Parketnummers : 05/700104-11 en 05/505540-09 (tul)
Datum zitting : 26 april 2011 en 31 mei 2011
Datum uitspraak : 14 juni 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Flevoland - HvB Almere Binnen, Caissonweg 2
Almere.
Raadsman : mr. F.H.J. van Gaal, advocaat te Wijchen.
Officier van justitie : mr. E.H. Köhne-Hoegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 januari 2011 te Nijmegen,
door een feitelijkheid en/of bedreiging met een feitelijkheid
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van (een)
ontuchtige handeling(en), waarbij
- die [slachtoffer] zichzelf (in verdachtes bijzijn) deels heeft ontkleed en/of
- die [slachtoffer] zichzelf (in verdachtes bijzijn) heeft gevingerd, althans haar
vagina heeft betast en/of
- verdachte de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] (verder) heeft
uitgetrokken,
en waarbij de feitelijkheid en/of welke bedreiging met een feitelijkheid er in
heeft bestaan
- dat verdachte die [slachtoffer] (kennelijk) enige tijd heeft begluurd en/of
- dat verdachte (daarna) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij filmopnames
had gemaakt waarop haar vagina te zien was en/of waarop te zien was dat zij
haar maandverband verschoonde/verwisselde en/of
- dat verdachte (vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij die
beelden op internet zou zetten indien zij zich niet, in zijn bijzijn, zou
vingeren;
2.
hij in of omstreeks de nacht van 3 op 4 september 2010 te Nijmegen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning staande en
gelegen aan [adres] heeft weggenomen een laptop (Sony Vaio), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
inklimming (te weten door via een bovenraam naar binnen te klimmen), (incident
12, zaak 4 in het dossier);
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 4 september 2010 tot en met 12 januari 2011
te Nijmegen, in ieder geval in Nederland,
een laptop (merk Sony Vaio) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die
laptop, redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door diefstal, in elk
geval door enig misdrijf, was verkregen;
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05/505540-09).
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 31 mei 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. F.H.J. van Gaal, advocaat te Wijchen.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is ter terechtzitting verschenen: [slachtoffer].
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling, alsmede een straatverbod voor [adres], en voorts met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling heeft de officier van justitie gevorderd de tenuitvoerlegging van 2 maanden gevangenisstraf die door de rechtbank Arnhem op 2 november 2010 voorwaardelijk is opgelegd.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 2.823,20 wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 56 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Op 11 januari 2011 keek verdachte naar binnen door het raam van de kamer van aangeefster[slachtoffer], welke kamer gelegen is in een studentencomplex aan de [adres]. Hij zag [slachtoffer] zitten en heeft op enig moment op het raam geklopt. [slachtoffer] opende het raam en verdachte zei tegen haar dat hij bezig was met een ludieke studentenactie waarvoor filmpjes gemaakt werden, waarvan de tien leukste op internet zouden worden geplaatst. Verdachte zei dat [slachtoffer] het laatste half uur gefilmd was. [slachtoffer] gaf aan dat ze niet wilde dat het filmpje op internet zou worden geplaatst. [slachtoffer] deed het raam open en verdachte klom naar binnen. [slachtoffer] wilde alles doen om het filmpje niet te laten publiceren. Vervolgens werd er een contract opgesteld tussen [slachtoffer] en verdachte met daarin de volgende tekst:
“Hierbij verklaard ondergetekende dat zij op verzoek van (verzonnen naam verdachte) uit Nijmegen porno op haar laptop zou bekijken na het verzorgen van haar lichaam. Hierdoor zal (verzonnen naam verdachte) haar verzekeren het eerder gemaakte filmpje niet zal worden gebruikt voor publieke functies/aangelegenheden. Het zal niet op internet worden vertoond en verspreiden. Het bekijken van de porno gebeurd in privésfeer. Ter controle zal iemand aanwezig zijn. Dit contract is in goed overleg ondertekend, indien hier van afgeweken wordt zullen hier maatregelen tegen worden getroffen.”
