Parketnummer : 05/720830-10
Data zittingen : 24 november 2010, 11 mei 2011, en 29 juni 2011
Datum uitspraak : 13 juli 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in Vught PPC, Lunettenlaan 501 Vught.
Raadsman : mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 augustus 2010 op de openbare weg te Schaarsbergen,
gemeente Arnhem, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen
tot de afgifte van een personenauto (merk Volkswagen, type Golf met kenteken
[x]), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar Golf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld
en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat hij, verdachte, de punt van een schroevendraaier in de nek van die [benadeelde partij]
heeft geduwd en/of
dat hij, verdachte, tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat hij, verdachte, iedereen
ging vermoorden en/of
dat hij, verdachte, tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat hij, verdachte, hem, die
[benadeelde partij], wilde vermoorden en/of
dat hij, verdachte, tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat hij, die [benadeelde partij], kon
kiezen of hij als eerste of als laatste vermoord ging worden en/of
dat hij, verdachte, die [benadeelde partij] dreigende de woorden heeft toegevoegd: "Geef de
sleutel, de auto ben je kwijt. Je vroeg er zelf om dat ik de auto van je
afpak.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
dat hij, verdachte, die [benadeelde partij] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Je wil
dood, je wil dood. Dus dan ga je dood.", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking en/of
dat hij, verdachte, die [benadeelde partij] meermalen, althans eenmaal, heeft gebeten en/of
dat hij, verdachte, die [benadeelde partij] met een tang heeft geslagen;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 17 augustus 2010 op de openbare weg te Schaarsbergen,
gemeente Arnhem, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen een personenauto (merk Volkswagen, type Golf met kenteken
[x]), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar Golf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en)
dat hij, verdachte, de punt van een schroevendraaier in de nek van die [benadeelde partij]
heeft geduwd en/of
dat hij, verdachte, tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat hij, verdachte, iedereen
ging vermoorden en/of
dat hij, verdachte, tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat hij, verdachte, hem, die
[benadeelde partij], wilde vermoorden en/of
dat hij, verdachte, tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat hij, die [benadeelde partij], kon
kiezen of hij als eerste of als laatste vermoord ging worden en/of
dat hij, verdachte, die [benadeelde partij] dreigende de woorden heeft toegevoegd: "Geef de
sleutel, de auto ben je kwijt. Je vroeg er zelf om dat ik de auto van je
afpak.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
dat hij, verdachte, die [benadeelde partij] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Je wil
dood, je wil dood. Dus dan ga je dood.", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking en/of
dat hij, verdachte, die [benadeelde partij] meermalen, althans eenmaal, heeft gebeten en/of
dat hij, verdachte, die [benadeelde partij] met een tang heeft geslagen;
hij in of omstreeks de periode van 11 juli 2010 tot en met 17 augustus 2010 te
Arnhem, althans in Nederland, (telkens) zijn moeder [moeder verdachte] en/of zijn
vader [vader verdachte] en/of zijn broer [broer verdachte] heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat
verdachte opzettelijk voornoemde [moeder verdachte] en/of [vader verdachte] en/of [broer verdachte] dreigend de woorden heeft toegevoegd :"Ik maak je dood. Ik maak jullie
allemaal kapot, jullie gaan er aan." en/of "Ga nog even zo door, dan ga je er
aan. Iedereen hier gaat er aan." althans (telkens) woorden van gelijke
dreigende aard of strekking en/of dat hij, verdachte, aan/tegen [benadeelde partij]
heeft verteld/gezegd dat hij, verdachte, zijn ouders en zijn broers wilde
vermoorden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 29 juni 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1. en 2. tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en voorts dat veroordeelde ter beschikking wordt gesteld met verpleging van overheidswege. Verder vordert de officier van justitie dat de in beslag genomen tangen verbeurd worden verklaard en de schroevendraaiers worden geretourneerd aan rechthebbende eigenaar [naam].
