ECLI:NL:RBARN:2011:BQ7346

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
25 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
202909
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van crediteur om vordering van gefailleerde te betwisten in faillissementsprocedure

In deze zaak staat centraal de vraag of Gijba haar bevoegdheid als crediteur om de vordering van gefailleerde te betwisten gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze bevoegdheid is gegeven, zoals bedoeld in artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek. De gefailleerde stelt dat Gijba de vordering uitsluitend betwist om het faillissementstekort te beperken en niet omdat zij een groter deel van haar vordering voldaan wil krijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Gijba haar vorderingen heeft ingediend bij de curator met het oog op de mogelijkheid om vorderingen van andere crediteuren te betwisten. Dit werd door Gijba op de comparitie erkend, waarbij zij aangaf dat de vennootschappen een symbolische vordering hebben ingediend.

De curator, M.R. Stoker, vorderde dat de rechtbank bepaalt dat de gefailleerde tot een bedrag van € 100.000,00 als schuldeiser in het faillissement van Fresh Frozen zal worden toegelaten, met veroordeling van Gijba in de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat Gijba haar bevoegdheid om vorderingen van andere schuldeisers te betwisten voor een ander doel gebruikt dan waarvoor deze bedoeld is. Het belang van Gijba lag niet in het verkrijgen van een zo groot mogelijke uitkering, maar in het beperken van het faillissementstekort met het oog op de aansprakelijkheid van haar (indirect) bestuurders.

De rechtbank heeft de vordering van curator Stoker toegewezen en bepaald dat de gefailleerde tot een bedrag van € 100.000,00 zal worden toegelaten als schuldeiser in het faillissement van Fresh Frozen Allround B.V. Tevens werd Gijba veroordeeld in de kosten van de procedure, die tot op heden zijn begroot op € 1.167,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 25 mei 2011.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 202909 / HA ZA 10-1371
Vonnis van 25 mei 2011
in de zaak van
MR. JOHANNES STOKER
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
[gefailleerde],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. R. Bremer te Leeuwarden,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOLDING GIJBA ANGEREN B.V.,
gevestigd te Angeren,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GIJBA AUTOLEASE LINGEWAARD B.V.,
gevestigd te Huissen, gemeente Lingewaard,
gedaagden,
advocaat mr. E.R. Looyen te Arnhem.
Partijen zullen hierna curator Stoker, [gefailleerde], Holding Gijba en Gijba Lease genoemd worden. Gedaagden zullen samen als Gijba worden aangeduid.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 december 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 11 april 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gefailleerde] had een internationale transportonderneming. [gefailleerde] heeft op 15 september 2005 een ‘activa/passiva overeenkomst’ getekend met Europe Flyer Logistics B.V. (‘Europe Flyer’). Op grond van deze overeenkomst heeft [gefailleerde] aan Europe Flyer verkocht ‘rollend materieel’ en ‘goodwill’. De overeenkomst bepaalt voor zover relevant het volgende:
Artikel 4 – Goodwill
Naast de hierboven omschreven koopprijs voor het rollend materieel, zal koper aan verkoper voldoen jaarlijks, zulks voor het eerst over het jaar 2006, een bedrag van maximaal Euro 20.000,= ten bedrage van goodwill. Deze goodwill betaling zal maximaal 5 jaren gelden. Over de maanden oktober 2005 tot en met december 2005 is derhalve geen goodwillvergoeding verschuldigd. De goodwillvergoeding is gebaseerd op een jaarlijkse expeditieomzet bij thans bij verkoper bestaande klanten van Euro 400.000,= met een brutomarge van 24%. Indien in enig jaar deze brutomarge in negatieve zin afwijkt van het genoemde percentage danwel van de genoemde expeditieomzet, dan zal het bedrag worden aangepast naar 0, tenzij de vermindering van omzet het gevolg is van verwijten die aan koper kunnen worden gemaakt.
2.2. Begin 2006 heeft Europe Flyer haar naam veranderd in Fresh Frozen Allround B.V. (‘Fresh Frozen’). Bij vonnis van 19 januari 2006 is Fresh Frozen door deze rechtbank in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. P.M. Gunning tot curator.
