kilo koffie per jaar af te nemen.
2.7. Na de verwerving van de aandelen in AHH door OSP Beheer in november 2009 is [gedaagde sub 3] zowel namens OSP Beheer als AHI met [eiseres] in overleg getreden over nieuwe afspraken. De nieuwe afspraken ingaande per 1 mei 2010 zijn vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst van 11 mei 2010 tussen [eiseres] enerzijds, en OSP Beheer en AHI anderzijds. De samenwerkingsovereenkomst is namens OSP Beheer en AHI ondertekend door [gedaagde sub 3] als statutair bestuurder van zowel OSP Beheer als AHI.
2.8. In de samenwerkingsovereenkomst heeft [eiseres] de garantie gekregen dat zij gedurende de drie jaar dat de productieovereenkomst met AHI nog zou voortduren, in ieder geval eenzelfde volume aan koffie aan OSP Beheer kan leveren, als zij gewoonlijk aan AHI leverde voor de Nederlandse markt, te weten 30.000 kilo per jaar. Deze garantie is vastgelegd in een minimum afnameverplichting met daaraan gekoppeld een boetebeding.
In de samenwerkingsovereenkomst, waarin [eiseres] wordt aangeduid met Producent, is voorts onder meer het volgende opgenomen:
IN OVERWEGING NEMENDE:
1. In oktober 2008 zijn AHI en de Producent met elkaar een productieovereenkomst aangegaan. In het kader van deze overeenkomst produceert de Producent voor AHI een voor AHI ontwikkelde koffiémelange in diverse varianten. (…)
2. Enige tijd geleden heeft OSP de aandelen van AHI overgenomen en jegens de Producent te kennen gegeven om de AHI mélange die bestemd is voor de Nederlandse markt en de Verenigde Staten van Amerika (VS) om commerciële redenen niet langer meer bij de Producent te willen laten produceren. Ter compensatie van het verlies van deze omzet in AHI mélange is OSP bereid om alle koffie exclusief bij Producent in te kopen en minimaal eenzelfde volume koffie (als die AHI mélange voor de Nederlandse markt) dat door de Producent onder willekeurige merken op de markt wordt gebracht van de Producent af te nemen.
3. Onder deze voorwaarde is de Producent bereid om de productieovereenkomst met AHI in der minne gedeeltelijk te ontbinden (namelijk voor wat betreft de Nederlandse markt en de VS) en met OSP een nieuwe productieovereenkomst te sluiten.
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
Artikel 2: nieuwe productieovereenkomst
2.1 OSP en de Producent gaan bij deze een nieuwe productieovereenkomst aan in het kader waarvan OSP met ingang van de ondertekening van deze overeenkomst exclusief koffie uit het assortiment van de Producent introduceert bij al haar vestigingsplaatsen (…) De Producent zal met ingang van ondertekening van deze overeenkomst dus de exclusieve koffieleverancier zijn van OSP. OSP verbindt zich om op jaarbasis minimaal 30.000 kilo koffie af te nemen.
Artikel 5: afnameverplichting
5.1 Tot de essentiële verbintenissen aan de zijde van partij OSP behoort de verplichte afname van tenminste 30.000 kilo koffie per jaar uit het assortiment van Producent (verg. art. 2.1). In geval van niet-nakoming van deze verplichting, is partij OSP gehouden om aan de Producent een boete te betalen van € 3,95 per niet afgenomen kilo koffie van Producent, onverminderd de verplichting van partij OSP volledig schadeloos te stellen. De verplichting tot betaling van deze contractuele boete ontstaat telkens na het verstrijken van ieder jaar waarin partij OSP de afnameverplichting niet of niet volledig is nagekomen.
Artikel 6: reclame
6.1 Partij OSP is gehouden om op eigen kosten reclame voor Red Beans koffie te maken. De omvang van deze reclame-uitingen moet in redelik verband staan met het door partij OSP beoogde doel om tenminste 30.000 kilo Red Beans koffie af te leveren.
2.9. [eiseres] heeft [gedaagde sub 3] meermaals verzocht de samenwerkingsovereenkomst na te komen en hem gewezen op de minimumafnameverplichting.
