ECLI:NL:RBARN:2011:BQ6658
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Wanprestatie bij de aanleg van een betonvloer en de gevolgen van rechtsverwerking
In deze zaak vorderden eisers op grond van wanprestatie van gedaagden, die in 1998 een betonvloer in hun woning hadden gestort. Eisers stelden dat de vloer niet deugdelijk was omdat deze verzakt was. De rechtbank oordeelde dat eisers niet tijdig hadden geklaagd over de gebreken, zoals vereist volgens artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek. De procedure begon met een tussenvonnis op 8 december 2010, gevolgd door een comparitie van partijen op 18 februari 2011. Tijdens deze comparitie werd duidelijk dat eisers al jaren voor hun klacht scheuren in de muren hadden waargenomen, maar pas in 2008 actie ondernamen door gedaagden aansprakelijk te stellen.
De rechtbank onderzocht de feiten en concludeerde dat de vloerconstructie niet voldeed aan de normale constructieve eisen. De deskundige rapporten wezen op onvoldoende draagvermogen van de ondergrond en een onjuiste uitvoering van de vloer. Gedaagden wezen echter aansprakelijkheid van de hand en stelden dat eisers te laat hadden geklaagd. De rechtbank oordeelde dat eisers, door niet binnen een redelijke termijn te klagen, hun recht op schadevergoeding hadden verwerkt. Dit leidde tot de afwijzing van de vorderingen van eisers.
De rechtbank wees de vorderingen van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken door mr. B.J. Engberts op 27 april 2011. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige klacht indien er sprake is van gebreken in de uitvoering van werkzaamheden.