2.3. Bij vonnis van 10 mei 2007 heeft de rechtbank Leeuwarden [gefailleerde] in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. Stoker als curator.
2.4. Met een brief van 24 juni 2009 heeft [gefailleerde] een vordering ingediend bij de curator van Fresh Frozen van € 100.000,00. Deze vordering is gebaseerd op de nakoming van de goodwillbepaling in de activa/passiva overeenkomst. Deze vordering is door de curator van Fresh Frozen geplaatst op de lijst van de voorlopig erkende crediteuren.
2.5. De vorderingen van Gijba Lease en Holding Gijba zijn eveneens erkend in het faillissement van Fresh Frozen. De (indirect) bestuurders van Fresh Frozen zijn B.E.H. [betrokkene] en G. [betrokkene]. B.E.H. [betrokkene] is enig bestuurder en aandeelhouder van Holding Gijba. G. [betrokkene] is enig bestuurder van Gijba Lease. De vorderingen van Gijba bedragen ieder € 100,00.
2.6. Bij vonnis van deze rechtbank van 25 maart 2009, gewezen tussen de curator van Fresh Frozen enerzijds en de (indirect) bestuurders van Fresh Frozen (B. [betrokkene] sr. en B. [betrokkene] jr.) anderzijds, zijn de (indirect) bestuurders aansprakelijk geacht voor het tekort in het faillissement van Fresh Frozen.
2.7. Op 18 december 2009 heeft een verificatievergadering plaatsgevonden in het faillissement van Fresh Frozen, waarbij Gijba de vordering van [gefailleerde] heeft betwist.
Tijdens deze verificatievergadering, later bevestigd in een brief van 23 juni 2010, heeft de rechter-commissaris de partijen verwezen naar de rechtbank op grond van art. 122 Fw. Curator Stoker heeft de renvooiprocedure op naam van de boedel van [gefailleerde] voortgezet.
2.8. Op 23 september 2010 heeft curator Stoker op de derdengeldrekening van de advocaat van Holding Gijba en Gijba Lease twee maal een bedrag van €100,00 voldaan, met de vermelding:
‘betaling ex art. 6:30 BW aan Gijba Autolease Lingewaard B.V. [resp. Holding Gijba Angeren B.V., de rechtbank] terzake schuld van Fresh Frozen Allround B.V.’.
3. Het geschil
3.1. Curator Stoker vordert dat de rechtbank bepaalt dat [gefailleerde] tot een bedrag van € 100.00,00 als schuldeiser in het faillissement van Fresh Frozen zal worden toegelaten uit hoofde van de vordering op grond van de activa/passiva-overeenkomst, met veroordeling van Gijba in de proceskosten.
3.2. Curator Stoker legt aan zijn vorderingen in de eerste plaats ten grondslag dat Gijba geen belang heeft bij het betwisten van de vordering van [gefailleerde], als bedoeld in art. 119 Fw, omdat zij slechts een vordering van € 100,00 heeft op Fresh Frozen en haar eigenlijke belang bestaat uit de belangen van de (indirect) bestuurders van Gijba om het tekort in het faillissement zo klein mogelijk te houden. Deze bestuurders zijn immers bij vonnis van deze rechtbank verantwoordelijk gehouden voor het tekort in het faillissement. Volgens curator Stoker is art. 119 FW niet bedoeld om andere belangen van schuldeisers te dienen.
Verder stelt curator Stoker dat de curator in het faillissement van Fresh Frozen heeft bericht dat hij verwacht dat alle crediteuren hun vorderingen volledig betaald zullen krijgen. Bovendien heeft curator Stoker de vorderingen van Gijba op grond van art. 6:30 BW aan hen voldaan, zodat zij thans geen enkel financieel belang meer hebben bij het betwisten van de vorderingen van [gefailleerde]. Op grond van art. 119 Fw dient Gijba dan ook niet ontvankelijk te worden verklaard.
