ECLI:NL:RBARN:2011:BQ6583

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
18 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
206357
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van winstuitkering en verklaring voor recht inzake aandelenoverdracht

In deze zaak vorderden Spa Opleidingen B.V. en Ravesteijn Beheer B.V. betaling van een bedrag van € 341.861,00 van [gedaagde] Beheer B.V., vermeerderd met rente. De rechtbank oordeelde dat er geen dividendbesluiten waren genomen met betrekking tot de resultaten in de jaren voorafgaand aan 2008, waardoor [gedaagde] Beheer geen opeisbare vordering op Spa Opleidingen kon hebben. De rechtbank stelde vast dat de geldvordering van Spa Opleidingen in beginsel voor toewijzing gereed lag, tenzij [gedaagde] Beheer kon bewijzen dat er een overeenkomst was gesloten waarin werd overeengekomen dat zij finale kwijting zou ontvangen na de levering van de aandelen in Spa Opleidingen. De rechtbank hield de beslissing aan en gaf [gedaagde] Beheer de gelegenheid om bewijs te leveren van deze stelling. In reconventie vorderde [gedaagde] Beheer onder andere dat het vonnis in de plaats zou treden van een dividendbesluit, maar deze vorderingen werden afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van [gedaagde] Beheer ongegrond waren, omdat zij niet had aangetoond dat er een toerekenbare tekortkoming was van Ravesteijn Beheer in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst. De zaak werd aangehouden voor bewijslevering door [gedaagde] Beheer.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 206357 / HA ZA 10-1959
Vonnis van 18 mei 2011
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SPA OPLEIDINGEN B.V.,
gevestigd te Waddinxveen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
R. RAVESTEIJN BEHEER B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. P.M. Keegstra te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] BEHEER B.V.,
gevestigd te Rossum (Gld.),
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.V. Paardekooper te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Spa Opleidingen c.s. en [gedaagde] Beheer genoemd worden. Afzonderlijk worden Spa Opleidingen c.s. aangeduid met Spa Opleidingen en Ravesteijn Beheer.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 december 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 15 maart 2011
- de conclusie van antwoord in reconventie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Spa Opleidingen is in 1996 door, onder anderen, [gedaagde] Beheer opgericht. In 1998 heeft [gedaagde] Beheer de overige aandeelhouders van Spa Opleidingen uitgekocht. Vervolgens heeft [gedaagde] Beheer 50% van de aandelen in Spa Opleidingen verkocht aan Ravesteijn Beheer.
2.2. Tussen [gedaagde] Beheer en Ravesteijn Beheer is op 13 februari 1999 een samenwerkingsovereenkomst gesloten.
In artikel 11 van deze overeenkomst is bepaald:
Jaarlijks zullen alle resultaten van de werkmaatschappij als dividend worden uitgekeerd voor zover deze uitkeringen niet worden beperkt door wettelijke of statutaire restricties van de werkmaatschappij of door de uitkomsten van de liquiditeitsprognose.
In de artikelen 6 en 8 van de samenwerkingovereenkomst is een geschillenregeling opgenomen. Hierin is bepaald dat indien tussen partijen een geschil ontstaat, bijvoorbeeld indien zij in de algemene vergadering van aandeelhouders verschillend stemmen en/of indien een geschil ontstaat omtrent de uitleg van deze overeenkomst, ieder van partijen het recht heeft dit geschil bij wege van bindend advies te doen beslechten door drie adviseurs. Hierbij zijn een benoemingsprocedure en verdere procesregels vastgelegd.
2.3. Vanaf 2004 zijn jaarlijks door Spa Opleidingen geldbedragen uitbetaald aan zowel [gedaagde] Beheer als Ravesteijn Beheer. Bij een van die betalingen, te weten de overboekingen aan [gedaagde] Beheer en Ravesteijn Beheer omstreeks 12 januari 2005, is bijgeschreven: ‘Overboeking rek.crt. / voorschot op winstverdeling’. Er zijn voorafgaand aan deze betaling en ook overigens geen schriftelijke dividendbesluiten genomen door [gedaagde] Beheer en Ravesteijn Beheer als aandeelhouders van Spa Opleidingen.
2.4. De uitbetalingen zijn administratief bij Spa Opleidingen geboekt in rekeningen-courant met [gedaagde] Beheer en Ravesteijn Beheer. De rekeningen-courant zijn als zodanig steeds in de jaarrekeningen van Spa Opleidingen verantwoord en de saldi daarvan zijn in de balansen opgenomen bij de activa als vorderingen op aandeelhouders en deelnemingen. De jaarrekening van 2008 vermeldt een rekening-courantvordering op [gedaagde] Beheer ten bedrage van € 335.404 en een rekening-courantvordering op Ravesteijn Beheer ten bedrage van € 312.154. Daaronder staat vermeld:
Over het gemiddeld saldo van de rekening-couranten van Ravesteijn Beheer B.V. en [gedaagde] Beheer B.V. wordt 4% rente berekend.
De heer [gedaagde], bestuurder van [gedaagde] Beheer, heeft op 11 november 2009 schriftelijk bevestigd dat hij instemt met de aan hem overhandigde jaarrekening 2008.
