ECLI:NL:RBARN:2011:BR0021

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
8 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
202650
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing inzake perceelsgrens tussen buren in het kader van de Landinrichtingswet

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, betreft het een geschil tussen twee buren, [eiseres] en [gedaagde], over de loop van de perceelsgrens tussen hun woningen. [eiseres] is eigenaar van het perceel aan [adres] 1, terwijl [gedaagde] het perceel aan [adres] 2 bezit. De woningen zijn aaneengebouwd en beide percelen waren voor 1997 in eigendom van de vader van [eiseres]. In 1997 heeft deze het perceel van [gedaagde] verkocht, wat aanleiding gaf tot het huidige geschil over de perceelsgrens.

De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 8 juni 2011 vastgesteld dat er een geschil is ontstaan over de exacte locatie van de perceelsgrens. [eiseres] vordert een verklaring voor recht dat de grens loopt zoals hij stelt, en vraagt om medewerking van [gedaagde] voor de inmeting en uitzetting van die grens door het kadaster. [gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen deze vorderingen.

De rechtbank heeft overwogen dat de uitleg van de leveringsakte uit 1997 cruciaal is voor de beoordeling van de zaak. Volgens artikel 208 lid 2 van de Landinrichtingswet worden door de inschrijving van de akte van toedeling de daarin omschreven zakelijke rechten verkregen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat, zelfs als [eiseres] gelijk zou hebben over de overdracht in 1997, dit in 2006 door de inschrijving van de akte van toedeling zou zijn achterhaald. De rechtbank heeft partijen verzocht om zich uit te laten over deze kwestie en heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere behandeling.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de zaak op 6 juli 2011 opnieuw zal worden behandeld, waarbij [eiseres] zijn standpunt moet toelichten en [gedaagde] daarop kan reageren. Tot die tijd is iedere verdere beslissing aangehouden.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 202650 / HA ZA 10-1314
Vonnis van 8 juni 2011
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. P.H.M. Essink te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. A.P.J. Blokland te Ede.
De partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.
1 De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 september 2010;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 5 januari 2011;
- de conclusie na comparitie van [gedaagde];
- de conclusie na descente van [eiseres].
1.2 Vervolgens is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1 [eiseres] en [gedaagde] zijn buren. [eiseres] is eigenaar van het perceel met woning aan de [adres] 1 te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie E nummer 125 (hierna: nummer 1). [gedaagde] is eigenaresse van het perceel met woning aan de [adres] 2 te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie E nummer 124 (hierna: nummer 2). De woningen zijn aaneengebouwd. Op een door [gedaagde] in het geding gebracht "Uittreksel Kadastrale Kaart" van 10 augustus 2010 worden de percelen als volgt in beeld gebracht:
2.2 Beide percelen waren vóór 1997 in eigendom van de vader van [eiseres], [betrokkene 2]. Deze heeft nummer 2 in 1997 verkocht en geleverd aan [gedaagde], die dat perceel samen met haar echtgenoot [betrokkene] sinds 1988 van [betrok[eiseres] huurde.
In de akte van levering is het verkochte als volgt omschreven:
Het halfvrijstaande woonhuis (waaronder begrepen de voordeur met gang en het gedeelte tuin gelegen voor genoemde voordeur thans behorende tot het woonhuis genummerd 1) met overige opstallen, erf, tuin en verdere aanhorigheden, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] 2, zoals kennelijk in het terrein aangegeven, uitmakende gedeelten van de kadastrale percelen gemeente [woonplaats] sectie A nummer 969 en 1026, zoals ter oriëntering van partijen schetsmatig aangegeven op de aan deze akte te hechten tekening, ter grootte als na kadastrale uitmeting zal blijken (..)
Aan de akte van levering is de volgende tekening gehecht (hierna: de situatietekening):
2.3 Blijkens de leveringsakte vallen beide percelen (nr. 1 en 2) binnen het gebied van de ruilverkaveling Ooijpolder. Ambtshalve is de rechtbank bekend dat op of omstreeks 29 juni 2006 de akte van toedeling voor het blok van de Herinrichting Ooijpolder in de openbare registers is ingeschreven.
3 Het geschil
3.1 Tussen partijen is een geschil ontstaan over de loop van de perceelsgrens ten zuiden van de beide woningen. Volgens [eiseres] loopt deze zoals op de situatietekening aangeduid; volgens [gedaagde] loopt deze (ongeveer) zoals op het kadastrale uittreksel is aangegeven, hetgeen (ongeveer) overeenstemt met de bestaande feitelijke afscheiding (houten schutting).
3.2 [eiseres] vordert een verklaring voor recht dat de grens loopt zoals hij stelt, voorts medewerking van [gedaagde] aan de inmeting en de uitzetting van die grens door het kadaster, alsmede dat [gedaagde] duldt dat [eiseres] daar een erfafscheiding plaatst en dat zij alle op het terrein van [eiseres] geplaatste obstakels verwijdert, de laatste twee veroordelingen op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.3 [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt zo nodig hierna nog ingegaan.
4 De beoordeling
4.1 Partijen voeren een uitvoerig debat over de uitleg van de leveringsakte uit 1997. De vraag wat indertijd is overgedragen kan gelet op de titelzuiverende werking van de akte van toedeling echter in het midden blijven. Volgens artikel 208 lid 2 van de Landinrichtingswet worden immers door de inschrijving van de akte van toedeling de daarin omschreven zakelijke rechten verkregen.
4.2 Vermoedelijk ligt aan die toedeling - als partijen bij de vastlegging van hun rechten in de lijst van rechthebbenden wat de in geding zijnde perceelsgrens betreft niet in het geweer zijn gekomen en het plan van toedeling daarin ook geen wijziging heeft gebracht - de kadastrale grensreconstructie van augustus 1997 ten grondslag, waarvan [gedaagde] het veldwerk als productie 14 heeft overgelegd. In dat geval is het hierboven onder 2.1 getoonde kadastrale kaart een weergave daarvan. Volgens die (noordgerichte) kaart loopt de zuidgrens naar de hoek van de weg en niet, zoals [eiseres] wil, meer recht naar het zuiden. Dan zijn de vorderingen van [eiseres] dus niet toewijsbaar.
4.3 De rechtbank overweegt dat zij de goederenrechtelijke effecten van de herinrichting ambtshalve bij haar beslissing dient te betrekken. Want ook al zou [eiseres] bij de beantwoording van de vraag wat in 1997 is overgedragen het gelijk aan zijn zijde hebben, dan zou dat, gegeven de juistheid van de onder 4.2 gedane veronderstellingen, in 2006 door de met de overschrijving van de akte van toedeling bewerkstelligde originaire wijze van eigendomsverkrijging zijn achterhaald.
4.4 Deze kwestie is tot nu toe niet aan de orde geweest. Alvorens verder te beslissen zullen partijen zich er dus eerst over moeten uitlaten. De rechtbank zal de zaak daarvoor naar de rol verwijzen.
4.5 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5 De beslissing
De rechtbank
verwijst de zaak naar de roldatum van woensdag 6 juli 2011 voor uitlating bij akte door [eiseres] omtrent hetgeen onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen, waarna [gedaagde] daarop bij akte kan antwoorden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2011.