2.10. [eiseres] heeft op 30 december 2010 OSP een factuur gezonden met een daarin een tussentijdse berekening van de verbeurde contractuele boete naar rato van het aantal maanden in het contractjaar.
2.11. OSP (Beheer) heeft tussen 1 mei 2010 en 30 april 2011 (indirect) 6.866 kilo koffie afgenomen van [eiseres].
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert na eisvermindering bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. primair OSP Beheer en subsidiair OSP te veroordelen tot:
a. betaling van het bedrag van € 90.000,00 ten titel van voorschot op de door [eiseres] gelden schade en de contractueel verbeurde boete, te vermeerden met de wettelijke handelsrente vanaf 1 mei 2011 tot aan de dag van algehele voldoening;
b. nakoming van de contractuele verplichting om alle koffie voor de vestigingsplaatsen van OSP exclusief van [eiseres] af te nemen, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag;
2. meer subsidiair [gedaagde sub 3] te veroordelen tot het onder punt 1 gevorderde;
3. OSP c.s. te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. Aan haar vorderingen tegen OSP Beheer en OSP legt [eiseres] nakoming van de samenwerkingsovereenkomst ten grondslag. [eiseres] stelt dat OSP (Beheer) haar verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst niet is nagekomen omdat OSP (Beheer) het afgelopen contractjaar (1 mei 2010 tot 30 april 2011) te weinig koffie heeft afgenomen uit het assortiment van [eiseres], de koffie van [eiseres] niet heeft geïntroduceerd bij de vestigingsplaatsen van OSP en geen reclame heeft gemaakt voor de Redbeans koffie van [eiseres]. [eiseres] stelt dat zij door deze tekortkomingen schade lijdt in de vorm van omzetverlies en misgelopen aandacht en bekendheid van haar koffie. [eiseres] stelt dat OSP (Beheer) door schending van de minimum afnameverplichting een contractuele boete heeft verbeurd per 1 mei 2011, nu OSP (Beheer) tussen 1 mei 2010 en 30 april 2011 maar 6.866 kilo koffie heeft afgenomen van [eiseres]. Dat betekent dat 23.134 kilo (30.000 – 6.866) te weinig is afgenomen waarvoor partijen in artikel 5 van de samenwerkingsover¬eenkomst een boete zijn overeengekomen van € 3,95 per kilo, wat neerkomt op een boete van € 91.379,30 voor het eerste contractjaar. Aan haar vorderingen tegen [gedaagde sub 3] legt [eiseres] ten grondslag dat [gedaagde sub 3] aansprakelijk is voor de verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst en voor de gevolgen van het niet nakomen van die verplichtingen op grond van artikel 3:70 Burgerlijk Wetboek (BW).
3.3. [eiseres] stelt belang te hebben zo spoedig mogelijk over het voorschot te beschikken ter dekking dan de geleden schade door de handelwijze van OSP c.s. Voorts stelt zij dat ter beperking van verdere schade het van belang dat is OSP c.s. zo spoedig mogelijk de verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst nakomt, nu de samenwerkings¬overeen¬¬komst is aangegaan voor drie jaar en een substantieel deel van de omzet van [eiseres] betreft.
3.4. OSP c.s. voert verweer.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang van [eiseres] vloeit in voldoende mate voort uit haar stellingen en standpunten.
4.2. Het geschil tussen partijen betreft in de kern de nakoming van de verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst tussen enerzijds [eiseres] en anderzijds OSP Beheer (en AHI). De vraag is of OSP c.s. gebonden is aan de samenwerkingsovereenkomst en dus gehouden is tot nakoming van de verplichtingen uit die overeenkomst.
4.3. De eerste vraag die partijen verdeeld houdt is of de samenwerkingsovereenkomst tussen [eiseres] en OSP Beheer rechtsgeldig tot stand is gekomen.