2.5. Op 19 december 2008 heeft [gedaagde] Beheer de door haar gehouden aandelen in Spa Opleidingen verkocht aan Ravesteijn Beheer. In de notariële akte van overdracht wordt niet [gedaagde] Beheer, maar [gedaagde] Holding B.V. genoemd als de verkoper. De overeengekomen koopprijs was € 450.000,00. Dit bedrag is aanvankelijk als lening schuldig gebleven en is inmiddels betaald. Daarnaast zijn partijen bij de koopovereenkomst overeengekomen dat de winstuitkeringen over het boekjaar 2008 nog pro rata zouden toekomen aan [gedaagde] Beheer. Deze winstuitkeringen zijn inmiddels vastgesteld. Ter zake van dit dividend inclusief rente komt [gedaagde] Beheer in elk geval een bedrag van € 121.363,00 toe.
2.6. Spa Opleidingen heeft ten laste van [gedaagde] Beheer conservatoire beslagen laten leggen. [gedaagde] Beheer heeft conservatoire beslagen gelegd ten laste van Spa Opleidingen.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Spa Opleidingen c.s. vorderen, na vermindering van eis, samengevat:
(i) veroordeling van [gedaagde] Beheer tot betaling van € 341.861,00 aan Spa Opleidingen, vermeerderd met de overeengekomen rente van 4% vanaf 12 augustus 2010 en met de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2009;
(ii) verklaring voor recht dat de aandelen van [gedaagde] Beheer in Spa Opleidingen op 19 december 2008 zijn overgedragen aan Ravesteijn Beheer, althans:
subsidiair dat [gedaagde] Beheer dient mee te werken aan het passeren van de (door de desbetreffende notaris opgemaakte) akte van rectificatie, althans:
meer subsidiair dat [gedaagde] Beheer meewerkt aan het alsnog uitvoeren van de koopovereenkomst door middel van het overdragen van de aandelen van [gedaagde] Beheer in Spa Opleidingen aan Ravesteijn Beheer,
een en ander op straffe van een dwangsom en
(iii) met veroordeling van [gedaagde] Beheer in de kosten van het geding en de beslagen.
3.2. Het onder (i) gevorderde bedrag betreft volgens de door Spa Opleidingen c.s. overgelegde berekening (productie 2 bij dagvaarding) het saldo van de rekening-courantschuld van [gedaagde] Beheer per ultimo 2008 ten bedrage van € 335.404,00, vermeerderd met een aanvullende opname door [gedaagde] Beheer op 26 januari 2009 van € 100.000,00 en rente van 01-01-2009 t/m 12-08-2010 ten bedrage van € 27.820,00 en verminderd met de dividendaanspraak over het boekjaar 2008 ten bedrage van € 121.363,00.
3.3. [gedaagde] Beheer voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5. [gedaagde] Beheer vordert samengevat -
1) veroordeling van Spa Opleidingen tot betaling van € 163.449,08 met 4% rente vanaf 8 december 2010, en
2) voorwaardelijk ten aanzien van Ravesteijn Beheer:
(i) primair voor recht te verklaren dat dit vonnis in de plaats treedt van het door [gedaagde] Beheer en Ravesteijn Beheer te nemen dividendbesluit, althans Ravesteijn Beheer te veroordelen om een dividendbesluit te nemen, zulks op straffe van een dwangsom;
(ii) subsidiair voor recht te verklaren dat dit vonnis in de plaats treedt van de rectificatieakte met bepaling dat geen sprake meer is van een vordering van Spa Opleidingen op [gedaagde] Beheer;
(iii) meer subsidiair Ravesteijn Beheer te veroordelen tot betaling aan [gedaagde] Beheer van € 435.404,00 met rente;
(iv) meest subsidiair voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst tussen [gedaagde] Beheer en Ravesteijn Beheer is vernietigd, althans deze te vernietigen;
(v) allermeest subsidiair een zodanige veroordeling uit te spreken als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
het een en ander met hoofdelijke veroordeling van Spa Opleidingen c.s. in de kosten van het geding en van het beslag, met rente.
3.6. Het door [gedaagde] Beheer van Spa Opleidingen gevorderde bedrag van € 163.449,08 betreft de door haar herberekende winstuitkering over 2008. [gedaagde] Beheer stelt dat Spa Opleidingen de winst over 2008 heeft gedrukt door het opvoeren van onredelijke managementkosten. De managementvergoeding c.q. bezoldiging van Ravesteijn Beheer is zonder instemming van [gedaagde] Beheer verhoogd en de verhoging ten opzichte van 2007 moet volgens [gedaagde] Beheer bij de winst worden opgeteld.
3.7. Met het in het petitum ten aanzien van Ravesteijn Beheer onder (i) genoemde dividendbesluit bedoelt [gedaagde] Beheer, zo begrijpt de rechtbank, een aandeelhoudersbesluit met betrekking tot de gedane uitkeringen over de jaren 2004, 2005, 2006 en 2007 die thans boekhoudkundig zijn geboekt in de rekening-courant, doch moeten worden aangemerkt als winstuitkeringen.
3.8. Spa Opleidingen c.s. voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. De rechtbank zal eerst de vordering sub (ii) van Ravesteijn Beheer behandelen.
4.2. In de notariële akte van levering van de aandelen d.d. 19 december 2008 is [gedaagde] Holding B.V. aangemerkt als de verkoper van het aandelenpakket. [gedaagde] Holding B.V. was echter geen aandeelhouder van Spa Opleidingen en [gedaagde] Holding B.V. kon derhalve geen door haar gehouden aandelen leveren aan Ravesteijn Beheer. Het was [gedaagde] Beheer die de aandelen hield en het is evident de bedoeling van partijen geweest dat [gedaagde] Beheer haar aandelen na die verkoop moest leveren aan Ravesteijn Beheer. De overeengekomen koopprijs is al lang betaald. [gedaagde] Beheer heeft erkend dat de, aanvankelijk middels geldlening schuldig gebleven, koopprijs voor de aandelen van € 450.000,00 door Ravesteijn Beheer aan haar is betaald, dus aan [gedaagde] Beheer en niet aan [gedaagde] Holding.
