“I. Anamnese:
(…) Per ambulance is hij naar het ziekenhuis De Lichtenberg te Amersfoort gebracht. Hij is op de eerste hulp onderzocht waarbij geen breuken werden vastgesteld. Hij mocht naar huis.
Thuis had hij hevige pijn in zijn nek en rug. Hij kon slecht lopen en de pijn onderin de rug ging gepaard met uitstraling naar de benen. Dat was volgens betrokkene meteen na het ongeval het geval. Hij probeerde zoveel mogelijk in beweging te blijven. Via de huisarts heeft hij fysiotherapie gehad maar dit hielp niet. De nekklachten zijn geleidelijk aan vanzelf verdwenen. (…)
Wat betreft zijn werkzaamheden is betrokkene consultant (logistiek en projectrealisatie). Betrokkene werkt 40 tot 60 uur per week. Na het ongeval heeft hij drie weken niets gedaan maar geleidelijk aan is hij weer begonnen. Hij werkt weer volledig. In zijn werk moet betrokkene veel autorijden, zo’n 70.000 à 80.000 km jaar. (…)
III. Informatie uit de behandelende sector:
Eerste hulpverslag d.d. 20.02.2001.
Betrokkene was betrokken bij een kop/staartbotsing. (…). Er was pijn in de nek. (…)
Brief d.d. 06.08.2001 van L.M. Marting, orthopaedisch chirurg.
Betrokkene is gezien in verband met rugklachten, toegenomen na een auto-ongeval in februari van dit jaar toen hij van achteren werd aangereden. (…)
Conclusie: exacerbatie rugklachten op basis van spondylartrose, preëxistent. (…)
Brief d.d. 11.12.2002 van D.B. van der Schaaf, orthopaedisch chirurg.
Betrokkene werd op 11.09.2002 en 03.12.2002 gezien in verband met lage rugklachten na een auto-ongeval in februari vorig jaar. Hij is destijds van achteren aangereden. Voor die tijd had hij nauwelijks rugklachten. Na het ongeval zijn de klachten invaliderend. (…)
Conclusie: exacerbatie van de lage rugklachten na auto-ongeval met röntgenologisch diffuus degeneratieve LWK. (…)
IV. Beeldvormende diagnostiek:
(…) Conclusie: röntgenologisch is er sprake van een degeneratieve lumbale wervelkolom met een instabiliteit op het niveau L3-L4. (…)
V. Samenvatting:
Het betreft een 60-jarige man die op 20.02.2001 in een file van achteren werd aangereden met vrij hoge snelheid. Daarna was zijn auto total-loss. Direct in aansluiting aan het ongeval had betrokkene pijn in de nek en lage rug met uitstraling in de benen. Bij het bezoek aan de eerste hulp blijkt uit het verslag dat er klachten zijn geweest van nek en hoofd. Geen melding wordt gedaan van lage rugklachten. In ieder geval heeft betrokkene vanwege de aanhoudende klachten enige tijd fysiotherapie gehad zonder effect. Hij is uiteindelijk gezien door twee orthopaedisch chirurgen die spreken over een exacerbatie van lage rugklachten na trauma.
Röntgenologisch werden er degeneratieve afwijkingen aan de LWK vastgesteld. De nekklachten zijn na het ongeval geleidelijk aan spontaan verdwenen. Vervolgens heeft betrokkene een tijdje Cesartherapie gehad, later chiropractie en momenteel krijgt hij sportmassage.
Betrokkene heeft veel klachten van zijn lage rug, die zijn functioneringsniveau beïnvloed, zoals meer in detail verwoord in de anamnese. Met name heeft hij last bij zitten, staan, lopen, fietsen en ook autorijden. Er is nog steeds een tintelend gevoel aan de achterzijde van de benen, soms tot aan de voet.
Bij drukverhogende momenten treedt evenwel geen uitstraling op.
Ten aanzien van sport/hobby’s is hij gestaakt met volleybal en tuinieren. Met name klaagt betrokkene over stijfheid onderin de rug na opstaan. Eén en ander is meer in detail verwoord in de anamnese.
Bij orthopaedisch onderzoek zien wij een licht overgewicht. Er is een insufficiëntie van de buikmusculatuur. Het looppatroon is normaal. De LWK toont een verminderde lumbale lordose en een lichte links convexe thoracolumbale bocht ook zonder torsie. Er is pijn paravertebraal lumbaal met hypertonie. Er is geen duidelijke hakvalpijn. Functioneel is er een traag bewegingsritme met een verminderde flexie en extensie, overigens zonder kurkentrekkerfenomeen. Verder is er een status na enkelfractuur rechts.
Oriënterend neurologisch onderzoek toont geen afwijkingen. Voorts is er een lichte trofische stoornis aan de distale onderbenen.
Röntgenologisch is er sprake van een diffus degeneratieve lumbale wervelkolom met een instabiliteit op niveau L3-L4.
VI. Conclusie:
Op orthopaedisch gebied is er sprake van een instabiliteit op het niveau L3-L4 met pseudoradiculaire uitstraling in het linker been bij diffuus degeneratieve verandering.
VII. Beantwoording van de door u gestelde vragen:
Vraag 1: (…) welke diagnose(n) stelt u op uw vakgebied (…)?
Antwoord: (…) Als diagnose is er op orthopaedisch gebied sprake van een instabiliteit op het niveau L3-L4 met (pseudo)-radiculaire uitstraling in het linker been bij diffuus degeneratieve verandering. (…)
Vraag 2: Wilt u op grond van uw onderzoeksbevindingen en de overige beschikbare gegevens zo uitgebreid mogelijk en gemotiveerd aangeven:
Vraag 2a: Waaruit de restklachten en/of restverschijnselen bestaan die op medische gronden als mogelijk ongevalsgevolg moeten worden beschouwd?
Antwoord: Uit de gegevens van de behandelende sector blijkt uit het eerste hulpverslag geen lage rugklachten wel nekklachten. Volgens betrokkene zijn de klachten wel degelijk direct na het ongeval ontstaan. Daarnaast blijkt uit het röntgenonderzoek en ook bij de behandelend orthopaedisch chirurg dat er sprake is van preëxistente diffuus degeneratieve afwijkingen in de LWK en dat er sprake is van exacerbatie van lage rugklachen na trauma. Uit de anamnese blijkt dat betrokkene sinds het ongeval in ieder geval dusdanig klachten heeft ontwikkeld dat hij slechter is gaan functioneren en naast pijn gaat het om uitstralende pijn met beperkingen ten aanzien van zitten, staan, lopen, autorijden en bukken. Ten aanzien van de klachten kan worden gesteld dat deze niet aanwezig waren vóór het ongeval.
Wat betreft de röntgenologische bevindingen is er sprake van diffuus degeneratieve afwijkingen in de lumbale wervelkolom die als zodanig preëxistent zijn. Op het niveau L3-L4 wordt op 05.06.2001 door de verslagleggend radioloog een graad I anteropositie van L3 ten opzichte van L4 beschreven. Dit zou nog als degeneratief verschijnsel kunnen worden opgevat, maar de laatste foto’s tonen een dusdanige verschuiving van L3 ten opzichte van L4 bij flexie dat dit als een traumatische instabiliteit moet worden beschouwd.