ECLI:NL:RBARN:2011:BQ3915
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid voor schade door een paard in het kader van een beleringsovereenkomst
In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Arnhem, betreft het een incident dat heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2007 op het terrein van een vennootschap onder firma, die zich bezighoudt met het houden van hengsten en het opfokken, verhandelen en beleren van paarden. De eiser, die eigenaar was van de hengst [paard], vorderde een verklaring voor recht dat de gedaagden aansprakelijk zijn voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van een verwonding door het paard. De rechtbank moest zich buigen over de vraag of de aansprakelijkheid voor de schade bij de eiser of bij de vennootschap onder firma lag, op basis van de artikelen 6:179 en 6:181 van het Burgerlijk Wetboek.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op het moment van het incident werkzaamheden verrichtte op het terrein van de vennootschap en dat het paard [paard] op dat moment in de uitoefening van het bedrijf van de vennootschap werd gebruikt. De eiser stelde dat hij als bezitter van het paard aansprakelijk was op grond van artikel 6:179 BW, terwijl de gedaagden betwistten dat de eiser aansprakelijk was, stellende dat de aansprakelijkheid was overgegaan op de vennootschap onder firma op basis van artikel 6:181 BW, omdat het paard bedrijfsmatig werd gebruikt.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel de daadwerkelijke training van het paard nog niet was begonnen, het paard op het moment van het incident wel degelijk werd gebruikt in de uitoefening van het bedrijf van de vennootschap. Dit leidde tot de conclusie dat de vennootschap aansprakelijk was voor de schade die de eiser had geleden. De vorderingen van de eiser werden afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten, die door de rechtbank werden begroot op EUR 1.464,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Het vonnis werd uitgesproken door mr. F.J. de Vries op 20 april 2011.