4.3. De vermelding van [gedaagde] Holding B.V. in de notariële akte berust dus op een kennelijke vergissing. Deze vergissing moet hersteld worden, zij het dat hierbij geen plaats is voor de primair gevorderde verklaring voor recht dat de aandelen van [gedaagde] Beheer zijn overgedragen aan Ravesteijn Beheer. De rechtbank kan wel voor recht verklaren dat de aandelen van [gedaagde] Beheer zijn verkocht aan Ravesteijn Beheer, maar niet dat zij ook daadwerkelijk zijn geleverd. De levering van aandelen in een besloten vennootschap moet immers gebeuren bij notariële akte waarbij de betrokkenen partij zijn (artikel 2:196 BW).
4.4. [gedaagde] Beheer zou wel overeenkomstig de subsidiaire eis veroordeeld kunnen worden om mee te werken aan het passeren van de door de notaris geconcipieerde rectificatieakte, productie 11 bij dagvaarding. Maar dan zal eerst beslist moeten worden op het door [gedaagde] Beheer ingeroepen opschortingsrecht en op de subsidiair door haar ingeroepen vernietiging van de koopovereenkomst. [gedaagde] Beheer stelt dat tegenover haar verbintenis om haar aandelen te leveren een verplichting staat van Ravesteijn Beheer om mee te werken aan de totstandkoming van een dividendbesluit ten belope van de door Spa Opleidingen aan [gedaagde] Beheer betaalde winstuitkeringen, dit wil zeggen: de telkens in rekening-courant geboekte uitbetalingen. Voor het geval de rechtbank zou oordelen dat er geen verplichting rust op Ravesteijn Beheer om alsnog mee te werken aan dit dividendbesluit, dan wel een besluit tot kwijting voor de rekening-courant schuld van [gedaagde] Beheer, beroept [gedaagde] Beheer zich op dwaling bij de koopovereenkomst en vernietigt zij deze overeenkomst.
4.5. Tussen het een en het ander bestaat een zodanige samenhang dat eerst beslist moet worden omtrent deze verweermiddelen van [gedaagde] Beheer, die in de reconventie zijn geformaliseerd in tegenvorderingen. De rechtbank komt hierop terug in reconventie. Aldaar zal worden overwogen dat de tegenvorderingen ongegrond zijn, zodat niets meer in de weg staat aan toewijzing van de vordering van Ravesteijn Beheer tot meewerking aan de rectificatieakte. Om proceseconomische redenen zal de rechtbank echter de formele beslissing aanhouden tot het te gelegener tijd te wijzen eindvonnis, waarbij ook kan worden beslist op na te melden geldvordering van Spa Opleidingen.
4.6. Ten aanzien van de vordering sub (i), de geldvordering van Spa Opleidingen, overweegt de rechtbank als volgt.
4.7. Wat betreft de financiële afrekening tussen partijen en de door [gedaagde] Beheer verlangde etikettering van de gedane uitbetalingen is de kern van het geschil de stelling van [gedaagde] Beheer dat onderdeel was van de (mondelinge) koopovereenkomst tussen [gedaagde] Beheer en Ravesteijn Beheer, dat [gedaagde] Beheer na de levering van de aandelen in Spa Opleidingen finale kwijting zou ontvangen voor al hetgeen Spa Opleidingen nog van haar te vorderen zou hebben. Hierbij heeft [gedaagde] Beheer het oog op de in de jaarrekening van 2008 opgenomen rekening-courant schuld van € 335.404,00 en de door beide partijen vermelde aanvullende opname van € 100.000,00 op 26 januari 2009, alsmede op de in de jaarrekeningen vermelde rente van 4%. [gedaagde] Beheer stelt dat het ook altijd de bedoeling is geweest van [gedaagde] Beheer, Van Ravesteijn Beheer en van Spa Opleidingen dat de uitgekeerde bedragen, die om administratieve redenen in rekening-courant werden geboekt, als winstuitkeringen door de aandeelhouders zouden worden behouden, zij het dat daartoe nimmer schriftelijke dividendbesluiten zijn genomen.
4.8. Deze partijbedoeling is volgens [gedaagde] Beheer neergelegd in artikel 11 van de samenwerkingsovereenkomst van 13 februari 1999, welke overeenkomst door haar wordt aangeduid als een aandeelhoudersovereenkomst. Op dit contract kan [gedaagde] Beheer zich echter ten opzichte van Spa Opleidingen niet beroepen. Spa Opleidingen was geen partij bij de samenwerkingsovereenkomst. [gedaagde] Beheer kan van Spa Opleidingen geen nakoming van deze overeenkomst vorderen.
