ECLI:NL:RBARN:2011:BQ9545

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
7 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
749519 BM VERZ 11-721
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.A. Huidekoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van beschermingsbewindvoerder wegens gebrekkig beheer en onterecht versturen van rekeningen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Arnhem op 7 juni 2011 uitspraak gedaan over het verzoek tot opheffing van het bewind over de goederen van de verzoeker, geboren in 1984 en wonende te Rhenen. De verzoeker had aangegeven dat zijn professioneel bewindvoerder fouten had gemaakt, waaronder het verkeerd versturen van een tandartsrekening naar de verkeerde verzekeringsmaatschappij, wat leidde tot een vertraagde betaling. Daarnaast had de bewindvoerder niet adequaat gereageerd op de financiële situatie van de verzoeker, waardoor deze niet in staat was om een computer aan te schaffen die gedeeltelijk door zijn moeder was voorgefinancierd. Dit resulteerde in een saldotekort op de betaalrekening van de verzoeker, wat volgens artikel 1:431, lid 1, BW betekent dat het beheer niet behoorlijk is gevoerd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerder niet in staat was om de vermogensrechtelijke belangen van de verzoeker adequaat te behartigen, wat een gewichtige reden vormt voor ambtshalve ontslag op basis van artikel 1:448, lid 2, BW. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat de banken in 2010 en 2011 geen maandelijkse overzichten aan de bewindvoerders hebben verstrekt, wat de bewindvoerder in een moeilijke positie heeft gebracht. Desondanks heeft de kantonrechter geoordeeld dat de bewindvoerder voldoende actie heeft ondernomen om de huurachterstand te verhelpen, wat betekent dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten het bewind over de goederen van de verzoeker op te heffen met ingang van 1 augustus 2011, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing kan door de verzoeker en andere belanghebbenden worden aangevochten bij het Gerechtshof te Arnhem binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Arnhem
zaakgegevens 749519 BM VERZ 11-721 / PH/78/ICH
uitspraak van 7 juni 2011
BM [nummer]
beschikking op een verzoek tot opheffing van de onderbewindstelling
op verzoek van
[rechthebbende]
wonende te [adres]
geboren te Rhenen op [dag en maand] 1984
hierna ook te noemen verzoeker
Het verzoek strekt tot opheffing van het bewind over de goederen van verzoeker zelf.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoek met bijlagen, ter griffie ingekomen op 15 april 2011
- de schriftelijke reactie van de bewindvoerster, ter griffie ingekomen op 27 april 2011
De beoordeling
Bij brief van 13 april 2011 heeft rechthebbende opheffing van het bewind verzocht, omdat hij met behulp van een begeleider van het RIBW wil proberen weer grip te krijgen op zijn financiën. Daarbij vermeldde hij dat de bewindvoerster regelmatig fouten had gemaakt en afspraken niet was nagekomen.
Deze signalen zijn voor de kantonrechter aanleiding geweest om de bewindvoerster om reactie te vragen.
In zijn brief van 22 april 2011 heeft bewindvoerster uiteen gezet dat het niet mogelijk was om een aparte spaarrekening op naam van de dochter van rechthebbende te openen, omdat bewindvoerster het aantal rekeningen per cliënt zoveel mogelijk beperkt. Overigens is er te weinig financiële ruimte om te sparen.
Verder vermeldt bewindvoerster dat rechthebbende begin maart 2011 een flink bedrag van zijn privérekening heeft afgeschreven, waardoor geld voor de boodschappen ontbrak. Dat zou rechthebbende niet hebben begrepen. Rechthebbende weigert een afspraak te maken om een en ander duidelijk te krijgen. De bewindvoerster stelt een afbouwregeling voor.
Op 7 juni 2011 is het verzoek mondeling behandeld. Ter zitting zijn de volgende zaken gebleken. Een rekening van de tandarts was door bewindvoerster per abuis naar FBTO in plaats van Menzis gestuurd. Ondanks toestemming van de bewindvoerster en het feit dat de moeder van rechthebbende een deel van de kosten zou betalen, was toch door de aanschaf van de afgesproken computer saldotekort ontstaan op de betaalrekening. De huur was in de eerste fase van het bewind enkele malen niet betaald, maar nadat de huurtoeslag was ontvangen, was dit naderhand rechtgetrokken. Aanvankelijk waren geen bankafschriften aan rechthebbende gezonden, maar het eerste overzicht over de maand april, was inmiddels verstrekt.
De kantonrechter overweegt hieromtrent als volgt.
De kantonrechter kan ermee instemmen dat een professioneel bewindvoerster het aantal bankrekeningen zoveel mogelijk beperkt. Nu ook te weinig budget aanwezig is om te sparen, acht de kantonrechter dit onderdeel van de klacht niet gegrond.
Het is de kantonrechter uit soortgelijk zaken bekend, dat de banken in 2010 en 2011 gedurende een periode geen maandelijkse overzichten aan de bewindvoerders hebben gestuurd. Dezen waren daardoor niet in staat om kopieën van die overzichten aan de rechthebbenden door te sturen. Inmiddels verstrekken de banken weer deze overzichten en het overzicht over de maand april is aan rechthebbende toegezonden. Dit klachtonderdeel is daarom niet gegrond.
Wat het niet betalen van huur betreft, meent de kantonrechter dat het niet aan bewindvoerster kan worden verweten dat hij geen huur betaald, als daarvoor het geld ontbreekt. Kennelijk heeft bewindvoerster wel de nodige actie ondernomen, want op een gegeven moment kwam de huurtoeslag binnen en kon de opgelopen huurachterstand worden afgelost. Ook dit onderdeel van de klacht is daarom ongegrond.
De kennelijk ongelukkige regie rond de aanschaf van de computer en de vergissing met het toesturen van de tandartsrekening aan de verkeerde verzekeringsmaatschappij zijn onvolkomenheden in het beheer die rechthebbende niet van een professionele bewindvoerster behoeft te verwachten.
De kantonrechter acht deze klachten daarom gegrond.
Op grond van het voorgaande meent de kantonrechter dat de waarneming van de vermogensrechtelijke belangen van rechthebbende niet behoorlijk is geweest in de zin van artikel 1:435, eerste lid, BW. Dat vormt een gewichtige reden in de zin van artikel 1:448, lid 2 BW voor ontslag.
Gelet op de begeleiding die rechthebbende inmiddels van het RIBW ontvangt - een begeleidster van het RIBW was ter zitting met rechthebbende meegekomen - is de kantonrechter van oordeel dat de oorzaak die aanleiding vormde voor de onderbewindstelling, niet langer bestaat. Naar het zich laat aanzien wordt rechthebbende in afdoende mate gesteund in de behartiging van zijn vermogensrechtelijke belangen door het RIBW. Dat is hulp op vrijwillige basis, waardoor geen behoefte meer bestaat aan de meer ingrijpende maatregel van beschermingsbewind. (artikel 449, lid 2 BW)
De beslissing
De kantonrechter
heft het bewind over de goederen van [rechthebbende] op met ingang van 1 augustus 2011;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. P.A. Huidekoper en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2011.
Tegen deze beslissing kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem
a. door de verzoeker en degenen aan wie de griffier een afschrift van deze beschikking heeft verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.