Parketnummer : 05/703235-10
Data zitting : 11 februari 2011, 29 april 2011 (pro forma) en 24 juni 2011
Datum uitspraak : 8 juli 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : ,
thans gedetineerd in PI Flevoland - HvB Almere Binnen te Almere.
Raadsman : mr. R.A.C. Frijns, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 november 2010 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] (eigenaar van [naam smid] Goudsmid) heeft gedwongen tot de afgifte van diverse sieraden (twee doosjes met een aantal (5) setjes oorbellen en/of een aantal (6) ringen en/of diverse zilveren ringen en/of een halsketting en/of een bedelarmband), en/of (daarbij)met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse sieraden (een aantal (5) ringen (witgoud met geelgoud waarvan 3 met briljant)en/of
een (zwart)horloge (merk Jacques Lemans) en/of
een (bruin) horloge (merk Jacques Lemans) en/of
een (goudkleurige) ring (merk pas, half alliance) en/of
een aantal (2) ringen (merk Apero, edelstaal) en/of
een ketting (merk Bunt)en/of
een aantal (4) ringen (met witgoud en geelgoud waarvan 2 met briljant) en/of
een aantal (2) ringen (merk Cardillac, witgoud met geelgoud waarvan 1 met briljant) en/of
een aantal (2) horloges (merk Danish Design) en/of
een aantal (2) horloges (merk Tamawa) en/of
een ketting (merk Tamawa) en/of
een aantal (4) (goudkleurige) ringen (merk Niessing) en/of
een (goudkleurige) ring (merk Niessing, met drie briljantjes) en/of
een (goudkleurige) ring (merk Niessing, goudgeel mat) en/of
een ring (merk Niessing, edelstaal) en/of
een (goudkleurige) ring (merk Niessing, met briljant))
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke afpersing en/of diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die afpersing en/of die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte de juwelierszaak van die [slachtoffer] is binnen gegaan en (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (dwingend) de woorden heeft toegevoegd "ik wil al het geld" en/of "ik wil alles" en/of "ik wil juwelen of wat dan ook" althans woorden van gelijke aard of strekking en/of (vervolgens) (daarbij) een tas, waarin een vuurwapen (pistool) duidelijk zichtbaar aanwezig was, heeft geopend en getoond aan die [slachtoffer] en/of dat vuurwapen (pistool) op een voor die [slachtoffer] (duidelijk) zichtbare wijze heeft vastgehouden; art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht;
2.
hij op of omstreeks 3 november 2010 te Huissen, gemeente Lingewaard, [omstander] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend (nadat hij zojuist een overval had gepleegd) met zijn vinger naar die [omstander] heeft gewezen en/of (daarbij) voornoemde [omstander] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "niet fucken anders schiet ik je dood" en/of "Ik waarschuw je als
je me verraad dan heb je een probleem", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 3 november 2010 te Huissen, gemeente Lingewaard, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een pistool, dat door zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, Beretta, model 92 FS, kaliber 9 mm para, voorhanden heeft gehad.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 24 juni 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.A.C. Frijns, advocaat te Arnhem.
3. De beslissing inzake het bewijs
Feit 2:
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij aangever [omstander] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling. De in de tenlastelegging opgenomen bewoordingen “niet fucken anders schiet ik je dood” zijn gebaseerd op hetgeen door aangever is verklaard. Deze woorden, worden niet ondersteund door enig ander wettig bewijsmiddel, zodat verdachte van dit deel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
De overig tenlastegelegde bewoordingen, namelijk “Ik waarschuw je, als je me verraadt dan heb je een probleem”, zijn door verdachte niet bestreden.
Om tot een veroordeling te kunnen komen van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, dient te worden gedreigd met enig misdrijf. De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte gebezigde en niet bestreden uitlating, niet kan worden beoordeeld als een bedreiging als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 is tenlastege¬legd en zal verdachte van feit 2 vrijspreken.