4.9. Voorts ontbreken formele dividendbesluiten en zijn de uitbetalingen telkenjare in de jaarrekening bijgeboekt in de rekeningen-courant en verwerkt als vorderingen op de aandeelhouders, terwijl in alle overgelegde jaarrekeningen, behoudens die van 2006 en 2008, is opgenomen dat het bestuur van Spa Opleidingen voorstelt om het resultaat toe te voegen aan de overige reserves. Spa Opleidingen c.s. hebben onweersproken gesteld, en ten dele met de desbetreffende brieven geadstrueerd, dat Ravesteijn Beheer en [gedaagde] Beheer telkenjare (behoudens voor het boekjaar 2005) uitdrukkelijk schriftelijk aan de accountant van Spa Opleidingen hebben bevestigd dat zij instemmen met de jaarrekeningen. Deze instemming konden zij geacht worden te hebben gegeven in hun hoedanigheden van bestuurder en van aandeelhouder. Voor het laatst betreft het de jaarrekening 2008, waarin als het saldo van de rekening-courant met [gedaagde] Beheer het bedrag van € 335.404,00 ten gunste van Spa Opleidingen is opgenomen. Deze jaarrekening is mede door [gedaagde] Beheer goedgekeurd bij door haar ondertekend schrijven van 11 november 2009. [gedaagde] Beheer had haar aandelen toen al verkocht en was op die datum geen bestuurder (meer) van Spa Opleidingen.
4.10. De omstandigheid dat de directeur van [gedaagde] Beheer dit document in goed vertrouwen heeft getekend zonder deze jaarrekening in te zien, is voor haar rekening en risico. Hierbij weegt mee dat, zoals Spa Opleidingen c.s. onweersproken hebben gesteld, (de boekhouder van) [gedaagde] Beheer zelf tot in december 2008 de gehele boekhouding en de financiële administratie van Spa Opleidingen verzorgde en dat de financiële administratie van Spa Opleidingen voor een belangrijk deel nog steeds bij een van de dochter- of zustervennootschappen van [gedaagde] Beheer lag. Partijen zijn het er voorts over eens dat de jaarrekeningen (met uitzondering van de jaarrekening over 2005) met de telkens oplopende rekening-courant saldi jaar-in-jaar-uit zijn vastgesteld en gedeponeerd.
4.11. Onder deze omstandigheden mocht Spa Opleidingen in redelijkheid erop vertrouwen dat [gedaagde] Beheer akkoord ging met de jaarrekeningen en de daarin opgenomen saldi van haar rekening-courant en bestaat er in redelijkheid geen grond voor de aanname van een door Spa Opleidingen bij [gedaagde] Beheer gewekt en gerechtvaardigd vertrouwen dat de in de rekening-courant geboekte uitbetalingen feitelijk moesten worden aangemerkt als winstuitkeringen die [gedaagde] Beheer kon behouden.
4.12. Hieraan doet niet af dat wel eens in een omschrijving bij een overmaking per bank is vermeld dat de uitbetaling een voorschot op winstverdeling betrof. Uit het door [gedaagde] Beheer overgelegde bankafschrift blijkt dat het een betaling betrof op 11/12 januari 2005 ten bedrage van € 40.000,00. Volgens [gedaagde] Beheer betrof dit de winstuitkering over 2004. Uit de door Spa Opleidingen c.s. overgelegde jaarrekening 2004 blijkt evenwel dat dit rapport toen nog niet was opgemaakt. Dit rapport is immers gedateerd op 18 oktober 2005 en ook in dit rapport wordt, zoals vrijwel steeds, vermeld dat het bestuur voorstelt om het resultaat toe te voegen aan de reserves en wordt deze toevoeging als zodanig verwerkt in het eigen vermogen.
De uitbetaling kan dus geen regulier dividend over 2004 zijn geweest, terwijl volgens het jaarrapport geen interimdividend was uitgekeerd.
4.13. Evenmin doet aan het voorgaande af dat in de belastingrechtspraak een vermogensverschuiving van de vennootschap naar een aandeelhouder onder omstandigheden als een belastbare winstuitdeling kan worden aangemerkt.
4.14. Het rechtsgevolg dat hieraan moet worden verbonden is dat Spa Opleidingen zonder rechtsgeldige dividendbesluiten voor het verleden niet gehouden kan worden om de aan [gedaagde] Beheer uitbetaalde bedragen aan te merken als uitgekeerd dividend en om aan [gedaagde] Beheer kwijting te verlenen voor de in de goedgekeurde jaarrekening 2008 vermelde rekening-courant schuld, noch voor de nadere uitbetaling van € 100.000,00 in januari 2009 en voor de in de jaarrekening vermelde verschuldigdheid van rente.
4.15. Dit geldt ook voor het bedrag van € 125.000,00, waarvan het bestuur van Spa Opleidingen volgens de overgelegde jaarrekening van 2006 heeft voorgesteld om dit, anders dan andere jaren, uit te keren als dividend en waarvan [gedaagde] Beheer onder randnummer 43 van haar conclusie van antwoord stelt dat op 30 juli 2007, kort na de vaststelling van de jaarrekening, daadwerkelijk een gedeelte groot € 120.000,00 aan haar is uitgekeerd. Deze datering is in strijd met haar eerdere opgave onder randnummer 8, waar [gedaagde] Beheer stelt dat dit bedrag van € 120.000,00 pas op 30 juli 2008 is uitbetaald, maar wat daarvan verder zij: uit de goedgekeurde jaarrekening van 2007 blijkt dat het volledige onverdeelde resultaat van 2006 gewoon, zoals ieder jaar, is toegevoegd aan de overige reserves.
