zaaknummer / rolnummer: 206032 / HA ZA 10-1895
[eiseressen],
eiseressen,
advocaat mr. W.J.M. Gitmans te Nijmegen,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, agentschap Rijkswaterstaat),
zetelend te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. P.L.G. Haccou te Arnhem.
Eiseressen worden hierna tezamen in vrouwelijk enkelvoud [eiseres] genoemd (indien hun afzonderlijke vermelding niet noodzakelijk is), en gedaagde de Staat.
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 december 2010;
- het proces-verbaal van comparitie van 9 maart 2011.
1.2 Vervolgens is vonnis bepaald.
2.1 [eiseres] Beheer B.V. was tot 15 november 2004 eigenaresse van een aantal onroerende zaken aan [adres] te [woonplaats]. Daar exploiteerde [eiseres] Beheer B.V. door middel van haar dochtervennootschap Gelderse Groen Recycling [woonplaats] B.V. (thans genaamd Gelderse Reststoffen Recycling B.V.) een groencomposteerinrichting.
2.2 In het kader van de uitvoering van het waterstaatkundig project "[ ]" heeft de Staat [eiseres] in 2001 benaderd met het doel te komen tot verplaatsing van het groencomposteringsbedrijf van [eiseres] en aldus met het verzoek de genoemde onroerende zaken te mogen aankopen tegen schadeloosstelling volgens de regels van het onteigeningsrecht.
2.3 Tussen partijen is op 3 november 2004 definitieve overeenstemming bereikt over de aankoop door de Staat van de genoemde onroerende zaken van [eiseres] Beheer B.V., voor een prijs van € 11.477.830,-, in welk bedrag alle schadeloosstellingen ("met uitzondering van de nog uit te keren verschotten, hoe ook genaamd") waren begrepen. In de koopovereenkomst is onder "Artikel 14 (bijzondere bedingen)" onder meer het volgende opgenomen:
2. Uitgangspunt bij de bepaling van de schadeloosstelling is, dat verkoper zijn bedrijf verplaatst naar het bedrijfsterrein [bedrijfsterrein] in de gemeente [woonplaats], met compostering met gebruikmaking van een biofilter, in de openlucht. (..)
(..)
20. Verkoper verplicht zich tot maximale inspanning dat het composteringsproces op de nieuwe locatie ook daadwerkelijk in de openlucht kan plaatsvinden. Op grond van de huidige wet- en regelgeving is dit mogelijk. Indien blijkt dat gemeente en of provincie alsnog besluiten dat voor het composteringsproces toch overkapping noodzakelijk is, zal verkoper dit besluit, respectievelijk deze besluiten, aanvechten tot in hoogste instantie, met inbegrip van het vragen van een voorlopige voorziening.
Indien na uitspraak van de Raad van State in de bodemprocedure de bestreden besluiten in stand blijven en de plicht tot overkappen onherroepelijk wordt, vindt een heroverweging plaats van de schadeloosstelling. Met betrekking tot alle schade en (meer)kosten, die het gevolg is/zijn van de plicht tot overkappen, komen partijen het volgende overeen:
• Koper biedt in dat geval verkoper binnen een redelijke termijn, doch uiterlijk binnen 6 maanden na de onherroepelijke uitspraak van de Raad van State, een aanvullende schadeloosstelling aan (..)
• Bereiken koper en verkoper geen overeenstemming over de hoogte van de uit te keren aanvullende overeenkomst (..) komen koper en verkoper overeen dat het geschil dan zal worden voorgelegd aan de arrondissementsrechtbank te Arnhem om in enige en laatste instantie, met toepassing van de regels van het onteigeningsrecht, de toe te kennen aanvullende schadeloosstelling vast te stellen.
(..)
25. De overeenkomst wordt door de verkoper aangegaan ter voorkoming van onteigening.
2.4 Bij besluit van 17 december 2007 hebben GS van de provincie Gelderland voor de composteerinrichting op de nieuwe locatie een milieuvergunning verleend. Op grond van die vergunning is het [eiseres] niet toegestaan het groencomposteringsproces van haar bedrijf in de open lucht te laten plaatsvinden en dient dus overkapping plaats te vinden. Tussen partijen is overeengekomen, kennelijk in afwijking van hetgeen in de eerste alinea van punt 20 van artikel 14 van het koopcontract was bepaald, dat [eiseres] geen beroep tegen de vergunning bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State hoefde in te stellen.
2.5 Partijen zijn vervolgens (in januari 2008) met elkaar in overleg getreden over de omvang van de aanvullende schadeloosstelling als bedoeld in de laatste alinea van punt 20 van artikel 14 van het koopcontract. Door de Staat is dienaangaande een bedrag aangeboden en uitbetaald van € 3.401.800,-. [eiseres] is daarmee niet akkoord gegaan. Volgens haar berekeningen zou haar een aanvullende schadeloosstelling moeten toekomen van
€ 8.344.240,42.