Feit 1:
Ten aanzien van het tenlastegelegde is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 80 e.v.;
- proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 197 e.v.;
- bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 juni 2011.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 3 november 2010 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] (eigenaar van [naam smid] Goudsmid) heeft gedwongen tot de afgifte van diverse sieraden (twee doosjes met een aantal (5) setjes oorbellen en een aantal (6) ringen en diverse zilveren ringen en een halsketting en een bedelarmband), en heeft weggenomen diverse sieraden ( een aantal (5) ringen (witgoud met geelgoud waarvan 3 met briljant) en
een (zwart)horloge (merk Jacques Lemans) en
een (bruin) horloge (merk Jacques Lemans) en
een (goudkleurige) ring (merk pas, half alliance) en
een aantal (2) ringen (merk Apero, edelstaal) en
een ketting (merk Bunt)en
een aantal (4) ringen (met witgoud en geelgoud waarvan 2 met briljant) en
een aantal (2) ringen (merk Cardillac, witgoud met geelgoud waarvan 1 met briljant) en
een aantal (2) horloges (merk Danish Design) en
een ketting (merk Tamawa) en
een aantal (4) (goudkleurige) ringen (merk Niessing) en
een (goudkleurige) ring (merk Niessing, met drie briljantjes) en
een (goudkleurige) ring (merk Niessing, goudgeel mat) en
een ring (merk Niessing, edelstaal) en
een (goudkleurige) ring (merk Niessing, met briljant))
toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke afpersing werd voorafgegaan en vergezeld bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die afpersing voor te bereiden en gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte de juwelierszaak van die [slachtoffer] is binnen gegaan en (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, (dwingend) de woorden heeft toegevoegd "ik wil al het geld" en "ik wil alles" en "ik wil juwelen of wat dan ook" althans woorden van gelijke aard of strekking en(daarbij) een tas, waarin een vuurwapen duidelijk zichtbaar aanwezig was, heeft geopend en getoond aan die [slachtoffer] en/of dat vuurwapen op een voor die [slachtoffer] (duidelijk) zichtbare wijze heeft vastgehouden.
Feit 3:
Ten aanzien van het tenlastegelegde is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- proces-verbaal verhoor verdachte, p. 204 en 214;
- proces-verbaal omschrijving wapens en munitie, p. 289 e.v.;
- bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 juni 2011.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 3 november 2010 te Huissen, gemeente Lingewaard, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een pistool, dat door zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, Beretta, model 92 FS, kaliber 9 mm para, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Afpersing
Ten aanzien van feit 3:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een wapen van categorie I, onder 7º.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Over verdachte is een monodisciplinair rapport opgemaakt door drs. [psycholoog], klinisch psycholoog, gedateerd 8 februari 2011, waarin wordt geconcludeerd dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten sprake was van een ziekelijke stoornis dan wel gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, zodat verdachte alstoen wel inzicht had in de wederrechtelijkheid van de begane feiten, maar hij zijn wil enigszins verminderd conform een dergelijk besef kon bepalen, zodat hij als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt.
De rechtbank neemt deze conclusie over. Overeenkomstig deze conclusie kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte voor alle tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt behandeling bij [kliniek] of een soortgelijke instelling en voorts met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Standpunt verdediging
I.
Door de raadsman is aangevoerd dat onderhavige zaak een categorie “A”-zaak is en dat verdachte ingevolge hiervan geen afstand had mogen doen van het recht op consultatiebijstaand voorafgaand aan het politieverhoor.
II.
De politie en het Openbaar Ministerie zijn er onterecht van uitgegaan dat ten tijde van de aanhouding de heterdaadsituatie nog bestond. Nu geen sprake meer was van een heterdaadsituatie had verdachte buiten heterdaad moeten worden aangehouden met toestemming van de officier van justitie. Nu deze toestemming ontbrak, is de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest, aldus de raadsman.
Vorenstaande vormfouten dienen volgens de raadsman te worden gecompenseerd door strafvermindering.
De raadsman heeft eveneens gepleit voor oplegging van een klinische verslavingsbehandeling met ingang van 12 juli 2011 bij [kliniek], zodat sprake is van een juridisch kader.
Beoordeling standpunten
Ad I.
De rechtbank is van oordeel dat los van de beoordeling of onderhavige zaak een categorie “A” of “B”- zaak is, verdachte geen nadeel heeft ondervonden zoals bedoeld in artikel 359a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De raadsman is op 3 november 2010 omstreeks 23:00 uur in kennis gesteld van de inverzekeringstelling van verdachte. Hem is aangegeven dat het verhoor op 4 november 2010 zou gaan plaatsvinden. Voorts is op 4 november 2010 gewacht met de aanvang van het verhoor tot 09:00 uur, waardoor is voldaan aan de eis dan men vanaf 07:00 uur ten minste twee uur moet wachten op de komst van de raadsman. Vervolgens is de raadsman verschenen en heeft verdachte zijn bekennende verklaring met betrekking tot de onderhavige feiten eerst nadien afgelegd.
Ad II.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn stelling dat ten tijde van de aanhouding de heterdaadsituatie niet meer bestond. Binnen de geldende jurisprudentie wordt geen vaste tijd genoemd voor het verschil tussen aanhoudingen op of buiten heterdaad. De overval heeft op 3 november 2010 in de middag plaatsgevonden, waarna om 14:10 uur een melding bij de politie is binnengekomen. Na alarmering van de politie is een onderzoek gestart, waarbij signalementen zijn verzameld door het horen aangever en van getuigen.
