zaaknummer / rolnummer: 208092 / HA ZA 10-2275
[eiser],
handelend onder de naam WOHNGESUND INTERNATIONAL E.U.,
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. M. van Gool te Utrecht,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
T & G WOOD INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Barneveld,
gedaagde,
advocaat mr. D.A. Wahid-Manusama te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en T & G genoemd worden; het bedrijf van [eiser] zal als Wohngesund worden aangeduid.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 februari 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 4 mei 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Beide partijen handelen in parketvloeren. T & G is groothandelaar. Volgens een opdrachtbevestiging van T & G d.d. 14 december 2006, die verwijst naar haar leveringsvoorwaarden, heeft [eiser] 250 m2 parketvloer C 1802 O bij T & G besteld. De prijs hiervan is € 12.187,50 exclusief btw.
2.2. [eiser] verkoopt deze vloer aan Tiroböden Verlege GmbH te Innsbruck (hierna: Tiroböden) en brengt Tiroböden inclusief Mehrwertsteuer en transportkosten € 17.162,12 in rekening.
2.3. Tiroböden verkoopt de vloer aan de particuliere afnemer familie [betrokkene] te Innsbruck. Het parket wordt op 8 februari 2007, 8 maart 2007 en 11 april 2007 bij haar afgeleverd.
2.4. Op 15 april 2007 stelt [betrokkene] vast dat lamellen van de vloer loslaten en dat er vervormingen optreden. Zij meldt dit aan Tiroböden. Deze geeft de klacht van [betrokkene] op 17 april 2007 aan [eiser] door, die daarop contact opneemt met T & G. In april en mei 2007 vindt mailverkeer hierover plaats tussen [eiser] en T & G. Het Reklamation Formular wordt opgesteld op 27 augustus 2007
2.5. Op 7 mei 2007 laat T & G Wohngesund weten dat zij de klacht van [betrokkene] bestudeerd heeft. De oorzaak van het probleem – loslaten van de teaklaag van de middenlaag – ligt volgens T & G in de verlijming van de planken (Dielen) waaruit het parket bestaat. In twee weken kan T & G over nieuwe Dielen beschikken. Vervolgens ontstaat een verschil van mening over de aard en de omvang van de schade. Een door Tiroböden ingeschakelde deskundige, C. Oberhofer, concludeert dat de gehele vloer bij [betrokkene] vervangen moet worden.
2.6. [betrokkene] dagvaardt Tiroböden voor de rechtbank te Innsbruck en vordert schadevergoeding van € 17.162,12 in verband met materiaalschade en € 77.082,94 aan vervolgschade.
2.7. [eiser] (Wohngesund) stelt zich als Nebenintervenient naast Tiroböden in de onder 2.6 bedoelde procedure.
2.8. [eiser] (Wohngesund) verzoekt een voorlopig deskundigenonderzoek voor de rechtbank in Innsbruck inzake haar geschil met T & G. Dit leidt tot benoeming van W. Jenewein tot deskundige op 24 september 2009 ter beantwoording van de vraag ‘in welchem Zustand sich der Parkettboden befindet, der in der Wohnung der Familie [betrokkene] (…) verlegt worden ist bzw. welche Mängel vorliegen.’ In het desbetreffende Beschluss van het Bezirksgericht wordt T & G als Antragsgegner aangeduid.
2.9. De deskundige Jenewein brengt op 4 juni 2008 zijn rapport uit. Daarin wordt als wederpartij van Wohngesund niet T & G, maar [betrokkene] genoemd. De deskundige komt tot de conclusie dat er van een total loss sprake is, die voor rekening van de fabrikant komt. Het parket moet volledig worden verwijderd. Hij stelt dat er niet van uit gegaan kan worden dat het bedrijf dat de vloer gelegd heeft, had moeten constateren dat er bij de parketvloer van een productiefout sprake was.
2.10. Tiroböden stelt Wohngesund ([eiser]) aansprakelijk voor de kosten van vervanging van de vloer. [eiser] betaalt daarop aan [betrokkene] € 17.162,12 op 15 januari 2009.