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen worden de navolgende feiten, die verder ook niet ter discussie staan, vastgesteld:
[benadeelde partij] heeft op 17 augustus 2010 op de openbare weg te Schaarsbergen, gemeente Arnhem, een personenauto merk Volkswagen, type Golf met kenteken [x], toebehorende aan
[eigenaar Golf], achtergelaten in het bezit van verdachte.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de afpersing en de diefstal met geweld niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. [benadeelde partij] liep weg uit de auto het bos in. Verdachte heeft lange tijd in de auto gewacht en toen [benadeelde partij] maar niet terug kwam, werd verdachte het wachten beu en is met de auto naar zijn huis gereden. Thuis aangekomen heeft hij de sleutels van de auto aan zijn moeder overhandigd. Dit wordt ook bevestigd door zijn moeder. Dat verdachte naar huis is gereden en de sleutels heeft afgeven past niet bij het scenario van iemand die een auto heeft gestolen. Daarnaast kunnen de verwondingen van [benadeelde partij] ook zijn ontstaan doordat hij door het bos is gelopen en zich aldaar aan een tak heeft verwond, de opgelopen verwondingen hebben geen verband met het feit. Verder stelt de verdediging grote vraagtekens bij de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde partij]. In de eerste verklaring stelt [benadeelde partij] dat de bedreigingen pas begonnen waren ter hoogte van het pannenkoekenhuis en in de tweede verklaring stelt hij dat de bedreigingen al veel eerder op de weg waren geuit. In de eerste verklaring zegt [benadeelde partij] niets over een mes, maar in zijn tweede verklaring komt opeens het mes naar voren. Ook ten aanzien van de autosleutels en het bedreigen of slaan met de tang legt [benadeelde partij] steeds wisselende verklaringen af. Tevens is het vreemd dat verdachte de schroevendraaier links in de nek van [benadeelde partij] zou hebben geduwd, terwijl [benadeelde partij] de auto bestuurde en verdachte naast hem in de auto zat. Verdachte zou dan helemaal om [benadeelde partij] heen hebben moeten buigen om hem aan die kant te kunnen bedreigen. Vervolgens is de verklaring van de broer van verdachte [broer verdachte] van belang, [benadeelde partij] heeft verklaard dat hij tegen [broer verdachte] zou hebben gezegd dat hij door verdachte was bedreigd, terwijl [broer verdachte] zelf heeft gezegd dat [benadeelde partij] daarover niets tegen hem heeft gezegd. De verklaring van aangever [benadeelde partij] wordt op belangrijke punten niet ondersteund door ander bewijs en de verklaring van verdachte wordt niet overtuigend genoeg tegengesproken. Eigenlijk weten we niet wat er gebeurd is, dus verzoekt de verdediging om vrijspraak van dit feit.
Beoordeling
Aangever [voornaam benadeelde partij] [benadeelde partij] heeft bij de politie verklaard dat verdachte, terwijl deze naast hem in de auto zat, een punt van een schroevendraaier in zijn nek duwde. [benadeelde partij] heeft ook verklaard dat verdachte vervolgens heeft gezegd: ‘dat hij iedereen ging vermoorden’ en dat verdachte ook tegen hem heeft gezegd dat: ‘hij [benadeelde partij] wilde vermoorden.’ Verdachte vertelde [benadeelde partij] dat hij ‘kon kiezen of hij als eerste of als laatste vermoord ging worden.’ [benadeelde partij] heeft verder verklaard dat verdachte tegen hem heeft gezegd: ‘geef de sleutel, de auto ben je kwijt’ en ‘je vroeg er zelf om dat ik je auto afpak’ en ‘je wil dood, je wil dood! Dus dan ga je dood.’ Daarnaast heeft [benadeelde partij] verklaard dat verdachte hem ‘op enig moment met een tang sloeg.’ Tenslotte heeft [benadeelde partij] verklaard dat hij de broer van verdachte, [broer verdachte], heeft gebeld om hem op te halen. [eigenaar schroevendraaie[benadeelde partij] heeft daarover verklaard dat: ‘ik hem vertelde wat er gebeurd was en dat ik de politie had gebeld. [broer verdachte] zei dat ik gelijk had en dat [verdachte] (de rechtbank leest [verdac[verdachte]) helemaal aan het doordraaien was. Toen kreeg [broer verdachte] een telefoontje van zijn moeder. Zij zei dat [verdachte] daar was […]. ’
De verklaring van aangever [benadeelde partij] wordt ondersteund door de verklaring van de moeder van verdachte. De moeder van verdachte heeft namelijk bij de politie onder meer verklaard: ‘mijn zoon [broer verdachte] en ik waren bij mij thuis. [broer verdachte] werd aan het einde van de middag gebeld door [voornaam benadeelde partij] (de rechtbank leest [voornaam benadeelde partij] [benadeelde partij]). [voornaam benadeelde partij] vertelde [broer verdachte] dat [verdachte] hem bedreigd had en zijn auto afgepakt had.’
