RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 10/3222
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 17 mei 2011.
[BV], eiseres,
gevestigd te [vestigingsplaats],
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, thans: de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
verweerder,
IVN, Afdeling Oost-Veluwezoom, partij ex artikel 8:26 van de Awb,
te Rheden (hierna: IVN) .
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 22 juli 2010.
Op 1 augustus 2009 heeft eiseres een ontheffing als bedoeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet (hierna: de Ffw) aangevraagd van het verbod in artikel 11 Ffw.
Bij besluit van 13 november 2009 heeft verweerder eiseres medegedeeld dat hij de gevraagde ontheffing niet kan verlenen, omdat er geen sprake is van overtreding van verbodsbepalingen van de Ffw.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het door IVN gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Bij schrijven van 4 maart 2011 heeft IVN zich gesteld als partij in het geding.
Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is gevoegd behandeld met het beroep van IVN met registratienummer 10/3260 ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank van 11 april 2011. Namens eiseres is verschenen, [ontwikkelingsmanager], ontwikkelingsmanager, bijgestaan door mr. L.A.A. van Wakeren van VW juridisch advies. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. A. Ghallit, werkzaam bij het ministerie en M. Veenstra, adviseur Dienst Landelijk Gebied. IVN is vertegenwoordigd door [namen]. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.
3.1 Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een persoon een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
3.2 Voorop staat dat eiseres naar aanleiding van haar aanvraag het primaire besluit van 13 november 2009 heeft ontvangen, waarmee zij zich kan verenigen. Dit heeft de gemachtigde van eiseres ter zitting bevestigd. Eiseres heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Voor wat het rechtskarakter betreft van dit besluit verwijst de rechtbank naar de uitspraak van heden in de beroepsprocedure van IVN met registratienummer 10/3260.
IVN heeft wel bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 november 2009. In het bestreden besluit zijn de bezwaren van IVN ongegrond verklaard en is het besluit van 13 november 2009 gehandhaafd.
3.3 Eiseres heeft aangegeven dat zij beroep heeft ingesteld tegen het bestreden besluit teneinde ervan verzekerd te zijn dat zij in rechte kan aanvoeren dat het bezwaar van IVN
niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden.
3.4 De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb kan worden aangemerkt. Het bestreden besluit is gericht aan IVN en brengt geen wijziging in de rechtsgevolgen van het besluit van 13 november 2009 met zich. Ook overigens is niet gebleken dat eiseres door het bestreden besluit in een materieel belang wordt getroffen. Dat het bezwaar van IVN ontvankelijk is geacht, is geen belang als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
Het beroep van eiseres is dan ook niet-ontvankelijk.
3.5 Geheel ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat de vraag of IVN terecht ontvankelijk is geacht in de beroepsprocedure van IVN is beantwoord en dat eiseres als partij ex artikel 8:26 van de Awb in die procedure haar opvattingen terzake naar voren heeft gebracht.
3.6 De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Penning, voorzitter, en mr. D.J. Post en mr. S.W. van Osch - Leysma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Litjens, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2011.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 17 mei 2011.