Ook is er tussen [slachtoffer] en verdachte gesproken over masturberen. Omdat het [slachtoffer] op een gegeven moment allemaal te veel werd, stelde verdachte voor om later op de avond terug te komen, zodat [slachtoffer] zich wat meer kon ontspannen. Verdachte is die avond/nacht ook nog teruggegaan naar de kamer van [slachtoffer].
Verdachte heeft [slachtoffer] niet daadwerkelijk gefilmd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde feit. De door [slachtoffer] afgelegde verklaring is gedetailleerd en consistent en wordt op belangrijke delen ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals het tussen verdachte en [slachtoffer] opgestelde contract, de verklaring van de vader van [slachtoffer], de verklaring van verdachte zelf, alsmede de overige incidenten in het dossier en de veroordeling van verdachte van 2 november 2010, waarbij telkens sprake was van een vergelijkbare modus operandi.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde feit. Het onder het tweede en derde gedachtenstreepje tenlastegelegde kan niet wettig en overtuigend worden bewezen. [slachtoffer] heeft zichzelf niet gevingerd in het bijzijn van verdachte en heeft ook niet haar vagina betast. De verklaring van [slachtoffer] op deze punten wordt niet door andere bewijsmiddelen ondersteund en dient – mede gelet op het feit dat ze tegen haar vader heeft gezegd ‘dat die jongen niets strafbaars had gedaan’ – derhalve in twijfel te worden getrokken. Evenmin heeft verdachte de (onder) broek van [slachtoffer] naar beneden getrokken. Hetgeen overblijft (het ontkleden) kan mogelijk als een ontuchtige handeling worden gekwalificeerd, maar uit de bewijsmiddelen volgt niet onomstotelijk dat verdachte opzet heeft gehad om [slachtoffer] ontuchtige handelingen tegen haar zin te laten verrichten.
[slachtoffer] heeft verklaard dat ze op 11 januari 2011 rond 18.15 uur op haar kamer was aan de [adres]. Er stond een jongen die met een ludieke actie bezig was. Ze filmden mensen en de meest opvallende filmpjes zouden op internet worden gezet. Hij zei dat hij haar het laatste half uur gefilmd had. Hij wist precies wat ze allemaal gedaan had, dus ze wist dat hij haar inderdaad gefilmd had. [slachtoffer] had net haar maandverband verwisseld. De gordijnen waren daarbij niet dicht. [slachtoffer] wilde beslist niet op internet komen. Verdachte stelde toen voor dat ze een contract zouden maken, dat hij het filmpje niet zou publiceren en dat [slachtoffer] ook iets moest doen. [slachtoffer] deed het raam open zodat verdachte naar binnen kon klimmen. Verdachte stelde voor dat [slachtoffer] een pornofilmpje zou kijken en zichzelf zou verzorgen; ze zou zichzelf moeten scheren in de schaamstreek. Omdat [slachtoffer] absoluut het filmpje niet op internet wilde hebben begon ze een contract te schrijven, maar volgens verdachte moest het worden getypt, omdat het anders niet geldig was. [slachtoffer] is toen gaan typen op haar laptop. De tekst in het contract kwam van verdachte. Toen [slachtoffer] het contract wilde veranderen zei verdachte dat ze niet flauw moest doen en dat hij anders het filmpje die avond nog zou plaatsen met haar naam erbij en dat ze op het internet zou komen met het verwisselen van het maandverband en haar behaarde kut. [slachtoffer] begon te huilen; ze wilde het allemaal niet. Uiteindelijk hoefde [slachtoffer] zich niet te scheren, maar ze moest zichzelf wel gaan vingeren. Ze ging op bed zitten, deed haar broek en onderbroek naar beneden en begin zichzelf te vingeren. Verdachte zei dat ze het niet goed deed. Hij zei dat ze haar tampon eruit moest