3.3. In de tweede plaats stelt curator Stoker dat hem een bedrag van € 100.000,00 toekomt op grond van de activa-passiva-overeenkomst met Fresh Frozen. Hij stelt dat hem de goodwillvergoeding van art. 4 van de overeenkomst toekomt, omdat het niet behalen van de omzet het gevolg is van verwijten die Fresh Frozen kunnen worden gemaakt. In de eerste plaats is dat het faillissement zelf, dat in de risicosfeer van Fresh Frozen ligt. Verder is de oorzaak van het faillissement een gevolg van het handelen van het bestuur van Fresh Frozen, dat eveneens gezien moet worden als een ‘verwijt’ in de zin van de overeenkomst.
3.4. Gijba voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. In deze zaak staat centraal de vraag of Gijba haar bevoegdheid als crediteur om de vordering van [gefailleerde] te betwisten gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze bevoegdheid is gegeven, als bedoeld in art. 3:13 BW. [gefailleerde] stelt immers dat Gijba de vordering uitsluitend betwist om het faillissementstekort te beperken en niet omdat zij een groter deel van haar vordering voldaan wil krijgen. Volgens [gefailleerde] moet een geschil over het tekort met de curator worden beslecht en niet in een renvooiprocedure.
4.2. Op zichzelf is door Gijba niet bestreden dat zij haar vorderingen uitsluitend heeft ingediend bij de curator met het oog op de mogelijkheid vorderingen te betwisten. Zij heeft dat op de comparitie zelfs met zoveel woorden erkend:
‘De Gijba vennootschappen hebben een symbolische vordering ingediend, om de mogelijkheid te hebben vorderingen van andere crediteuren te betwisten.’
4.3. Ook uit het faillissementsverslag van de curator van Fresh Frozen van 26 januari 2010 ( p. 2) volgt dat de vorderingen door Gijba enkel om die reden zijn ingediend.
4.4. De rechtbank is van oordeel dat Gijba haar bevoegdheid om vorderingen van andere schuldeisers te betwisten voor een ander doel gebruikt dan waarvoor deze bedoeld is. Vast staat immers dat haar belang niet gelegen is in het verkrijgen van een zo groot mogelijke uitkering, maar dat zij het faillissementstekort wil beperken met het oog op de aansprakelijkheid van haar (indirect) bestuurder. Daarvoor is deze bevoegdheid niet in het leven geroepen. Dat resultaat dient langs andere weg te worden bereikt.
4.5. De gefailleerde heeft de mogelijkheid om vorderingen van crediteuren te betwisten. Art. 126 Fw bepaalt dat de gefailleerde zich op de verificatievergadering kan verzetten tegen vorderingen van crediteuren, waarbij het verzet overigens wel onderbouwd moet zijn. Indien de gefailleerde zich verzet tegen vorderingen, wordt daarvan aantekening gemaakt in het proces-verbaal van de verificatievergadering. Dat leidt ertoe dat de vordering van de schuldeiser niet in rechte komt vast te staan en dat de schuldeiser geen executoriale titel verkrijgt jegens de gefailleerde, zoals volgt uit art. 196 en 197 Fw. De gefailleerde kan dus wel degelijk inhoudelijk verweer voeren tegen de vorderingen van schuldeisers, namelijk in de procedure die vervolgens door de crediteur gevoerd moet worden om een executoriale titel te verkrijgen. Uit het proces-verbaal van de verificatievergadering, met als bijlagen de brief van de curator in het faillissement van Fresh Frozen van 1 december 2009 en de brief van mr. Loyen van 9 december 2009, volgt overigens dat de bestuurders van en namens de gefailleerde de vorderingen hebben betwist.
4.6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van curator Stoker moet worden toegewezen.
4.7. Gijba wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten dragen. Deze worden aan de zijde van curator Stoker tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 0,00
- betaald griffierecht 263,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × factor 1,0 × tarief EUR 452,00)
Totaal € 1.167,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. bepaalt dat [gefailleerde] tot een bedrag van € 100.000,00 zal worden toegelaten als schuldeiser in het faillissement van Fresh Frozen Allround B.V.,
5.2. veroordeelt Gijba in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van curator Stoker begroot op € 1.167,00,
5.3. verklaart dit vonnis met betrekking tot de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. S.H. Bokx-Boom, D.T Boks en G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2011.