4.4. Vast staat dat de samenwerkingsovereenkomst zowel namens AHI als OSP Beheer gesloten en ondertekend is door [gedaagde sub 3] als statutair bestuurder van zowel AHI als OSP Beheer. [gedaagde sub 3] heeft namens AHI en OSB Beheer ook de onderhandelingen met [eiseres] over deze overeenkomst gevoerd. [gedaagde sub 3] was als statutair bestuurder van AHI bevoegd om de samenwerkingsovereenkomst namens AHI te sluiten. Echter, niet in geschil is dat [gedaagde sub 3] geen statutair bestuurder was en is van OSP (Beheer) noch dat hij statutair gevolmachtigde was en is van OSP (Beheer). Dat in de samenwerkingsovereen¬komst, die opgesteld is door de advocaat van [eiseres], onterecht is opgenomen dat [gedaagde sub 3] statutair bestuurder van OSP Beheer is, doet daar niet aan af. Door raadpleging van het handelsregister van de Kamers van Koophandel had de advocaat van [eiseres] er achter kunnen komen dat [gedaagde sub 3] geen statutair bestuurder was van OSP Beheer en dat alleen [betrokkene 1] (als indirect statutair bestuurder) en [betrokkene 2] (als statutair gevolmachtigde) statutair bevoegd waren OSP Beheer te vertegenwoordigen. Dit verzuim in onderzoek van haar advocaat kan toegerekend worden aan [eiseres]. Dat [eiseres] bij het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst in de veronderstelling was dat [gedaagde sub 3] statutair directeur van OSP Beheer was komt dan ook voor haar eigen rekening.
4.5. De functie die [gedaagde sub 3] binnen OSP (Beheer) bekleedt is commercieel directeur. Verder is ter zitting vast komen te staan dat [gedaagde sub 3] minderheidsaandeelhouder is in OSP Beheer. Hij beschikt samen met zijn vrouw (indirect) over 49 % van de aandelen in OSP Beheer. Het feit dat [gedaagde sub 3] commercieel directeur is van OSP (Beheer) en een minderheidsbelang houdt in OSP Beheer betekent niet dat hij uit dien hoofde ook bevoegd is namens OSP (Beheer) bindende overeenkomsten te sluiten. Immers, enkel de statutaire bestuurders en/of gevolmachtigden dan wel iemand die daartoe over een bijzondere volmacht beschikt zijn bevoegd een vennootschap in het (economisch) rechtsverkeer te vertegenwoordigen en namens de vennootschap bindende rechtshandelingen te verrichten, zoals het sluiten van een overeenkomst.
4.6. Nu [gedaagde sub 3] (direct noch indirect) statutair bestuurder van OSP Beheer was en is en niet is gesteld dat [gedaagde sub 3] ten tijde van het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst beschikte over een bijzondere volmacht om OSP Beheer te vertegenwoordigen, dient er voorshands van worden uit te gegaan dat [gedaagde sub 3] OSP Beheer onbevoegd heeft vertegen¬woordigd bij het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst, zodat geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen tussen OSP Beheer en [eiseres]. OPS (Beheer) is dan ook niet gehouden tot nakoming van de samenwerkingsovereenkomst, zodat er geen sprake van kan zijn van enige tekortkoming van OPS (Beheer) in de nakoming daarvan.
4.7. Vervolgens dient gelet op het beroep van [eiseres] op artikel 3:61 BW de
vraag te worden beantwoord of ondanks de onbevoegd gesloten en dus niet rechtsgeldige samenwerkingsovereenkomst, OSP (Beheer) daaraan toch is gebonden, omdat zij bij [eiseres] de schijn heeft gewekt dat [gedaagde sub 3] bevoegd was haar bij het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst te vertegenwoordigen en [eiseres] gerechtvaardigd op die gewekte schijn heeft mogen vertrouwen.