4.16. Nu vast staat dat geen dividendbesluit(en) met betrekking tot de resultaten in de aan 2008 voorafgaande jaren is/zijn tot stand gekomen, kan niet worden aangenomen dat [gedaagde] Beheer tegenover haar rekening-courant schuld aan Spa Opleidingen een opeisbare vordering op Spa Opleidingen heeft tot uitbetaling van een winstuitkering ter grootte van hetzelfde bedrag. Er is derhalve niet voldaan aan het liquiditeitsvereiste en [gedaagde] Beheer kan zich niet op een verrekeningsrecht beroepen. Dit betekent dat de geldvordering van Spa Opleidingen in beginsel voor toewijzing gereed ligt.
4.17. Dit zou slechts anders zijn, indien komt vast te staan, zoals [gedaagde] Beheer stelt, dat partijen bij de koopovereenkomst met betrekking tot de aandelen van [gedaagde] Beheer (mede namens Spa Opleidingen) zijn overeengekomen dat [gedaagde] Beheer na de levering van de aandelen in Spa Opleidingen finale kwijting zou ontvangen voor al hetgeen Spa Opleidingen nog van haar te vorderen zou hebben (ook wel omschreven als: ‘dat de tikker op nul zou worden gezet’). Deze stelling is gemotiveerd betwist door Spa Opleidingen c.s. en [gedaagde] Beheer dient de door haar gestelde overeenkomst op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv te bewijzen. De rechtbank zal [gedaagde] Beheer hiertoe in de gelegenheid stellen.
4.18. Indien [gedaagde] Beheer slaagt in dit bewijs moet de geldvordering van Spa Opleidingen worden afgewezen. Faalt [gedaagde] Beheer, dan wordt deze vordering toegewezen behoudens ten aanzien van de mede gevorderde handelsrente, waarvoor, zoals [gedaagde] Beheer met recht betoogt, een wettelijke grondslag ontbreekt.
De rechtbank houdt thans iedere verdere beslissing aan.
in reconventie
Ten aanzien van Spa Opleidingen
4.19. De vordering van [gedaagde] Beheer tot veroordeling van Spa Opleidingen tot betaling van € 163.449,08 met 4% rente vanaf 8 december 2010 is ongegrond. [gedaagde] Beheer heeft, zoals Spa Opleidingen c.s. met recht betogen, slechts aanspraak op een winstuitkering over 2008 ten bedrage van € 114.004,00 te vermeerderen met 4% rente op jaarbasis vanaf 1 januari 2009. Volgens de berekeningen van Spa Opleidingen c.s. komt dit neer op het bedrag van € 121.363,00 per 12 augustus 2010 en volgens de berekening van [gedaagde] Beheer is het € 123.007,88 per 8 december 2010. Dit is het 50% aandeel van [gedaagde] Beheer in de winstuitkering ten bedrage van € 228.008,00 die het bestuur heeft voorgesteld blijkens de jaarrekening 2008 en waarmee [gedaagde] Beheer schriftelijk bij schrijven van 11 november 2009 heeft ingestemd. Deze jaarrekening is vastgesteld en de rechtbank gaat ervan uit dat inmiddels door Ravesteijn Beheer een formeel dividendbesluit is genomen, zij het dat aan dit besluit een gebrek zal kleven, omdat de aandelen van [gedaagde] Beheer nog niet zijn overgedragen.
4.20. [gedaagde] Beheer is het bij nader inzien niet eens met een bepaalde kostenpost in de winst- en verliesrekening van Spa Opleidingen van 2008. Het betreft de (verhoogde) managementvergoeding voor Ravesteijn Beheer. [gedaagde] Beheer stelt dat de managementvergoeding c.q. bezoldiging van Ravesteijn Beheer zonder haar instemming is verhoogd en dat de verhoging ten opzichte van 2007 ad € 74.962,00 bij de winst van Spa Opleidingen moet worden opgeteld. Dit zou voor [gedaagde] Beheer resulteren in een hogere pro rata dividendaanspraak van in totaal € 151.485,00. Vermeerderd met rente becijfert [gedaagde] Beheer deze aanspraak op € 163.449,08 per 8 december 2010.
4.21. Dit betoog faalt reeds omdat gesteld noch gebleken is dat de in de jaarrekening vermelde managementvergoeding een louter administratieve boeking betreft en niet daadwerkelijk door Spa Opleidingen aan Ravesteijn Beheer is uitbetaald. Ook al zou een deugdelijke grondslag voor de verhoging van de managementvergoeding hebben ontbroken, waarover hieronder meer, dan nog kan niet eraan voorbij worden gegaan dat het geld door de vennootschap is uitgegeven. Dit uitgegeven geld kan binnen de vennootschap niet worden aangemerkt als in kas gebleven onverdeelde winst, die nogmaals aan de aandeelhouders kan worden uitgekeerd. De vennootschap moet een onverschuldigd betaalde uitgave eerst terugvorderen, althans in debet stellen, alvorens zij het bedrag van die betaling als winst kan uitkeren aan de aandeelhouders. Dit valt buiten het bestek van de vorderingen van [gedaagde] Beheer en haar geldvordering is in elk geval prematuur.
4.22. Daarnaast slaagt het verweer van Spa Opleidingen c.s. dat [gedaagde] Beheer niet kan terugkomen op haar goedkeuring van de jaarrekening, waarbij Spa Opleidingen c.s. overigens erop wijzen dat ook de managementvergoeding van [gedaagde] Beheer in 2008 is verhoogd.
