ECLI:NL:RBARN:2011:BQ6488
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis in vrijwaring inzake onbehoorlijk bestuur door oud-bestuurders van Stichting Woning Onderhoud te Arnhem
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 18 mei 2011 een vonnis in vrijwaring uitgesproken. De eisers in vrijwaring, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], zijn in de hoofdzaak veroordeeld wegens onbehoorlijk bestuur. Zij hebben niet aangetoond dat het onbehoorlijk bestuur enkel te herleiden is tot het handelen of nalaten van de gedaagde in vrijwaring. De rechtbank heeft vastgesteld dat het betoog van de eisers in vrijwaring geen grondslag biedt voor de aansprakelijkheid van de gedaagde tegenover hen, voor het geval dat zij in de hoofdzaak in het ongelijk worden gesteld.
De procedure begon met een dagvaarding, waarna het vonnis werd bepaald. De gedaagde heeft geen verweer gevoerd en is in verstek gegaan. De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of de vordering van de eisers niet onrechtmatig of ongegrond was. De eisers stelden dat zij zich correct en transparant hebben gedragen als bestuurders van de stichting en betwisten dat zij enige schadevergoeding aan de stichting verschuldigd zijn. Zij stellen dat, indien de rechtbank van mening is dat er onjuist met de gelden van de stichting is omgegaan, dit enkel te wijten is aan de gedaagde.
De rechtbank oordeelt echter dat de eisers niet voldoende onderbouwd hebben dat de gedaagde verantwoordelijk is voor het onbehoorlijk bestuur. De rechtbank concludeert dat de aangevoerde grondslag onvoldoende is en dat het betoog van de eisers geen basis biedt voor de aansprakelijkheid van de gedaagde. De rechtbank wijst de vorderingen van de eisers af en veroordeelt hen in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil worden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.D.A. den Tonkelaar op 18 mei 2011.