4.8. Voor het aannemen van een (gerechtvaardigde) schijn van vertegenwoordigings¬bevoegdheid c.q. volmachtverlening in de zin van artikel 3:61 lid 2 juncto artikel 3:35 BW is vereist dat de vertegenwoordigde, in casu OSP Beheer, zelf de schijn van de aanwezig¬heid van een toereikende volmacht van de vertegenwoordiger, in casu [gedaagde sub 3], heeft gewekt bij de wederpartij, in casu [eiseres]. Dat heeft [eiseres] niet, althans onvoldoende onderbouwd gesteld. De stellingen en onderbouwing van [eiseres] in het kader van de opgewekte schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van [gedaagde sub 3], slaan voor het overgrote deel op de schijn die gewekt zou zijn door [gedaagde sub 3] zelf. Die schijn is echter niet van belang voor de toerekening van de schijn van vertegenwoor¬digings¬bevoegd¬heid c.q. volmachtverlening in bovenbedoelde zin aan OSP Beheer. Uit het verhandelde ter zitting en de overgelegde producties blijkt dat [eiseres] bij de onder¬handelingen over en de sluiting en uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst bijna uitsluitend met [gedaagde sub 3] zelf heeft gecommuniceerd. Dat OSP Beheer, in de persoon van haar indirect statutair bestuurder [betrokkene 1], daar steeds volledig van op de hoogte was, heeft [eiseres] gelet op de gemotiveerde betwisting van OSP c.s. onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Op voorhand is niet onaannemelijk dat OSP (Beheer) tot de ontvangst van de factuur van [eiseres] d.d. 30 december 2010 niet bekend was met de door [gedaagde sub 3] (onder meer) namens haar ondertekende samenwerkingsovereenkomst. Niet in geschil is dat na ontvangst van die factuur OSP (Beheer) betwist heeft dat de samenwerkingsovereen¬komst door [gedaagde sub 3] bevoegdelijk namens OSP (Beheer) is gesloten. Gelet hierop kan OSP (Beheer) de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van [gedaagde sub 3] ook niet hebben gewekt door het laten voortbestaan van de onbevoegd gesloten samenwerkingsovereen¬komst, nu zij vanaf het moment dat zij daarvan op de hoogte is geraakt daartegen heeft geageerd.
4.9. Gelet op het voorgaande is voorshands onvoldoende aannemelijk geworden dat door verklaringen of gedragingen van OSP (Beheer) zelf bij [eiseres] de schijn is gewekt dat [gedaagde sub 3] bevoegd was als vertegenwoordiger c.q. gevolmachtigde van OSP Beheer namens OSP Beheer de samenwerkingsovereenkomst te sluiten. Dit betekent dat OSP (Beheer) ook niet op grond van opgewekte schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van c.q. volmachtverlening aan [gedaagde sub 3] in de zin van artikel 3:61 lid 2 juncto artikel 3:35 BW aan de samenwerkingsovereenkomst is gebonden.
4.10. Verder heeft [eiseres] gesteld dat OSP (Beheer) door uitvoering te geven aan
de onbevoegd gesloten samenwerkingsovereenkomst deze overeenkomst achteraf heeft bekrachtigd, waardoor OSP (Beheer) gehouden is tot nakoming daarvan.
4.11. Dat OSP Beheer vóór 1 mei 2010 en OSP ná 31 mei 2010 zeer beperkte hoeveel¬heden koffie hebben afgenomen van [eiseres] betekent niet dat OSP (Beheer) uitvoering heeft gegeven aan de samenwerkingsovereenkomst. Dat deze afnamen hebben plaats¬gevonden in het kader van de samenwerkingsovereenkomst heeft [eiseres] gelet op de gemotiveerde betwisting van OSP c.s. onvoldoende concreet onderbouwd. Aannemelijk is dat de enkele bestellingen van OSP (Beheer) veeleer te herleiden zijn tot de normale bedrijfsvoering van OSP (Beheer) zonder dat er enige samenhang is met de samenwerkings¬overeenkomst. Derhalve kan niet worden gezegd dat OSP (Beheer) uitvoering heeft gegeven aan de samenwerkingsovereenkomst, zodat OSP (Beheer) de onbevoegd verrichte rechts¬han¬deling van [gedaagde sub 3], in casu het namens OSP Beheer sluiten van de samenwerkings¬over¬een¬komst, niet heeft bekrachtigd in de zin van artikel 3:69 BW. Nu er geen sprake is van bekrachtiging van de samenwerkingsovereenkomst door OSP (Beheer) is OSP (Beheer) ook deswege niet gebonden aan de samenwerkingsovereenkomst.