Verdachte had volgens aangever een aantal tangen bij zich. Dit deel van zijn verklaring wordt ondersteund door het aantreffen van twee schroevendraaiers en twee waterpomptangen in de in beslag genomen personenauto, met kenteken [x].
Dat de punt van de schroevendraaier in de linkerkant van de nek van aangever is geduwd, is niet onbegrijpelijk, nu aangever heeft verklaard dat verdachte hem eerst met zijn linkerarm om zijn nek stevig vastpakte en meteen daarna met zijn rechterhand de schroevendraaier in zijn nek duwde.
De rechtbank acht de verklaringen van aangever, gezien het bovenstaande steunbewijs geloofwaardig en betrouwbaar. Dat de door aangever afgelegde verklaringen op enkele ondergeschikte details van elkaar afwijken, doet daar niets aan af. Het door verdachte geschetste scenario, dat aangever zomaar het bos was ingelopen en maar niet terug kwam, waarop verdachte maar met de auto naar huis is gereden, is niet aannemelijk geworden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 17 augustus 2010 op de openbare weg te Schaarsbergen,
gemeente Arnhem, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen
tot de afgifte van een personenauto (merk Volkswagen, type Golf met kenteken
[x]), geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar Golf], welk geweld
en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat hij, verdachte, de punt van een schroevendraaier in de nek van die [benadeelde partij]
heeft geduwd en
dat hij, verdachte, tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat hij, verdachte, iedereen
ging vermoorden en
dat hij, verdachte, tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat hij, verdachte, hem, die
[benadeelde partij], wilde vermoorden en
dat hij, verdachte, tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat hij, die [benadeelde partij], kon
kiezen of hij als eerste of als laatste vermoord ging worden en
dat hij, verdachte, die [benadeelde partij] dreigende de woorden heeft toegevoegd: "Geef de
sleutel, de auto ben je kwijt. Je vroeg er zelf om dat ik de auto van je
afpak.", en
dat hij, verdachte, die [benadeelde partij] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Je wil
dood, je wil dood. Dus dan ga je dood.", en
dat hij, verdachte, die [benadeelde partij] met een tang heeft geslagen;
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen worden de navolgende feiten, die verder ook niet ter discussie staan, vastgesteld:
In de periode van 11 juli 2010 tot en met 17 augustus 2010 te Arnhem, heeft verdachte meerdere malen tegen zijn familie, te weten [moeder verdachte], [vader verdachte] en [broer verdachte], dreigende woorden geuit.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Standpunt verdediging
Er is geen aangifte van bedreiging gedaan door de familie van verdachte. Terwijl dit wel een belangrijk bewijsmiddel zou zijn, nu er alleen proces-verbaal van de politie is en er veel hectiek is geweest. Dan is het maar de vraag of dat proces-verbaal bevindingen voldoende is. Verdachte heeft aangegeven dat hij weleens bedreigende bewoordingen tegen zijn familie heeft gebezigd, maar niet de bewoordingen in de tenlastelegging. De verdediging is van mening dat er onvoldoende bewijs is en verzoekt dus om vrijspraak.