2.11. [betrokkene] vordert voor de rechtbank te Innsbruck van T & G een schadevergoeding van € 61.650,40, het bedrag van de door de deskundige Jenewein begrote schade naast het onder 2.10 genoemde bedrag. Deze procedure eindigt met een schikking waarbij T & G aan [betrokkene] € 6.874,00 betaalt. Het desbetreffende schikkingsvoorstel is op 26 maart 2010 geaccepteerd.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert – samengevat – veroordeling van T & G tot betaling van € 17.162,12, vermeerderd met handelsrente en kosten, waaronder € 1.075,76 aan buitengerechtelijke kosten, gebaseerd op het rapport VoorWerk 2. De verkoper is – zo stelt [eiser] – krachtens art. 36 jo 35 lid 1 en 2 van het Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken, CISG, aansprakelijk voor het niet beantwoorden van de zaak aan de overeenkomst, zoals waarvan hier sprake is. De schade dient volgens [eiser] conform art. 74 CISG bepaald te worden. Het gevorderde bedrag is dat waarvoor [eiser] door Tiroböden aansprakelijk is gesteld en dat hij aan [betrokkene] betaald heeft.
3.2. T & G voert verweer. Op de stellingen van partijen zal de rechtbank hierna, voor zover van belang, nader ingaan.
4. De beoordeling
bevoegdheid
4.1. Nu [eiser] woonachtig is in Oostenrijk en T & G is gevestigd in Nederland, heeft de koopovereenkomst tussen partijen een internationaal karakter.
4.2. Art. 2 lid 1 van de Europese Verordening nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Verordening) bepaalt dat zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat opgeroepen worden voor de gerechten van die lidstaat. Vennootschappen hebben voor de toepassing van de Verordening hun woonplaats op de plaats van hun statutaire zetel (artikel 60 EEX-Verordening). T & G is een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die statutair is gevestigd in Barneveld in Nederland, zodat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is.
het verband tussen de vordering en T & G’s en [eiser]’ betalingen aan [betrokkene]
4.3. Het gegeven dat T & G [betrokkene] schadevergoeding heeft betaald, leidt allereerst tot de vraag of zij dan tegenover [eiser] opnieuw hiertoe veroordeeld kan worden. Deze vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend. De schikking tussen T & G en [betrokkene] staat in beginsel los van de verhouding tussen T & G en [eiser] en vooralsnog valt niet uit te sluiten dat de schade van [betrokkene] groter is geweest dan het door T & G aan haar betaalde bedrag, dat een deel van deze schade door [eiser] betaald is en dat ook voor dit deel T & G aansprakelijk is op grond van de rechtsverhouding die tussen haar en [eiser] bestaat.
4.4. Daarmee wil niet gezegd zijn dat uit de vaststaande feiten, in het bijzonder de door het CISG beheerste relatie tussen partijen en de betaling door [eiser] aan [betrokkene] van € 17.162,12, aansprakelijkheid van T & G tegenover [eiser] voor dit bedrag volgt.
T & G’s leveringsvoorwaarden
4.5. Partijen verschillen niet van mening over de toepasselijkheid op het geschil van het CISG. De rechtbank volgt hen hierin; het gaat om een koopovereenkomst tussen partijen die in landen die bij het CISG aangesloten zijn, gevestigd/woonachtig zijn.
4.6. T & G beroept zich allereerst op de artt. 10.4 en 11.2 van haar in de onder 2.1 genoemde opdrachtbevestiging vermelde leveringsvoorwaarden. Zij stelt op een beurs in Duitsland rond 2005, voordat de onderhavige overeenkomst werd gesloten, een exemplaar van de Duitse versie hiervan te hebben overhandigd aan [eiser].
4.7. Art. 10 (Reklamationen) van de Leveringsvoorwaarden T & G Wood International B.V. (Lieferbedingungen) luidt onder 10.4:
Das Reklamationsrecht beinhaltet höchstens den Anspruch auf Ersatz der gelieferten Produkte oder Beseitigung des Mangels. T & G ist nicht zu Schadenersatz verpflichtet, außer im Falle, dass dieser Schaden auf Vorsatz oder grobe Fahrlässigkeidt zurückzuführen ist.