4.12. Uit al het voorgaande volgt dat OSP (Beheer) niet gebonden is aan de samen¬werkingovereenkomst en deze dus niet hoeft na te komen, nu er geen rechtsgeldig gesloten samenwerkingsovereenkomst tussen partijen bestaat omdat bij die overeenkomst OSP Beheer onbevoegd is vertegenwoordigd door [gedaagde sub 3], er verder geen sprake is geweest van door OSP (Beheer) gewekte schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van [gedaagde sub 3] op grond waarvan [eiseres] gerechtvaardigd heeft vertrouwd en evenmin van bekrach¬tiging van de niet rechtsgeldige samenwerkingsovereenkomst door OSP (Beheer). Dit betekent dat het door [eiseres] primair jegens OSP Beheer en subsidiair jegens OSP gevorderde niet voor toewijzing in aanmerking komt. De vorderingen tegen OSP Beheer en OSP zullen dan ook worden afgewezen.
4.13. Ten aanzien van het meer subsidiair jegens [gedaagde sub 3] gevorderde is van belang dat [gedaagde sub 3] onbevoegd de samenwerkingsovereenkomst namens OSP Beheer heeft gesloten. Hoewel hij geen volmacht had om OSP Beheer te vertegenwoordigen heeft hij toch als gevolmachtigde gehandeld door namens OSP Beheer met [eiseres] over de samen¬werkings¬overeenkomst te onderhandelen en deze namens OSP Beheer te sluiten, zodat hij ingevolge artikel 3:70 BW jegens [eiseres] moet instaan voor het bestaan en de omvang van de volmacht, tenzij [eiseres] wist of behoorde te begrijpen dat een toereikende volmacht ontbrak. [gedaagde sub 3] heeft onvoldoende concreet onderbouwd en gelet op de gemotiveerde betwisting van [eiseres] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [eiseres] wist of behoorde te begrijpen dat hij geen toereikende volmacht had om OSP Beheer te vertegenwoordigen. Daaraan doet niet af dat [eiseres] door raadpleging van het handelsregister van de Kamers van Koophandel zich ervan kon vergewissen dat [gedaagde sub 3] statutair bestuurder noch statutair gevolmachtigde was van OSP Beheer. Immers, ook uit anderen hoofde kon [gedaagde sub 3] gevolmachtigd zijn om OSP Beheer te vertegenwoordigen. Nu [gedaagde sub 3] zich altijd als zodanig heeft gedragen, hij ging er zelf van uit dat hij gelet op zijn functie van commercieel directeur van OSP (Beheer) en zijn (indirect) aandeelhouder¬schap van 49 % van de aandelen in OSP Beheer de volmacht had en bevoegd was OSP Beheer op rechtgeldige wijze te vertegenwoordigen, heeft [eiseres] daarvan mogen uitgaan en dient [gedaagde sub 3] jegens haar in te staan voor die volmacht. Dit houdt in dat [gedaagde sub 3] naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter aansprakelijk is voor de eventuele schade van [eiseres] voortvloeiende uit de door [gedaagde sub 3] namens OSP Beheer onbevoegd gesloten samenwerkingsovereenkomst. Of er ook daadwerkelijk schade is aan de zijde van [eiseres] en wat de omvang van die schade is, kan in het bestek van dit kort geding niet worden onderzocht. Daartoe is een bodemprocedure de geëigende weg.
4.14. Ondanks de hiervoor geoordeelde voorlopige aansprakelijkheid van [gedaagde sub 3] krachtens artikel 3:70 BW voor de eventuele schade van [eiseres] uit de samenwerkings¬overeenkomst, zijn de vorderingen tegen [gedaagde sub 3] niet toewijsbaar gelet op de formulering daarvan, waarin enkel wordt verwezen naar de vorderingen tegen OSP Beheer en OSP en dus daaraan gelijkluidend zijn en daardoor in de kern neerkomen op nakoming van de samenwerkingsovereenkomst. Niet in geschil is dat [gedaagde sub 3] die overeen¬komst niet in eigen naam maar namens OSP Beheer heeft gesloten, zodat hij zelf niet gebonden is aan de samenwerkingsovereenkomst. Dit betekent dat ook de vorderingen tegen [gedaagde sub 3] zullen worden afgewezen.
4.15. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van OSP c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 1.181,00
- salaris advocaat € 816,00
Totaal € 1.997,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van OSP c.s. tot op heden begroot op € 1.997,00.
Dit vonnis is gewezen door mr D.A. van Steenbeek en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. Siragedik op 6 juli 2011.