Ter aanvulling hebben Spa Opleidingen c.s. ter comparitie onweersproken gesteld dat de verhoging van de managementvergoeding van Ravesteijn Beheer haar grondslag vond in een toename van het aantal uren en een verhoging van het uurtarief omdat de door Ravesteijn Beheer ingehuurde mensen duurder werden, en dat vervolgens gedurende geheel 2008 maandelijks het hogere uurtarief is gedeclareerd, tegen welke declaraties nimmer is geprotesteerd. Spa Opleidingen c.s. hebben onweersproken gesteld dat de boekhouder van [gedaagde] Beheer tot in december 2008 de gehele administratie van Spa Opleidingen verzorgde.
[gedaagde] Beheer heeft tegengeworpen dat zij deze facturen nooit heeft gezien, maar de omstandigheid dat zij dit soort aangelegenheden overliet aan haar boekhouder en dat deze boekhouder dit mogelijk niet is opgevallen, althans dit niet heeft gemeld aan de directeur van [gedaagde] Beheer, wordt door de rechtbank voor haar rekening en risico gelaten. Vooralsnog kan niet worden aangenomen dat Spa Opleidingen de aan Ravesteijn Beheer betaalde bedragen als onverschuldigd betaald kan terugvorderen.
4.23. De geldvordering van [gedaagde] Beheer jegens Spa Opleidingen is derhalve slechts toewijsbaar tot het bedrag van € 114.004,00 te vermeerderen met 4% rente op jaarbasis vanaf 1 januari 2009. Deze vordering is echter alleen toewijsbaar indien de vordering van Spa Opleiding in conventie wordt afgewezen. In de geldvordering van Spa Opleidingen is immers de dividendaanspraak van [gedaagde] Beheer tot het toewijsbare bedrag verrekend. Indien de vordering van Spa Opleidingen in conventie wordt toegewezen tot het gevorderde bedrag, is de dividendaanspraak van [gedaagde] Beheer over 2008 door verrekening teniet gegaan.
4.24. De rechtbank zal ten aanzien van Spa Opleidingen thans iedere uitspraak en ook de beslissing omtrent de proceskosten aanhouden.
Ten aanzien van Ravesteijn Beheer
4.25. De door [gedaagde] Beheer tegen Ravesteijn Beheer ingestelde vorderingen zijn slechts voorwaardelijk ingediend voor het geval de rechtbank in conventie zou oordelen dat in beginsel sprake is van een vordering van Spa Opleidingen op [gedaagde] Beheer.
Aan deze voorwaarde is nog niet voldaan, omdat dit afhankelijk is van het resultaat van de bewijslevering waartoe [gedaagde] Beheer wordt toegelaten. Desalniettemin gaat de rechtbank nu al in op de vorderingen van [gedaagde] Beheer, omdat in het bijzonder het beroep van [gedaagde] Beheer op een opschortingsrecht en de door haar meest subsidiair gevorderde verklaring voor recht dat de koopovereenkomst tussen [gedaagde] Beheer en Ravesteijn Beheer is vernietigd, een beletsel zouden kunnen vormen voor de in conventie gevorderde medewerking aan het passeren van een rectificatie-leveringsakte.
4.26. Ravesteijn Beheer heeft betoogd dat de rechtbank niet bevoegd is om de vorderingen van [gedaagde] Beheer te behandelen en zij heeft zich daarbij beroepen op de bij de feiten weergegeven geschillenregeling in de samenwerkingsovereenkomst. Zij stelt dat de vorderingen van [gedaagde] Beheer moeten worden voorgelegd aan bindend adviseurs en dat [gedaagde] Beheer derhalve bij de overheidsrechter niet-ontvankelijk is in die vorderingen.
4.27. Deze exceptie wordt verworpen. Voorop staat dat niemand de toegang tot de gewone rechter kan worden ontzegd. Weliswaar kunnen partijen onderling een alternatieve wijze van geschilbeslechting overeenkomen ter vaststelling van hetgeen rechtens tussen hen geldt, zoals in dit geval is gedaan, maar het is in de omstandigheden van dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Ravesteijn Beheer [gedaagde] Beheer aan deze vaststellingsovereenkomst wil houden. In de samenwerkingsovereenkomst, op welks alternatieve geschillenregeling Ravesteijn Beheer zich beroept, zijn immers ook bepalingen opgenomen over de rechtsverhouding tussen partijen ingeval van (voorgenomen) wijziging van de (middellijke) eigendom van de aandelen in de werkmaatschappij, zijnde Spa Opleidingen, alsmede omtrent het overnamerecht met betrekking tot elkaars aandelenpakket. Ravesteijn Beheer heeft er zelf voor gekozen om, in weerwil van de overeengekomen geschillenregeling, haar eigen vordering tot medewerking aan de overdracht van de aandelen van [gedaagde] Beheer voor te leggen aan de rechtbank, waarbij zij in haar dagvaarding uitgebreid is ingegaan op de verweren en tegenvorderingen van [gedaagde] Beheer. Onder deze omstandigheden gaat het niet aan om nu, nu deze tegenvorderingen van [gedaagde] Beheer worden geformaliseerd in een aantal vorderingen in reconventie, aan [gedaagde] Beheer tegen te werpen dat deze tegenvorderingen niet in dit geding aan de rechtbank ter beoordeling kunnen worden voorgelegd, maar in een nieuwe procedure bij drie bindend adviseurs moeten worden aangebracht.