halen. [slachtoffer] deed dit bij de wastafel. Toen ze weer op bed zat trok verdachte haar broek naar beneden tot op haar enkels. [slachtoffer] begon toen weer met vingeren. Ze raakte echter in paniek waarop verdachte zei dat ze het niet goed deed en dat ze zich niet aan het contract had gehouden, zodat hij het filmpje die avond toch zou plaatsen. Verdachte stelde voor om later op de avond terug te komen, zodat ze zich wat meer kon ontspannen. Toen hij weg was belde [slachtoffer] direct haar vader en een vriendin. Ze was helemaal overstuur. Haar vader heeft de politie gebeld, die meteen kwam. Ook haar vriendin is gekomen
De rechtbank acht op grond van deze verklaring van [slachtoffer], in onderlinge samenhang met hetgeen onder ‘de feiten’ reeds is vastgesteld, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 11 januari 2011 [slachtoffer] heeft aangerand op de wijze zoals is tenlastegelegd. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De verklaring van [slachtoffer] is gedetailleerd en consistent. Zij heeft zowel ten overstaan van de politie, als direct na het voorval tegen haar vader [vader slachtoffer], alsmede haar vriendin [vriendin slachtoffer] hetzelfde verhaal verteld, zonder het verhaal op enig moment groter te maken. Voorts wordt haar verklaring op belangrijke punten ondersteund, zoals door het contract dat is opgesteld en de verklaringen die verdachte zelf heeft afgelegd. De rechtbank acht hierbij van belang dat verdachte in het contract niet zijn eigen maar een valse naam heeft opgenomen en als zodanig heeft ondertekend. Dat verdraagt zich niet met een onschuldige studentenactie waarvoor legaal een contract zou worden opgemaakt. Bovendien heeft verdachte erkend dat [slachtoffer] in paniek raakte, hetgeen evenmin te rijmen valt met de door verdachte veronderstelde vrijwilligheid van haar handelen. De rechtbank heeft derhalve geen reden om aan de verklaring van [slachtoffer] te twijfelen. Het feit dat [slachtoffer] tegen haar vader zou hebben gezegd dat verdachte niets strafbaars zou hebben gedaan doet hier niet aan af. [slachtoffer] verkeerde in deze veronderstelling, omdat er tussen verdachte en haar een contract was opgesteld, maar dit wil nog niet zeggen dat hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard, niet daadwerkelijk is gebeurd. Bovendien heeft [slachtoffer] een vorm van autisme, waardoor zij veronderstelde dat contractueel vastgelegde handelingen – hoe verkeerd deze ook zijn - om die reden niet (meer) strafbaar kunnen zijn.
Door [slachtoffer] gedurende enige tijd te begluren en tegen haar te zeggen dat hij haar had gefilmd - hetgeen niet waar was – en dat hij dit filmpje op internet zou zetten als zij zich niet aan het contract zou houden, heeft hij [slachtoffer] door een feitelijkheid, alsmede door bedreiging met een feitelijkheid gedwongen tot het verrichten van seksuele handelingen die zij uit zichzelf niet wilde verrichten. Uit het feit dat verdachte in het contract een valse naam heeft gebruikt en uit zijn uitlating ter terechtzitting dat [slachtoffer] alles wilde doen om ervoor te zorgen dat het filmpje niet gepubliceerd werd, leidt de rechtbank af dat ook verdachte wist dat hetgeen hij deed niet juist was, waarmee verdachtes opzet op de dwang gegeven is.
Op 13 januari 2011 wordt er in de woning van verdachte in Nijmegen een laptop (Sony Vaio) aangetroffen. Op 4 september 2010 is deze laptop weggenomen uit de kamer van aangeefster [betrokkene]. De laptop kwam uit 2006 en had een waarde van € 999,-. [betrokkene] had aan niemand toestemming gegeven tot het wegnemen van de laptop.
