ECLI:NL:RBARN:2011:BR0714

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
7 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/3159 en AWB 10/3161
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersbesluit tot opheffing doelgroepenstrook en instelling venstertijden voor landbouwverkeer op de N302

In deze zaak gaat het om een verkeersbesluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland, waarbij een doelgroepenstrook voor landbouwverkeer op de N302 is opgeheven en venstertijden voor landbouwverkeer zijn ingesteld. Eiser 1, vertegenwoordigd door ing. H. Smit, stelt dat het besluit zijn bedrijfsvoering ernstig schaadt, omdat de meeste klanten zich in de nabijheid van het aquaduct bevinden, wat leidt tot een verwacht omzetverlies van 70%. Hij betoogt dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar alternatieve verkeersregelingen. Eiser 2, vertegenwoordigd door ir. H.E. Dijkema, stelt dat de belangen van de verkeersveiligheid en de doorstroming onvoldoende zijn meegewogen en dat de verkeersintensiteit van landbouwverkeer tijdens spitsuren te verwaarlozen is. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het verkeersbesluit niet in strijd is met wettelijke voorschriften en dat de belangenafweging door verweerder niet onevenwichtig is. De rechtbank concludeert dat het besluit zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de gekozen maatregelen recht doen aan de verschillende belangen. De rechtbank wijst erop dat de N302 door de reconstructie een type 1-weg wordt, waarop volgens landelijke richtlijnen geen landbouwverkeer is toegestaan. De rechtbank benadrukt dat de verkeerssituatie niet kan worden afgewacht tot er incidenten plaatsvinden, en dat de verkeersintensiteit op de N302 in de periode 2008-2010 is toegenomen. De uitspraak is gedaan op 7 juli 2011.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
zaaknummers: AWB 10/3159 en AWB 10/3161
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 juli 2011 in de zaken tussen
[Eiser 1], eiser 1,
(gemachtigde: ing. H. Smit)
en
[Eisers 2], eisers 2,
tezamen te noemen: eisers,
tegen
het college van gedeputeerde staten van Gelderland, verweerder.
Procesverloop
Bij het besluit van 20 oktober 2009 heeft verweerder, voor zover hier van belang, besloten tot het opheffen van een doelgroepenstrook voor landbouwverkeer en het instellen van venstertijden voor landbouwverkeer op de N302 tussen de turborotonde Knardijk/Harderdijk in de provincie Flevoland en het kruispunt Ceintuurbaan-Leuvenumseweg te Harderwijk in de provincie Gelderland (hierna: het verkeersbesluit).
Bij de besluiten van 15 juli 2010 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de door eisers gemaakte bezwaren, conform het advies van de Commissie van Advies voor Bezwaarschriften en Klachten, Kamer 2, van 23 maart 2010, ongegrond verklaard.
Tegen de bestreden besluiten is door eisers beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2011. Eiser 1 is verschenen, bijgestaan door ing. Smit, voornoemd. Namens eisers 2 is ir. H.E. Dijkema verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door ing. J.P. van der Eijk, ing. H. Willekes en mr. G.A.W. Jacobse, allen werkzaam bij de provincie Gelderland.
Overwegingen
1. Eisers 2 betogen primair dat ten tijde van de bekendmaking van het verkeersbesluit door het college van gedeputeerde staten van Flevoland geen deugdelijk mandaat aan verweerder was verleend, zodat op dat moment geen sprake was van een rechtsgeldig verkeersbesluit, en dat dit gebrek naderhand niet kan worden hersteld.