Voorts is door diverse politie eenheden uitgekeken naar de dader en is gebruik gemaakt van het KLPD, Dienst Luchtvaart, en de media waaronder TV Gelderland en Burgernet. Door TV Gelderland is een teletekstbericht geplaatst met betrekking tot de overval. Door de verbalisanten is in het proces-verbaal van aanhouding opgenomen dat zij tot het moment van aanhouding van verdachte op 3 november 2010 te 20:15 uur, onafgebroken met het onderzoek bezig zijn geweest. De rechtbank is van oordeel dat, ondanks dat de aanhouding een aantal uren na het gepleegde feit heeft plaatsgevonden, deze binnen de heterdaadsituatie valt doordat er onafgebroken opsporing is verricht.
Conclusie
Nu er geen sprake is van onherstelbare vormverzuimen waardoor verdachte nadeel heeft ondervonden, heeft de rechtbank geen reden om over te gaan tot strafvermindering.
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 3 mei 2011;
• een reclasseringsrapportage van het Leger des Heils, gedateerd 10 februari 2011;
• een psychologisch pro justitia rapport van drs. [psycholoog], klinisch psycholoog, gedateerd 8 februari 2011;
• een opnamebevestiging van [kliniek] te Lunteren, door de raadsman van verdachte op 10 juni 2011 gefaxt.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft als gevolg van zijn sofdrugsverslaving een brutale overval op een juwelier gepleegd om aan geld te komen om in deze verslavingsbehoefte te voorzien. Hij heeft daarbij gebruik gemaakt van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en dit aan zijn slachtoffer getoond om zijn eis voor geld of sieraden kracht bij te zetten. Een dergelijk feit is voor de betrokkenen vaak erg ingrijpend, zoniet traumatiserend. Ook getuigen die na de afpersing met verdachte werden geconfronteerd, zijn in ernstige mate geschokt. Een overval als deze brengt doorgaans een enorme inbreuk op het gevoel van veiligheid met zich, zowel binnen de maatschappij als bij de slachtoffers.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten kan voor een dergelijk ernstig feit een gevangenisstraf worden opgelegd voor de duur van dertig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk. De rechtbank is echter van oordeel dat er omstandigheden zijn hiervan af te wijken.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat zij verdachte zal vrijspreken van feit 2. Tevens neemt de rechtbank de jeugdige leeftijd van verdachte (verdachte is enkele maanden voor het delict 18 jaar geworden) in overweging evenals het feit dat verdachte geen relevante documentatie heeft. Tot slot houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte op actieve wijze heeft meegewerkt aan het terugbezorgen van de buit en het feit dat hij ten tijde van het plegen van het feit enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was. Gelet op het feit dat verdachte gemotiveerd is van zijn verslaving af te komen en de rechtbank het belang van opname en behandeling door groot Batelaar ziet, zal de rechtbank tot een andere strafoplegging komen dan de eis van de officier van justitie. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, aanleiding aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich gedurende de gehele proeftijd van twee jaren zal houden aan de aanwijzingen van de Reclasse¬ring, en met ingang van 12 juli 2011 de opname te bevelen in [kliniek] of in een andere door de Reclassering aan te wijzen soortgelijke instelling voor de duur van ten hoogste 12 maanden of zoveel korter als de leiding van de inrichting in overleg met de reclassering wenselijk acht.
Gelet op de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank de voorlopige hechtenis opheffen met ingang van het moment dat verdachte op 12 juli 2011 door middel van justitieel vervoer bij [kliniek] is binnengebracht en deze straf gelijk is aan de duur van de al ondergane voorlopige hechtenis.
Standpunt officier van justitie
Ten aanzien van de inbeslaggenomen een nog niet teruggegeven witgouden ring met 7 zirkoniastenen, heeft de officier van justitie gevorderd dat deze verbeurd wordt verklaard.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling rechtbank
Ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp overweegt de rechtbank dat zij niet in staat is een persoon als rechthebbende van het goed aan te merken zodat zij daarom de bewaring van het voorwerp ten behoeve van de rechtheb¬bende zal bevelen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 91 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 13, 55 en 56 van de Wet Wapens en Munitie.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 612 (zeshonderdtwaalf) dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 360 (driehonderdzestig) dagen niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- Verdachte zal zich op 12 juli 2011 te 13.00 uur laten opnemen en verblijven in [kliniek] te Lunteren, nadat hij door middel van justitieel vervoer daar naartoe is gebracht, teneinde zich klinisch te laten behandelen voor zolang als de inrichting dit noodzakelijk acht, maar maximaal voor de duur van 12 maanden. Veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van [kliniek] zullen worden gegeven;
- Veroordeelde dient zich gedurende de gehele proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de (stichting) Reclassering Nederland zullen worden gegeven, voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het moment dat veroordeelde op 12 juli 2011 door het justitieel vervoer bij [kliniek] te Lunteren is aangevoerd.
Aldus gewezen door:
mr. P.C. Quak, als voorzitter, mr. A.M. van Gorp en mr. M.G.J. Post, rechters,
in tegenwoordigheid van E. Terlouw-Boeijink, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juli 2011.