Beoordeling
[benadeelde partij] heeft bij de politie verklaard dat: ‘[verdachte] (de rechtbank leest [verdachte]) hem vertelde dat hij zijn ouders en zijn broers wilde vermoorden.’
De moeder van verdachte heeft bij de politie als volgt verklaard: ‘in het weekend van 10 en 11 juli 2010 waren [broer verdachte] (de rechtbank leest [broer verdachte]), mijn man (de rechtbank leest [vader verdachte]), [verdachte] en ik (de rechtbank leest [moeder verdachte]) thuis aan het koffie drinken. Uit het niets begon [verdachte] mij te bedreigen. Ik hoorde [verdachte] zeggen: ‘Ik maak je dood. Ik maak jullie allemaal kapot, jullie gaan eraan.’ Een week daarna was ik alleen thuis […] Ik hoorde [verdachte] schreeuwen: ‘ga nog even zo door, dan ga je eraan. Iedereen hier gaat eraan.’
De stiefvader van verdachte heeft bij de politie verklaard dat verdachte het eerste weekend nadat hij hem uit de gevangenis had opgehaald, meteen bedreigende taal uitte. Hij hoorde [verdachte] zeggen dat hij hen dood wilde maken en heeft hem dat meerdere keren horen zeggen en hoorde hem ook zeggen dat hij hen wilde neersteken. Tenslotte verklaart hij dat verdachte hen al vaker met de dood heeft bedreigd.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is niet vereist dat er een aangifte is gedaan. Wel is onder meer vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. Degene die deze bedreiging heeft moeten ondergaan is bij uitstek geschikt om hierover te verklaren.
De moeder van verdachte heeft bij de politie verklaard: ‘wij proberen altijd te zorgen dat ik niet alleen thuis ben in verband met [verdachte]. Wij weten niet of hij nu wel te vertrouwen is. Vorige week wilde [verdachte], [broer verdachte] te lijf gaan. […] Ik kreeg er helemaal de rillingen van. […] [verdachte] is erg in de war en heeft psychische hulp nodig voordat het helemaal uit de hand loopt.’ De stiefvader van verdachte heeft bij de politie verklaard dat: ‘[verdachte] ook verschillende mensen heeft gevraagd om een vuurwapen. Ik heb dit zelf van deze mensen gehoord.’ De ouders van verdachte hebben bij de politie aangegeven dat hij hen heeft bedreigd met de dood en dat ze denken dat hij dat ook daadwerkelijk zal gaan doen en dat ze erg angstig zijn. Gezien de aard van de bedreigingen en de omstandigheden waaronder deze zijn geschied, is de rechtbank van oordeel dat bij de betrokkenen de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen.
De rechtbank acht gezien het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 11 juli 2010 tot en met 17 augustus 2010 te
Arnhem, (telkens) zijn moeder [moeder verdachte] en zijn
vader [vader verdachte] en zijn broer [broer verdachte] heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, hierin bestaande dat
verdachte opzettelijk voornoemde [moeder verdachte] en [vader verdachte] en [broer verdachte] dreigend de woorden heeft toegevoegd :"Ik maak je dood. Ik maak jullie
allemaal kapot, jullie gaan er aan." en "Ga nog even zo door, dan ga je er
aan. Iedereen hier gaat er aan." en dat hij, verdachte, aan/tegen [benadeelde partij]
heeft verteld/gezegd dat hij, verdachte, zijn ouders en zijn broers wilde
vermoorden;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
‘bedreiging met enig misdaad tegen het leven gericht, meermalen gepleegd’
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten, met name ook niet uit de hierna te noemen deskundigenrapportage van het PBC.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 26 mei 2011; en
• een voorlichtingsrapport van NIFP locatie PBC, gedateerd 25 mei 2011, betreffende verdachte; en
• een voorlichtingsrapport van GGZ IrisZorg unit Arnhem, gedateerd 12 november 2010, betreffende verdachte; en
• een Pro Justitia rapportage, opgesteld door psychiater [psy[psychiater] gedateerd 22 december 2007, betreffende verdachte.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en voorts dat veroordeelde ter beschikking wordt gesteld met verpleging van overheidswege. Ondanks dat er sprake is van een weigerende observandus ligt er wel een oude rapportage van psychiater [psychiater], waarin een psychische stoornis bij verdachte is vastgesteld. De onderzoekers van het PBC sluiten schizofrenie dan ook niet uit. Daarnaast ligt er nog een uitgebreid rapport van de reclassering, waarin tevens verwezen wordt naar een schizofrene stoornis en verslaving. Het gaat om een delict waarop meer dan 4 jaar gevangenisstraf staat. Daarmee is er voldaan aan de vereisten voor het opleggen van tbs.