1.1. Dit betoog faalt. Daartoe overweegt de rechtbank dat het college van gedeputeerde staten van Flevoland bij besluit van 11 augustus 2009 aan verweerder aanvullend en eenmalig mandaat heeft verleend terzake te nemen verkeersbesluiten ten behoeve van de reconstructie van de N302 ter hoogte van Harderwijk. Daarbij heeft het college van gedeputeerde staten van Flevoland voorts besloten om verweerder mandaat te verlenen om namens hen te besluiten op eventuele bezwaarschriften die tegen het in mandaat te nemen verkeersbesluit zullen worden ingediend en voorts verweerder te machtigen hen tot in hoogste instantie te vertegenwoordigen in eventuele procedures bij de bestuursrechter met betrekking tot het onderhavige in mandaat te nemen verkeersbesluit. Het verkeersbesluit is namens verweerder door de teammanager Wegendistrict Gelderland Noord genomen. Naar aanleiding van de door eisers 1 daartegen gemaakte bezwaren heeft het college van gedeputeerde staten van Flevoland, gelet op artikel 10:9 van de Awb, bij besluit van 22 juni 2010 dit ondermandaat toegestaan. Zoals verweerder terecht betoogt kan volgens vaste rechtspraak bij de beslissing op bezwaar het ontbreken van een toereikend mandaat of een gebrek aan het mandaat gerepareerd worden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eisers 2 door het geconstateerde gebrek niet in hun belangen zijn geschaad.
2. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Ingevolge het tweede lid kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
Ingevolge artikel 15, tweede lid, geschieden maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
Ingevolge artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
3. Met het verkeersbesluit wordt uitvoering gegeven aan het Duurzaam Veilig beleid, zoals dit is neergelegd in het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan-2. In dit plan is de N302 opgenomen als een weg met een ontsluitingsfunctie (type 1). Aan het verkeersbesluit heeft verweerder ten grondslag gelegd het belang van (het verbeteren van) de verkeersveiligheid en het belang van het waarborgen van een goede doorstroming/verkeersafwikkeling. Volgens verweerder heeft hij alle belangen tegen elkaar afgewogen, zijn er verschillende mogelijkheden besproken om de problemen op te lossen en is gekozen voor een oplossing die het meeste recht doet aan de verschillende tegengestelde belangen.
4. Eiser 1 stelt dat hij door het verkeersbesluit, vanwege de vestiging van nagenoeg alle klanten in de nabije omgeving van het aquaduct in de N302, in ernstige mate in zijn bedrijfsvoering wordt getroffen waardoor hij een fors omzetverlies (70%) verwacht. Volgens hem heeft verweerder onvoldoende onderzoek gedaan naar alternatieve methoden om het verkeer en de verkeersstromen veilig te laten verlopen. Daarbij wijst eiser 1 erop dat na het gereedkomen van de reconstructie van de N302 en verweerders beslissing om het effectueren van de venstertijden tijdelijk op te schorten, mede gelet op de opstelruimte voor het landbouwverkeer en de verkeerssignalering, het verkeer ter plaatse goed en veilig doorstroomt.
Eisers 2 betogen dat verweerder het belang van het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer, zoals dit in artikel 2, eerste lid, onder d, van de WVW 1994 is neergelegd, onvoldoende bij de besluitvorming heeft betrokken. Verder stellen eisers 2 dat de verkeersintensiteit van het landbouwverkeer tijdens de spitsperioden zodanig gering is dat met het nemen van aanvullende maatregelen, zoals een dynamisch verkeersmanagementsysteem, zowel de doorstroming van het overige verkeer als de verkeersveiligheid voldoende is gewaarborgd. Ook stellen eisers 2 dat omrijden (tijdens de spitsperioden) vanwege de extra tijd en kosten geen reële optie is. Daarnaast menen eisers 2 dat de venstertijden tot een aanzienlijke verslechtering van de mobiliteit van het landbouwverkeer leiden, in het bijzonder wordt voor landbouwvoertuigen de bereikbaarheid van de werklocaties aan weerszijden van het Veluwemeer ernstig beperkt, waardoor loon- en grondverzetbedrijven forse schade zullen lijden. Eisers 2 stellen dat de gekozen venstertijden ten onrechte zijn vastgesteld op basis van de verwachte verkeersomvang in 2020. Volgens eisers 2 bestaat geen eenduidigheid over de te verwachten verkeersintensiteit op de N302. Eisers 2 stellen ook dat, voor zover nodig, de venstertijden flexibel moeten zijn, afhankelijk van de verkeersintensiteit. De door eisers 2 voorgestelde variant (landbouwverkeer in de spits) is volgens hen door verweerder wat betreft het aspect verkeersveiligheid onvoldoende uitgewerkt. In dit verband herhalen eisers 2 de drie varianten die zij in bezwaar hebben aangedragen om verkeerssimulaties te doen. Deze simulaties dienen volgens eisers 2 alsnog uitgevoerd te worden.
5. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft overwogen, onder meer in de uitspraak van 14 december 2005 in zaak nr. 200503545/1, komt verweerder bij het nemen van een verkeersbesluit als hier aan de orde een ruime beoordelingsmarge toe. Het is aan verweerder om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter zal zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit terughoudend moeten opstellen en dienen te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften en of de afweging van de betrokken belangen niet zodanig onevenwichtig is, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
6. De rechtbank is van oordeel dat het verkeersbesluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften en voorts dat de door verweerder gemaakte belangenafweging niet onevenwichtig is, zodat verweerder in redelijkheid het verkeersbesluit heeft kunnen nemen. Voorop staat dat de N302 door de reconstructie een type 1-weg wordt, waarop volgens de landelijke richtlijnen geen landbouwverkeer is toegestaan. Voorts neemt de rechtbank bij dit oordeel vooral in aanmerking de vanaf 2006 gevolgde voorbereidingsprocedure die aan het verkeersbesluit is voorafgegaan op basis waarvan zeker niet kan worden gezegd dat de gevolgen van het verkeersbesluit voor de landbouwsector niet zijn meegewogen. In dit verband verwijst de rechtbank naar verweerders memo van 6 oktober 2008 betreffende “afweging maatregelen landbouwverkeer N302”. Daaruit blijkt dat de reconstructie van de N302 beperkingen stelt ten aanzien van de beschikbaarheid van de infrastructuur voor het landbouwverkeer en dat om die reden uitgebreid onderzoek is verricht naar de oplossingsrichtingen voor het landbouwverkeer. Het resultaat daarvan is neergelegd in een rapport van 4 april 2007, getiteld “Reconstructie N302 Harderwijk (A28) – Flevoland, Oplossingsrichtingen voor het landbouwverkeer”. Daarin is een groot aantal oplossingsrichtingen onderzocht, waarbij onderscheid is gemaakt tussen enerzijds oplossingen passend binnen het vigerend beleid – te weten: een alternatieve route voor het landbouwverkeer (omrijden via de N301 en N309), de aanleg van nieuwe infrastructuur (extra tunnelbuis, extra brug, ombouw fietsbuis), vervangend vervoer als alternatief voor het landbouwverkeer (per vrachtwagen of per schip/veerpont) en de aanleg van een transferpunt waarbij permanent een dieplader ter beschikking staat ten behoeve van het vervoer van landbouwvoertuigen door het aquaduct – en anderzijds oplossingen in afwijking van het vigerend beleid – te weten: het instellen van venstertijden voor landbouwverkeer (niet tijdens spitsuren door het aquaduct), een gedifferentieerde doelgroepstrook, het toestaan van landbouwverkeer onder escorte en het verlenen van ontheffing voor het landbouwverkeer. Dit rapport is aangevuld met de notitie “Reconstructie N302 Harderwijk (A28) – Flevoland, provinciaal standpunt m.b.t. landbouwverkeer N302 (aquaduct)” van 3 september 2007 dat op 19 oktober 2007 en 7 december 2007 door eisers 2 en verweerder is besproken. Ook heeft intergemeentelijk overleg over het landbouwverkeer plaatsgevonden. In de memo van 6 oktober 2008 is op basis van het hiervoor genoemde rapport van 4 april 2007, de aanvullende notitie van 3 september 2007 en diverse overleggen met betrokken partijen geconcludeerd dat de variant met 2x2 rijstroken de voorkeur heeft boven de variant met 2x1 rijstroken en een doelgroepenstrook voor landbouwverkeer. Daarbij is gelet op verkeersveiligheid, verkeersafwikkeling, uniformiteit en