Art. 11 (Gewährleisting) luidt onder 11.2:
Eine Verpflichtung zu Lasten von T & G aufgrund der zu den gelieferten Produkten zugehörigen Werksgarantie soll, nach Wahl von T & G, entweder aus dem Nachbessern (lassen) und/oder dem Beseitigen der festgestellten Unzulänglichkeiten und/oder aus dem Ersetzen der Produkte bestehen, wenn dies nach Meinung von T & G erförderlicht ist, oder aus einer Rückerstattung des Kaufpreises jener Waren, worüber der Abnehmer die Gewährleistung beansprucht hat, wobei die Bezahlung sodann als vollständige Enschädigung für Sämtliche Gewährleistungsansprüche des Abnehmers und für sämtlichen von ihm erlittenen Schaden betrachtet wird.
4.8. Het CISG bepaalt evenals het Nederlandse recht dat algemene voorwaarden, willen zij tussen partijen gelden, voorafgaand bij of tijdens het sluiten van de overeenkomst moeten zijn aanvaard door de wederpartij. De vermelding in de opdrachtbevestiging (2.1 hierboven) kan hiervoor niet zonder meer voldoende worden geacht. Met de onder 4.4 weergegeven stelling geeft T & G expliciet te kennen dat zij de leveringsvoorwaarden aan [eiser] zelf heeft overhandigd. Daarmee stelt zij dat deze voordat de onderhavige overeenkomst tot stand kwam, op de hoogte was van het feit dat T & G leveringsvoorwaarden hanteerde. Wanneer deze stelling juist is, hebben de leveringsvoorwaarden waarnaar de opdrachtbevestiging verwijst, als onderdeel van de overeenkomst tussen partijen te gelden. Daargelaten dat de uitleg van art. 11.2 nog enige vragen kan oproepen, zou dit een tot een aansprakelijkheidsbeperking aan de zijde van T & G leiden. Het is krachtens de hoofdregel van bewijsrecht aan haar om te bewijzen dat deze voorwaarden deel uitmaken van de overeenkomst die thans voorligt.
schadebeperking door [eiser] (Wohngesund)
4.9. [eiser] leidt uit de beide deskundigenrapporten af dat de schade van [betrokkene] groter is geweest dan het door T & G aan [betrokkene] betaalde bedrag. Daartegen voert T & G aan dat [eiser] de schade van Wohngesund had kunnen beperken door niet voetstoots af te gaan op Tirobödens uitleg van het rapport van Jenewein en aan [betrokkene] te betalen.
4.10. Geen van de hierboven genoemde deskundigenrapporten kan naar het oordeel van de rechtbank als een deskundigenrapport in het voorliggende geschil gezien worden. Het rapport van Oberhofer is immers eenzijdig in opdracht van Tiroböden uitgebracht, terwijl het rapport van de wel door een gerecht benoemde Jenewein in een geschil tussen andere partijen uitgebracht is, kennelijk niet het onder 2.8, maar het onder 2.7 en 2.10 bedoelde. Dit betekent dat de conclusies van geen van de rapporten door deze rechtbank zonder meer gevolgd kunnen worden. Gelet op hetgeen van weerskanten is aangevoerd, acht de rechtbank ook geen grond aanwezig om desondanks aan een van de rapporten een al dan niet voorlopig oordeel of vermoeden te verbinden.
4.11. Hoe dit alles ook zij, als T & G van het verzoek om een voorlopig deskundigenrapport, het resultaat daarvan en het voornemen van [eiser] aan [betrokkene] te gaan betalen op de hoogte was en zij het rapport tot stand heeft laten komen zonder zich in het onderzoek te laten horen en zich niet tegen de betaling aan [betrokkene] heeft verzet, staat het haar thans in redelijkheid niet meer vrij zich wat dit betreft op [eiser]’ verplichting tot schadebeperking te beroepen. [eiser] mocht er dan immers op vertrouwen – zoals hij ook stelt te hebben gedaan – dat T & G de conclusie en de consequenties van het deskundigenrapport aanvaardde en voor lief nam.
4.12. Nu [eiser] zich erop beroept dat T & G van het verzoek om een voorlopig deskundigenrapport, het resultaat daarvan en het voornemen aan [betrokkene] te gaan betalen op de hoogte was, en dit betwist wordt en niet uit de stukken blijkt, ligt het op de weg van [eiser] de juistheid van deze stelling te bewijzen.
