ECLI:NL:RBARN:2011:BQ3200

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
27 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/344
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter mr. P.C. Quak

In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 18 april 2011 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker, wonende te Zeist, tegen mr. P.C. Quak, die als rechter optrad in een strafzaak tegen de verzoeker. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat mr. Quak partijdig zou zijn, omdat hij weigerde zich onbevoegd te verklaren in verband met een eerdere wrakingsprocedure waarin de verzoeker meende dat zijn fundamentele rechten waren geschonden. De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat wraking van een rechter alleen mogelijk is op basis van concrete feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank stelde vast dat er geen enkele aanwijzing was voor (de schijn van) partijdigheid van mr. Quak. De rechtbank wees erop dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De verzoeker had niet voldoende feiten aangedragen die objectief gerechtvaardigd zouden zijn om aan te nemen dat mr. Quak vooringenomen was. De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek ongegrond was en wees het af. De beschikking werd openbaar uitgesproken en de motivering werd op schrift gesteld op 27 april 2011.

Uitspraak

©beschikking
RECHTBANK UTRECHT
zitting houdende te Arnhem
Wrakingskamer
Zaaknummer: 11/344
Beschikking van 18 april 2011
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te Zeist,
verzoeker tot wraking,
tegen
mr. P.C. Quak, in zijn hoedanigheid van rechter.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de politierechterzitting van 18 april 2011 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- het schriftelijke verweer van mr. Quak van 18 april 2011;
- de aantekeningen van de griffier.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoeker in persoon;
- de officier van justitie mr. J.G. Kolkman.
Mr. Quak heeft laten weten niet te zullen verschijnen.
2. Het wrakingsverzoek
2.1. Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. Quak als rechter in de zaak met parketnummer 16/440712-10 tegen verzoeker als verdachte.
2.2. Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, aan zijn verzoek ten grondslag gelegd – samengevat weergegeven – dat mr. Quak partijdig is omdat hij weigert zich onbevoegd te verklaren omdat met betrekking tot een eerdere wrakingsprocedure fundamentele rechten van verzoeker zouden zijn geschonden.
2.3. Mr. Quak heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd. Dat verweer wordt hierna voor zover nodig besproken.
2.4. Na de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft de wrakingskamer het onderzoek ter zitting gesloten en mondeling uitspraak gedaan, waarbij het verzoek tot wraking is afgewezen. Hieraan is de volgende motivering ten grondslag gelegd.
3. De beoordeling
3.1. Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995, NJ 1996, 484). Uit de artikelen 512 en 513 van het Wetboek van Strafvordering en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief moet worden afgeleid dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
3.2. Verzoeker heeft, kort samengevat, aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat mr. Quak partijdig is omdat hij weigert zich onbevoegd te verklaren omdat met betrekking tot een eerdere wrakingsprocedure fundamentele rechten van verzoeker zouden zijn geschonden. Dat oordeel is niet aan de politierechter. Dat oordeel is ook niet aan deze wrakingskamer als een soort intern appel. Waar het uitsluitend om gaat is de vraag naar (de schijn van) partijdigheid van mr. Quak. Die (schijn van) partijdigheid is op geen enkele wijze gebleken en kan – anders dan verzoeker meent – ook niet volgen uit de omstandigheid dat mr. Quak wil noch kan beslissen over de juistheid van de beslissing in de vorige wrakingsprocedure.
3.3. Gelet op het voorgaande moet het wrakingsverzoek worden afgewezen.
4. De beslissing
De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.P.M. Kester-Bik, L. van Gijn en C. van Linschoten in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.C.D. Crezée en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2011. De motivering is op schrift gesteld op 27 april 2011.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.