Standpunt van de officier van justitie en de verdediging
Zowel de officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 primair tenlastegelegde feit. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde feit en de raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte ontkent dat er sprake is geweest van heling van de laptop.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij deze laptop ergens in de zomer op de universiteit heeft gekocht. Daar werden tweedehands goederen door studenten aangeboden. Bij de politie heeft hij verklaard dat hij € 75,- voor de laptop heeft betaald. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij hiervoor € 175,- heeft betaald. Verdachte heeft verklaard dat hij het een koopje vond. Hij wist niet of degene die hem de laptop verkocht ook de eigenaar was van de laptop. Ook kreeg hij er geen doos, handleiding of garantiebewijs bij geleverd.
Gelet op deze door verdachte afgelegde verklaringen is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de laptop redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze laptop van diefstal afkomstig was. De rechtbank acht derhalve – in samenhang met hetgeen de rechtbank reeds onder ‘de feiten’ heeft vastgesteld - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 11 januari 2011 te Nijmegen,
door een feitelijkheid en bedreiging met een feitelijkheid
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van (een)
ontuchtige handelingen, waarbij
- die [slachtoffer] zichzelf (in verdachtes bijzijn) deels heeft ontkleed en
- die [slachtoffer] zichzelf (in verdachtes bijzijn) heeft gevingerd, en
- verdachte de broek van die [slachtoffer] (verder) heeft
uitgetrokken,
en waarbij de feitelijkheid en/of welke bedreiging met een feitelijkheid er in
heeft bestaan
- dat verdachte die [slachtoffer] (kennelijk) enige tijd heeft begluurd en
- dat verdachte (daarna) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij filmopnames
had gemaakt waarop haar vagina te zien was en/of waarop te zien was dat zij
haar maandverband verschoonde/verwisselde en/of
- dat verdachte (vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij die
beelden op internet zou zetten indien zij zich niet, in zijn bijzijn, zou
vingeren;
2.
hij in de periode van 4 september 2010 tot en met 12 januari 2011
te Nijmegen,
een laptop (merk Sony Vaio) voorhanden heeft gehad,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die
laptop, redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door diefstal, was verkregen;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 16 april 2011;
• een advies van Reclassering Nederland, gedateerd 25 februari 2011;
• een aanvullend advies van Reclassering Nederland, d.d. 27 mei 2011;
• een rapportage, opgemaakt door psycholoog drs. [psycholoog], d.d. 18 mei 2011;
• een rapportage, opgemaakt door psychiater drs. [psychiater], d.d. 23 mei 2011.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft [slachtoffer] gedwongen tot het verrichtten van seksuele handelingen, door doelbewust bij een studentencomplex rond te hangen en, zodra hij [slachtoffer] in haar kamer had begluurd, door leugenachtigheden haar te bewegen die seksuele handelingen te verrichten. [slachtoffer] vindt hier tot op heden nog steeds de psychische gevolgen van. [slachtoffer] heeft PDD-NOS, een vorm van autisme, waardoor het feit een extra grote impact op haar heeft gehad. [slachtoffer] durfde niet meer op haar eigen kamer te slapen en is – na eerst een maand bij haar ouders te hebben gewoond – verhuisd. Ook heeft ze, als gevolg van concentratieproblemen, studievertraging opgelopen. Inmiddels heeft een psychiater vastgesteld dat er bij haar sprake is van een post traumatische stressstoornis. Na de rechtszaak start de behandeling.
Voorts is gebleken dat verdachte in november 2010 ook reeds is veroordeeld voor een soortgelijk feit, waarvoor verdachte momenteel nog in een proeftijd loopt. Toen en ook nu weer lijkt verdachte geen, althans onvoldoende, inzicht te vertonen in zijn delictgedrag. Hij heeft weliswaar aangegeven ditmaal wellicht te ver te zijn gegaan, maar hij heeft tevens verklaard zich wel vaker op te houden in de buurt van studentencomplexen en meisjes aan te spreken en hiervan niet het probleem in te zien. Het recidiverisico wordt door de deskundigen dan ook als hooggemiddeld ingeschat. De motieven van verdachte zijn helaas onduidelijk gebleven, omdat hij gedurende de deskundigenonderzoeken niet meer openheid van zaken heeft willen geven. Hierdoor is het ook niet mogelijk gebleken een eenduidige diagnose te geven. Dit betreurt de rechtbank en het baart haar ook zorgen. Door de deskundigen wordt een klinische observatie in een forensisch psychiatrische kliniek aanbevolen, maar gelet op de duur van de op te leggen straf is dit in het kader van deze strafzaak niet realiseerbaar.