Verder vordert de officier van justitie dat de in beslag genomen tangen verbeurd worden verklaard en de schroevendraaiers worden geretourneerd aan rechthebbende eigenaar [eigenaar schroevendraaie[benadeelde partij].
Standpunt verdediging
De gevorderde tbs is opvallend te noemen, aangezien het rapport van het PBC geen duidelijkheid geeft over de geestestoestand van verdachte. Dit is weliswaar strikt genomen geen beletsel. Er zijn wel gevallen bekend dat er tbs werd opgelegd, ondanks dat verdachte niet meewerkte aan het onderzoek en het PBC daardoor geen ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling kon vaststellen. Dit was onlangs het geval bij een zaak van het hof Arnhem (LJN BQ 4981). In dat geval had de verdachte ook niet meegewerkt aan het onderzoek, maar waren er allerlei getuigen en was er aanvullende informatie. Het Hof heeft daarbij aangegeven dat de rechter in zo’n geval slechts met grote behoedzaamheid tbs kan opleggen. In die zaak speelde de ernst van het delict een rol. Hier gaat het alleen om een afpersing onder bedreiging met een voorwerp en is er geen sprake van letsel. In dit geval moeten er sterke argumenten zijn om tbs op te kunnen leggen. In het strafblad van verdachte staan niet veel geweldsdelicten, het zijn bijna allemaal vermogensdelicten. Het is het eerste gewelddadige feit sinds hele lange tijd. Het opleggen van tbs gaat hier veel te ver.
Er is geen duidelijkheid over de vraag of er sprake is van een psychische stoornis, ook als je kijkt naar oude rapporten. Er zijn periodes waarin verdachte kennelijk nergens aan lijdt. Het lijkt een ziekte die af en toe de kop op steekt. De ziekte had moeten bestaan ten tijde van het delict. Het is maar de vraag of die ziekte een rol heeft gespeeld ten tijde van delict. Het PBC kan dit dus niet vaststellen, wat duidelijk een beletsel is om tot tbs te komen.
Het oriëntatiepunt is 4 jaar voor een overval in woning. Dit delict is misschien gelijk te stellen aan straatroof, waarbij gedreigd wordt met een voorwerp. Dan komt de verdediging eerder tot een veroordeling van tussen de 9 en 12 maanden. Verdachte zit al 10 maanden vast. De verdediging verzoekt daarom om een veroordeling, gelijk aan de reeds ondergaande voorlopige hechtenis.
Beoordeling
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek door het PBC.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de enkele weigering van de verdachte om mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek in het kader van Pro Justitia rapportage, in beginsel geen belemmering mag vormen om de maatregel tbs op te leggen.
Om de maatregel tbs te kunnen opleggen dient, ingevolge het eerste lid van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht, onder meer de vraag te worden beantwoord of bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. In het geval dat een verdachte weigert om mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek, kan de rechter zich bij de beantwoording van deze vraag baseren op rapporten uit het verleden. Ook is het mogelijk dat aan de hand van de feiten en de verklaringen van de verdachte kan worden geconcludeerd dat sprake was van een stoornis ten tijde van het plegen van de feiten.