4.13. Slaagt [eiser] niet in zijn bewijs, dan dient hij aan te geven wat hem heeft bewogen om af te gaan op Tirobödens uitleg van het rapport van Jenewein en aan [betrokkene] te betalen terwijl hij op de hoogte was van de betrokkenheid van T & G.
4.14. Het voorgaande betekent dat vooralsnog geen zekerheid bestaat over de aard en de omvang van de schade aan de vloer bij [betrokkene], maar dat de rechtbank in dit stadium niet tot een deskundigenbenoeming zal komen omdat eerst de bewijsopdrachten meer duidelijkheid over de tussen partijen bestaande situatie moeten bieden.
4.15. T & G heeft [betrokkene] schadevergoeding betaald. Zij stelt daarnaast € 1.500,00 gecrediteerd te hebben aan [eiser]. Deze betwist dit. Vooralsnog is uit de als productie 2 bij antwoord overgelegde creditnota niet op te maken dat deze op de onderhavige transactie betrekking heeft. T & G zal in de gelegenheid worden gesteld bij akte, te nemen op de onder 5.3 bedoelde rolzitting, hierover nadere inlichtingen, bij voorkeur toegelicht aan de hand van met elkaar corresponderende stukken, te geven.
4.16. [eiser] stelt dat de vordering van [betrokkene] die heeft geleid tot de schikking met T & G uitsluitend de vervolgschade betreft en niet de materiaalschade die de inzet van het thans voorliggende geschil is. Nu T & G dit ontkent, terwijl de onder 2.6, 2.10 en 2.11 genoemde feiten in een andere richting lijken te wijzen, ligt het op haar weg dit standpunt met feiten te onderbouwen en aan te geven wat met [betrokkene] is besproken over de materiaalschade. Om tot een zuiver oordeel te kunnen komen op dit onderdeel heeft de rechtbank behoefte aan kennisneming van het door [betrokkene] ingenomen standpunt zoals dat moet blijken uit de aan T & G uitgebrachte dagvaarding.
4.17. De rechtbank zal [eiser] reeds thans tot het onder 4.12 bedoelde bewijs toelaten. Weliswaar betreft dit een vraag die pas na beoordeling van de toepasselijkheid van T & G’s algemene voorwaarden een rol kan spelen, maar mede gelet op het feit dat [eiser] niet in Nederland woont, vindt de rechtbank het nuttig om te trachten het aantal zittingen in Nederland zo beperkt mogelijk te houden. Om dezelfde reden verzoekt de rechtbank partijen er als dit mogelijk is, voor te zorgen dat de enquête en contra-enquête op één dag plaatsvinden. Desgewenst kunnen zij bij het opgeven van de verhinderdata, de getuigen en de met hun verhoren gemoeide tijd aan de griffie een uur pauze tussen de enquête en contra-enquête incalculeren.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. draagt T & G op te bewijzen dat zij tijdig voordat de onder 2.1 bedoelde opdracht tot stand kwam, [eiser] een exemplaar van haar leveringsvoorwaarden heeft overhandigd,
5.2. draagt [eiser] op te bewijzen dat T & G van het verzoek om een voorlopig deskundigenrapport, het resultaat daarvan – het rapport van Jenewein – en het voornemen van [eiser] aan [betrokkene] te gaan betalen op de hoogte was,
5.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 29 juni 2011 voor uitlating door T & G en door [eiser] of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.4. bepaalt dat op de rolzitting van 29 juni 2011 tevens de onder 4.15 bedoelde akte genomen kan worden door T & G,
5.5. bepaalt dat T & G en [eiser], indien zij geen bewijs door getuigen willen leveren maar wel bewijsstukken willen overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen,
5.6. bepaalt dat T & G en [eiser], indien zij getuigen willen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op woensdagen in de maanden juli tot en met oktober 2011 direct – met inachtneming van het onder 4.17 overwogene – moeten opgeven, waarna dag en uur van de getuigenverhoren zullen worden bepaald,
5.7. bepaalt dat de getuigenverhoren zullen plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.D.A. den Tonkelaar in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
5.8. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken en de onder 5.4 bedoelde akte aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.9. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2011.