3.1 [eiseres] is van mening dat de Staat met de betaling van € 3.401.800,- niet heeft voldaan aan haar verplichting [eiseres] alle schade en meerkosten te vergoeden, die het gevolgen is/zijn van de plicht tot overkappen. Daarmee is volgens [eiseres] sprake van een tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst van 3 november 2011.
3.2 [eiseres] hebben gevorderd dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I met inachtneming van de regels van het onteigeningsrecht de aan [eiseres] op grond van artikel 14 onder 20 van de koopovereenkomst toekomende aanvullende schadeloosstelling vaststelt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de boven het betaalde bedrag van € 3.401.800,- nog verschuldigde aanvullende schadeloosstelling vanaf 1 januari 2009 tot aan de dag van algehele voldoening;
II drie onteigeningsdeskundigen benoemt om de rechtbank over de aan [eiseres] toekomende aanvullende schadeloosstelling te adviseren;
III de Staat veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van de door de rechtbank vast stellen aanvullende schadeloosstelling (voor zover nog niet uitbetaald);
IV de Staat veroordeelt in de kosten van de procedure, daaronder begrepen de kosten van deskundigenbijstand van [eiseres] en van de door de rechtbank te benoemen deskundigen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na de datum van het eindvonnis tot aan de dag van algehele voldoening.
3.3 De Staat voert verweer. Daarop wordt zo nodig hierna nog ingegaan.
4.1 De Staat heeft erkend dat tussen partijen verschil van mening bestaat over de vraag of en in hoeverre aan [eiseres] nog een aanvullende schadeloosstelling toekomt. Hij verzet zich in zoverre niet tegen de gevorderde vaststelling door de rechtbank van de hoogte van de aanvullende schadeloosstelling en in de in dat kader gevorderde deskundigenbenoeming.
4.2 De Staat heeft echter betwist tekort te zijn geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst, maar naar het oordeel van de rechtbank komt dat wat [eiseres] vordert in feite neer op nakoming, zodat de vraag of de Staat is tekortgeschoten niet afzonderlijk hoeft te worden onderzocht. Ter comparitie heeft de advocaat van [eiseres] nog aangevoerd dat naar haar mening wel sprake is van een tekortkoming, nu de Staat tijdens het onder 2.5 bedoelde overleg niet op een gedegen inhoudelijke manier heeft gereageerd op de goed onderbouwde voorstellen van de adviseur van [eiseres], Zij heeft echter aan die volgens haar gebrekkige reactie op zichzelf geen consequenties verbonden. In dat licht moet worden opgemerkt dat zij bij de door haar aanvankelijk ter zitting aangekondigde eiswijziging (strekkende tot schadevergoeding) uiteindelijk niet heeft volhard.
4.3 In de dagvaarding en de conclusie van antwoord is tussen partijen gedebatteerd over de vraag naar welk moment de vaststelling van de aanvullende schadeloosstelling moet worden begroot. Aanvankelijk heeft de Staat zich op het standpunt gesteld dat dat het moment van de koopovereenkomst moet zijn (3 november 2004). [eiseres] heeft aangevoerd, zo begrijpt de rechtbank, dat de investeringskosten, de aanloopkosten en de jaarlijkse exploitatiekosten voor de nieuwe locatie aanmerkelijk hoger zijn uitgevallen dan in 2004 kon worden voorzien, zodat de peildatum 3 november 2004 geen recht doet aan het uitgangspunt dat alle schade en meerkosten moeten worden vergoed. De Staat gaat daarom uit van de peildatum 1 januari 2008, het moment waarop partijen hun overleg tot vaststelling van de aanvullende schadeloosstelling zijn gestart. Uiteindelijk heeft de advocaat van de Staat er ter zitting mee ingestemd dat het "blok van de overkappingskosten" uit de schadeberekening kan worden gelicht naar de toestand van 2008, maar wel onder verrekening van de kosten die onder de oude situatie niet gemaakt hadden hoeven te worden als toen al duidelijk was geweest dat overkapping noodzakelijk was. De rechtbank constateert dat partijen het op dat punt dus wel eens zijn geworden, zodat van 1 januari 2008 zal worden uitgegaan. Er hoeven door de rechtbank op dit punt dus geen 'Haviltex-knopen' te worden doorgehakt (na eventuele getuigenverhoren omtrent de over en weer kenbare bedoelingen van partijen). Evenmin hoeft er rekening gehouden te worden met niet (te) voorziene kostenontwikkelingen ná 1 januari 2008.