In 2007 werd een Pro Justitia rapport door psychiater [psychiater] opgesteld. [psychiater] concludeerde destijds dat er bij verdachte sprake was van schizofrenie en naar alle waarschijnlijkheid een pervasieve ontwikkelingsstoornis (‘Niet Anderszins Omschreven’). Verder was er sprake van afhankelijkheid van cannabis en cocaïne, beiden goeddeels in remissie. Verdachte werd verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
In 2011 is verdachte ter observatie geplaatst in het PBC. In de rapportage van het PBC van 25 mei 2011 wordt het door hen geraadpleegde indicatiebesluit van het NIFP (d.d. 28 april 2009) aangehaald. Hierin staat beschreven dat er op de FPA werd getwijfeld aan de diagnose schizofrenie. Volgens deze instelling was er bij verdachte mogelijk sprake van een psychotische stoornis door middelengebruik. Ook werd er bij verdachte een antisociale stoornis vastgesteld.
Door de weigerachtige houding van onderzochte heeft het PBC geen diagnose kunnen vaststellen. Uit het beperkte onderzoek kon, zelfs met de beschikbare informatie uit eerdere rapportages en het actuele gebruik van geneesmiddelen, door de onderzoekers noch worden vastgesteld, noch worden uitgesloten dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde leed aan een ziekelijke stoornis dan wel een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. De rechtbank komt tot dit oordeel gelet op de bevindingen van de deskundigen van het PBC, die op basis van de eerdere rapporten, klinische observatie van de verdachte en na kennisneming van alle over de verdachte opgemaakte rapporten, het dossier en de aard en ernst van de ten laste gelegde feiten, een dergelijke stoornis niet hebben kunnen vaststellen. Als gevolg hiervan zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Verdachte heeft een vriend die hem wilde helpen, met geweld en met bedreiging met geweld afgeperst. Daarnaast heeft hij zijn familie meermalen met de dood bedreigd. Dit zijn ernstige feiten. Van afpersing met geweld of bedreiging met geweld, ondervinden de slachtoffers naar de ervaring leert vaak nog lang psychische problemen. Uit de verklaring van aangever blijkt dat hij zich door het geweld en de bedreiging, zo erg bedreigd voelde dat hij door een geopend raam uit de auto is gevlucht. Daarnaast heeft verdachte met zijn bedreigingen vooral zijn moeder dusdanig bang gemaakt dat zij niet meer alleen bij hem in de buurt durft te zijn. Verdachte heeft bij het plegen van deze feiten op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen die deze feiten voor zijn slachtoffers zouden kunnen hebben.
Uit het aangehaalde uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van vermogens- en geweldsdelicten is veroordeeld. De rechtbank houdt echter wel rekening met het feit dat het reeds lang geleden is dat verdachte voor een geweldsdelict is veroordeeld en zal daarom een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
Gelet hierop en voorts rekening houdend met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur passend is.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven tangen, betreffen voorwerpen met behulp waarvan een of meer van de feiten zijn begaan. De rechtbank zal deze voorwerpen verbeurd verklaren.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven schroevendraaiers, toebehoren aan de rechthebbende [benadeelde partij] en aan die [benadeelde partij] zullen moeten worden teruggegeven.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24, 27, 33, 33a, 57, 285 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achtien) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen:
- 1 (een) stuk waterpomptang, kleur: grijs; en
- 1 (een) stuk gereedschap, kleur: rood, draadtang.
Beveelt de teruggave van de volgende, in beslag genomen en nog niet teruggegeven, voorwerpen aan de rechthebbende, [benadeelde partij]:
- 1 (een) stuk schroevendraaier kleur: grijs; en
- 1 (een) stuk schroevendraaier kleur: rood.
Aldus gewezen door mrs. M.A.E. Somsen (voorzitter), H.P.M. Kester-Bik, J.M. Hamaker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.C.E. Marechal, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 juli 2011.