handhaving. Voorts is daarbij rekening gehouden met praktische overwegingen en een doelmatig gebruik van de infrastructuur. Uit de memo blijkt verder dat ten behoeve van een verdere optimalisatie/uitwerking van de voorkeursvariant de volgende aanvullende maatregelen nader worden onderzocht: een dynamisch verkeersmanagementsysteem, snelheidsregimes, opstelplaatsen landbouwverkeer en routering landbouwverkeer turborotonde Harderdijk. Een en ander heeft uiteindelijk tot het verkeersbesluit geleid. De rechtbank is van oordeel dat het verkeersbesluit zorgvuldig tot stand is gekomen en voorts dat dit besluit kan worden gedragen door de daaraan ten grondslag liggende overwegingen. Hieruit volgt dat verweerder niet was gehouden om de – naar aanleiding van de uitkomst van het onderzoek van Oranjewoud inzake de door eisers 2 aangedragen oplossing, te weten: het tijdens de spitsmomenten van de dag eenmaal per halfuur een peloton landbouwvoertuigen toelaten op de N302 en buiten deze momenten de N302 voor deze voertuigen gesloten te houden – op basis van de door eisers 2 in bezwaar voorgestelde drie varianten, verkeerssimulaties uit te (laten) voeren.
7. Voorts betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat, anders dan eisers stellen, verweerder zijn standpunt dat een verruiming of differentiatie van de venstertijden dan wel het instellen van variabele snelheidsregimes vanuit oogpunt van verkeersveiligheid, uniformiteit, voorspelbaarheid en handhaafbaarheid niet wenselijk is, voldoende heeft onderbouwd. Tot slot acht de rechtbank van belang dat de korpschef van de politieregio Noord- en Oost Gelderland op 12 november 2009 positief over het verkeersbesluit heeft geadviseerd en voorts dat bij het verkeersbesluit, in afwijking van vigerend beleid ter zake van een gebiedsontsluitingsweg type I met 2x2 rijstroken, onder welk type de N302 valt, expliciet rekening is gehouden met de (economische) belangen van de (lokale) landbouwsector en dus met de belangen van eisers door het niettemin instellen van venstertijden voor landbouwverkeer, zodat dit verkeer, zij het buiten de aangewezen spitsperioden, van de N302 (aquaduct) gebruik kan maken.
8. Dat zich na het gereed komen van de reconstructie van de N302, waarbij de effectuering van de venstertijden tijdelijk is opgeschort, geen incidenten hebben voorgedaan betekent niet dat de verkeerssituatie ter plaatse om die reden veilig is. Van verweerder kan niet worden verlangd met het nemen van het verkeersbesluit ter ondervanging van een riskante verkeerssituatie te wachten totdat een dergelijk incident zich heeft voorgedaan. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking de ter zitting door verweerder overgelegde pleitnota met daarbij gevoegd de bijlage “Ontwikkeling in verkeersaanbod op oeververbindingen Flevoland (gem. werkdagintensiteiten)” waaruit blijkt dat het verkeer op de N302 in de periode 2008-2010 is geïntensiveerd en blijkens de milieueffectrapportage 2004 (verkeersmodel) nog verder zal intensiveren.
9. De beroepen zijn ongegrond. Reeds daarom is er geen grond voor toekenning van schadevergoeding aan eisers 2 als bedoeld in artikel 8:73 van de Awb.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek van eisers 2 om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, voorzitter, en mr. J.A. van Schagen en mr. J.M.C. Schuurman - Kleijberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. van der Stroom, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2011.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 7 juli 2011.