4.4 Een vordering tot benoeming van deskundigen is niet op de wet gebaseerd, ook al hebben partijen afgesproken dat zonder onteigening wel de regels van het onteigeningsrecht zullen worden gevolgd. De rechtbank gaat echter uit van een (eenparig) verzoek als bedoeld in artikel 194 lid 1 Rv en zal drie deskundigen benoemen om de rechtbank te adviseren bij de begroting van de aanvullende schadeloosstelling met toepassing van de (materiële) regels van het onteigeningsrecht, waarbij zal worden uitgegaan van de 'peildatum' 1 januari 2008 en ook voor het overige met inachtneming van hetgeen onder 4.3 is overwogen. Daarbij zal de rechtbank, nu daartegen behalve wat betreft de 'peildatum' geen bezwaar is gemaakt, voor de formulering van de vraagstelling aanknopen bij hetgeen de Staat bij conclusie van antwoord onder 15 heeft voorgesteld.
4.5 Aan de hand van de opgave van de deskundigen wordt het voorschot op hun loon en kosten, inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting, bepaald op € 36.000,-. Daarbij is geen rekening gehouden met de kosten van door de deskundigen eventueel nog te raadplegen technische deskundigheid van derden. De Staat heeft verzocht te bepalen dat het voorschot door beide partijen ieder voor de helft ter griffie zal worden gedeponeerd. [eiseres] heeft daarop niet gereageerd, zodat de rechtbank aldus zal beslissen.
4.6 De rechtbank zal daarnaast een plaatsopneming en bezichtiging gelasten als bedoeld in artikel 201 Rv en de te benoemen deskundigen verzoeken daarbij aanwezig te zijn, teneinde zoveel mogelijk een situatie te bereiken als voorzien in de artikelen 29 lid 3 en 30 van de Onteigeningswet, zoals partijen kennelijk ook voor ogen staat. Bij die gelegenheid zullen ook afspraken worden gemaakt over de deponering van hun rapport. Partijen kunnen zo nodig daarna nog pleidooi vragen, welk verzoek in beginsel (analoog aan artikel 37 lid van de Onteigeningswet) zal worden gehonoreerd. Overeenkomstig de wens van partijen zullen die pleidooien gehouden worden voor een meervoudige kamer. De rechtbank zal ook meervoudig over de omvang van de schadeloosstelling beslissen.
4.7 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5 De beslissing
De rechtbank
I. beveelt een onderzoek door drie deskundigen ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Op welk bedrag dient conform de regels van het onteigeningsrecht en met
inachtneming van hetgeen hierboven onder 4.3 is overwogen, de aan [eiseres] toekomende aanvullende schadeloosstelling te worden vastgesteld, uitgaande van de situatie op de 'peildatum' 1 januari 2008, waarbij de uitgangspunten die ten grondslag hebben gelegen aan de berekening van de schadeloosstelling van € 11.477.830,- worden gehanteerd, met dien verstande dat er van uitgegaan moet worden dat bij herinvestering rekening gehouden moet worden met een overkappingsplicht van de composteerinrichting?
2. Welke andere feiten of omstandigheden, gebleken uit het onderzoek, kunnen van belang zijn voor een goed begrip van de zaak?
benoemt tot deskundigen om dit onderzoek te verrichten:
- mr. J.G. de Vries Robbé,
p/a postbus 85615, 2508 CH 's-Gravenhage,
- mr. ing. J.A. Jansens van Gellicum,
p/a 't Schoutenhuis, postbus 13, 3930 EA Woudenberg,
- mr. H.J.A. van Hoogmoed RT,
p/a Hoogstate, Lage Esweg 18, 7441 AX Nijverdal (O).
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundigen zal toezenden,
bepaalt dat [eiseres] binnen twee weken na datum van dit vonnis (kopieën van) de overige processtukken aan de rechtbank Sector civiel, roladministratie, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem zal doen toekomen,
bepaalt dat iedere partij binnen twee weken na datum van dit vonnis als voorschot op de kosten inclusief omzetbelasting van de deskundigen € 18.000,- ter griffie van deze rechtbank dient te deponeren door dit bedrag over te maken op rekening nummer 56.99.90.548 ten name van MvJ arrondissement Arnhem onder vermelding van het rolnummer en de namen van partijen,
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van dit voorschot de deskundigen hiervan in kennis zal stellen,
II. gelast voorts een plaatsopneming en bezichtiging zoals hierboven onder 4.6 bedoeld, ter plaatse van de nieuwe composteerinrichting van [eiseres] aan de [adres] te [woonplaats], op maandag 6 juni 2011 om 10.30 uur,
verzoekt de partijen en hun advocaten, alsmede de deskundigen daarbij aanwezig te zijn,
verzoekt [eiseres] om ter plaatse een ruimte beschikbaar te houden, waar partijen in aanwezigheid van de rechtbank hun standpunten omtrent de aanvullende schadeloosstelling ten overstaan van de deskundigen kunnen bepleiten,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 27 april 2011.