4.28. Inhoudelijk overweegt de rechtbank als volgt.
4.29. De primaire en subsidiaire vorderingen van [gedaagde] Beheer moeten worden afgewezen. Indien [gedaagde] Beheer slaagt in het bewijs in conventie, wordt de vordering van Spa Opleidingen afgewezen en dan heeft [gedaagde] Beheer geen belang bij deze voorwaardelijk door haar ingestelde vorderingen. Indien [gedaagde] Beheer faalt in dat bewijs, worden deze vorderingen afgewezen omdat [gedaagde] Beheer jaar-in-jaar-uit heeft meegewerkt aan de goedkeuring en de vaststelling van de jaarrekeningen, waarbij telkens, behoudens voor het boekjaar 2008, het resultaat werd toegevoegd aan de reserves en de uitbetalingen aan de aandeelhouders werden geboekt in hun rekeningen-courant.
4.30. Vast staat dat [gedaagde] Beheer in al die jaren nimmer een beroep heeft gedaan op het bepaalde in artikel 11 van de samenwerkingsovereenkomst van 13 februari 1999 en gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] Beheer als aandeelhouder en/of bestuurder van de vennootschap ooit heeft voorgesteld of gevraagd om met betrekking tot het resultaat van de onderneming een formeel besluit tot winstuitkering te nemen. Spa Opleidingen c.s. hebben onweersproken gesteld dat [gedaagde] Beheer zich pas op de samenwerkingsovereenkomst en het daarin vervatte winstbestemmingsvoornemen heeft beroepen op 25 oktober 2010, dus bijna twee jaar na de verkoop van haar aandelen en geruime tijd na de ontvangst van de volledige koopprijs voor die aandelen.
Inmiddels was de samenwerkingsovereenkomst geëindigd op grond van artikel 12 van die overeenkomst, waarin is bepaald dat de overeenkomst eindigt indien en zodra [gedaagde] Beheer of Ravesteijn Beheer geen aandeelhouder meer is van Spa Opleidingen, waaraan, naar het oordeel van de rechtbank, niet afdoet dat de leveringsakte een kennelijke misslag bevat die hersteld moet worden.
[gedaagde] Beheer kan niet, al dan niet met reële executie ex artikel 3:300 BW, achteraf nakoming vorderen van een inmiddels geëindigde duurovereenkomst, nu zij zowel bij Spa Opleidingen als bij haar medeaandeelhouder Ravesteijn Beheer gedurende die overeenkomst jaar-in-jaar-uit het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat zij haar aanspraak op basis van de samenwerkingsovereenkomst niet geldend zou maken.
4.31. Overigens verwijst de rechtbank nog naar hetgeen zij op dit onderdeel in conventie ten aanzien van Spa Opleidingen heeft overwogen, hetgeen als hier herhaald moet worden beschouwd.
4.32. In haar meer subsidiaire vordering vordert [gedaagde] Beheer schadevergoeding van Ravesteijn Beheer omdat Ravesteijn Beheer toerekenbaar tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst. Deze vordering faalt omdat gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] Beheer ooit heeft verzocht om- en heeft aangedrongen op het nemen van een dividendbesluit en dat Ravesteijn Beheer daarop zou hebben geweigerd om daaraan mee te werken en/of dat op Ravesteijn Beheer een eenzijdige rechtsplicht rustte om dividendbesluiten tot stand te brengen. Er was geen sprake van een toerekenbare tekortkoming en ook niet van verzuim.
4.33. Ten slotte faalt ook de meest subsidiaire vordering van [gedaagde] Beheer met betrekking tot de door haar ingeroepen vernietiging van de koopovereenkomst wegens dwaling.
4.34. [gedaagde] Beheer stelt dat zij bij de bepaling van haar vraagprijs voor haar aandelen ervan uitging dat Spa Opleidingen geen vorderingen had op haar aandeelhouders en dat zij, indien zij ervan op de hoogte zou zijn geweest dat Spa Opleidingen op haar beide aandeelhouders nog rekening-courant vorderingen had van in totaal € 647.558,00 en dat Spa Opleidingen met inbegrip van die vorderingen een eigen vermogen had van € 1.101.079,00 (per 31 december 2008), nooit een koopprijs van € 450.000,00 voor haar 50% aandelenpakket zou zijn overeengekomen. Die koopprijs was immers minder dan de helft van de intrinsieke waarde van Spa Opleidingen en haar aandelen waren daarom (tenminste) € 550.539,50 waard, zijnde de helft van dat eigen vermogen.
[gedaagde] Beheer beroept zich daarom op dwaling en zij heeft de koopovereenkomst (voorwaardelijk) vernietigd bij schrijven van 3 december 2009.
4.35. De rechtbank kan deze berekening van [gedaagde] Beheer van de waarde van haar 50% aandelenpakket niet goed volgen, omdat in dat eigen vermogen van € 1.101.079,00 per 31 december 2008 het onverdeelde resultaat van dat boekjaar ten bedrage van € 228.008,00 is begrepen, welk resultaat ingevolge de koopovereenkomst voor de helft aan [gedaagde] Beheer zou worden uitgekeerd. Uitgaande van eenzelfde dividenduitkering aan de andere 50% aandeelhouder, zou het resterende vermogen nog slechts € 873.071,00 zijn, gelijk aan het eigen vermogen per 31 december 2007. De door [gedaagde] Beheer bedongen koopprijs voor haar aandelen van € 450.000,00 was dus met inachtneming van de overeengekomen dividenduitkering wel meer dan de helft van de intrinsieke waarde van Spa Opleidingen.