Gelet hierop zal de rechtbank volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf, waarvan een deel voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Dit voorwaardelijk deel dient als stok achter de deur, om verdachte te proberen ervan te doordringen dat zijn handelen niet toelaatbaar is. De reclassering dient hierbij een vinger aan de pols te houden. De rechtbank zal in de bijzondere voorwaarde niet opnemen dat verdachte zich dient te laten behandelen bij Kairos ingeval de reclassering dit nodig acht, aangezien niet eenduidig is vastgesteld wat verdachtes problematiek is en dus niet duidelijk is of een behandeling bij Kairos wel aangewezen is.
De rechtbank ziet voorts geen toegevoegde waarde in het opleggen van een straatverbod voor de [adres], aangezien verdachte zich bij diverse studentencomplexen over heel Nijmegen ophoudt. De rechtbank zal de eis van de officier van justitie op dit punt derhalve niet volgen.
De op te leggen straf is lager dan de straf die door de officier van justitie is geëist. Zowel uit de deskundigenrapportages als uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat zijn baan erg belangrijk is voor verdachte, omdat dit structuur en duidelijkheid in zijn leven aanbrengt. De rechtbank acht het dan ook van groot belang dat verdachte zijn baan kan behouden.
Gelet op de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, dient de voorlopige hechtenis te worden opgeheven.
6a. De beoordeling van de civiele vorde¬ringen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een bedrag van € 1.152,20 aan materiële schade, bestaande uit reiskosten en verhuiskosten, en een bedrag van € 1.750,- aan immateriële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden. De vraag is nu op welk bedrag deze schade moet worden vastgesteld. De benadeelde partij heeft ter onderbouwing van de vordering een lijst aan de vordering gehecht met de reis- en verhuiskosten die zij zou hebben gemaakt. Aangezien echter niet duidelijk is welke kosten daadwerkelijk door de benadeelde partij zijn gemaakt en welke door haar ouders kan de rechtbank niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden schade juist is. De rechtbank maakt dan ook gebruik van haar bevoegdheid de schade te schatten en is van oordeel dat in ieder geval een bedrag van
€ 500,- aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag zal toewijzen aan de benadeelde partij. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank acht voldoende bewezen dat de benadeelde partij door het handelen van verdachte immateriële schade heeft geleden en dat zij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade passend is. Zij is echter van oordeel dat in ieder geval een bedrag van € 500,- aan schadevergoeding op zijn plaats is, zodat zij dit bedrag aan de benadeelde partij zal toewijzen. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat een nader onderzoek van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Voor het toewijsbare deel van de vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
6b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie juist. Zij zal derhalve de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de rechtbank Arnhem d.d.2 november 2010.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 14h, 14i, 14j, 24c, 27, 36f, 57, 246 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 7 (zeven) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet veroordeelde zich melden bij Reclassering Nederland, locatie Nijmegen. Hierna moet hij zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering dat gedurende deze perioden nodig acht.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel voorlopige hechtenis van veroordeelde voornoemd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer] te betalen € 1.000,- (zegge duizend euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding ad € 1.000,-, subsidiair 20 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen € 1.000,-, (zegge duizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
DE BESLISSING OP DE VORDERING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Arnhem, d.d. 2 november 2010, onder parketnummer 05/505540-09.
mrs. A.J.H. Steenweg (voorzitter), M.M.L.A.T. Doll en M.F. Gielissen,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 juni 2011.
mr. Steenweg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.