4.36. Wat hier verder van zij, de enkele omstandigheid dat de verkoper van een aandelenpakket achteraf tot het inzicht komt dat de door hem bedongen koopsom te laag was, rechtvaardigt geen beroep op dwaling en levert geen grond op voor vernietiging van de overeenkomst krachtens artikel 6:228 BW. Voor een geslaagd beroep op dwaling is immers vereist dat hetzij de dwaling te wijten is aan (onjuiste) inlichtingen of een schending van de mededelingsplicht door de wederpartij, hetzij sprake is van wederzijdse dwaling. Hiervan was in dit geval geen sprake.
4.37. Spa Opleidingen c.s. hebben onweersproken gesteld dat [gedaagde] Beheer zelf haar vraagprijs van € 450.000,00 heeft neergelegd en dat deze wat haar betreft niet meer onderhandelbaar was. Ravesteijn Beheer mocht in redelijkheid ervan uitgaan dat [gedaagde] Beheer zich hierbij mede had gebaseerd op de door haar goedgekeurde jaarrekeningen van 2007 en voorgaande jaren, waarin de toenmalige saldi van de rekeningen-courant van de aandeelhouders waren opgenomen onder de activa van de vennootschap. Hierbij weegt mee dat Spa Opleidingen c.s. onweersproken hebben gesteld dat de financiële administratie en boekhouding van Spa Opleidingen werden verzorgd door de boekhouder van [gedaagde] Beheer en dat de directeur van [gedaagde] Beheer naar eigen zeggen (middellijk) bestuurder en (middellijk) aandeelhouder was van tientallen vennootschappen. Ravesteijn Beheer mocht ervan uitgaan dat [gedaagde] Beheer gepokt en gemazeld was in vennootschapsland en dat zij ook ten aanzien van de mede door haarzelf opgerichte en jarenlange gedreven onderneming van Spa Opleidingen c.s. van de hoed en de rand wist.
4.38. Op het punt van de samenstelling van de jaarrekening en de bepaling van de vraagprijs rustte op Ravesteijn Beheer ten opzichte van [gedaagde] Beheer geen bijzondere mededelingsplicht en [gedaagde] Beheer heeft niet gesteld dat en in welk opzicht Ravesteijn haar onjuist zou hebben ingelicht. De omstandigheid dat [gedaagde] Beheer mogelijk niet heeft stilgestaan bij het bestaan van een verder niet besproken, maar wel uit de stukken blijkende, rekening-courant schuld, komt volledig voor haar eigen rekening.
4.39. Voorts heeft [gedaagde] Beheer op geen enkele wijze onderbouwd dat ook Ravesteijn Beheer van haar kant ervan zou zijn uitgegaan dat Spa Opleidingen geen opeisbare vorderingen had op haar aandeelhouders en dat dus sprake was van een zogenaamde wederzijdse dwaling waaraan rechtsgevolgen kunnen worden verbonden. Dit is gemotiveerd bestreden door Spa Opleidingen c.s. en dit is in tegenspraak met de eigen, nog te bewijzen, stelling van [gedaagde] Beheer dat juist tussen partijen zou zijn overeengekomen dat Spa Opleidingen finale kwijting zou verlenen voor hetgeen zij nog van [gedaagde] Beheer te vorderen had. Voor deze kwijting bestond immers in beginsel alleen aanleiding indien sprake was van bestaande of te verwachten vorderingen.
4.40. Ook geldt dat [gedaagde] Beheer op het stuk van de mogelijke wederzijdse dwaling, gezien de hierboven opgemerkte onduidelijkheid in haar berekening van de werkelijke waarde van haar aandelen, waarop nog dividend over 2008 zou worden uitgekeerd, onvoldoende heeft gesteld om aannemelijk te maken dat Ravesteijn Beheer had moeten begrijpen dat [gedaagde] Beheer bij een juiste voorstelling van zaken een aanmerkelijk hogere vraagprijs zou hebben neergelegd. Hierbij merkt de rechtbank op dat het eigen vermogen van Spa Opleidingen voor meer dan de helft was opgebouwd uit vorderingen en dat de praktijk, en ook deze procedure, leert dat vorderingen niet altijd direct geïncasseerd kunnen worden.
4.41. De (aller)meest subsidiaire vordering van [gedaagde] Beheer voldoet niet aan het processuele vereiste in een bodemprocedure dat de vordering bepaalbaar moet zijn. Aan deze vordering gaat de rechtbank voorbij.
4.42. De slotsom is dat de vorderingen van [gedaagde] Beheer op Ravesteijn Beheer bij nader te wijzen eindvonnis moeten worden afgewezen en dat [gedaagde] Beheer als de in het ongelijk gestelde partij moet worden veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank zal de kosten van Ravesteijn Beheer bij dat eindvonnis begroten en zij zal nu bij de beslissing volstaan met een aanhouding van iedere uitspraak totdat ook in conventie eindvonnis kan worden gewezen.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. laat [gedaagde] Beheer toe te bewijzen dat partijen bij de koopovereenkomst met betrekking tot de aandelen van [gedaagde] Beheer (mede namens Spa Opleidingen) zijn overeengekomen dat [gedaagde] Beheer na de levering van de aandelen in Spa Opleidingen finale kwijting zou ontvangen voor al hetgeen Spa Opleidingen nog van haar te vorderen zou hebben (ook wel omschreven als: ‘dat de tikker op nul zou worden gezet’),
5.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 1 juni 2011 voor uitlating door [gedaagde] Beheer of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3. bepaalt dat [gedaagde] Beheer, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4. bepaalt dat [gedaagde] Beheer, indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op dinsdagen in de maanden juli tot en met oktober 2011 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. N.W. Huijgen in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
5.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
5.8. houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2011.