ECLI:NL:RBARN:2011:BQ3000
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vorderingen wegens gebrek aan bewijs van overeenkomst tussen partijen
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem, heeft eiser [eiser] een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde] met betrekking tot de nakoming van een overeenkomst. De zaak is voortgekomen uit een geschil over de interpretatie van een passage in een brief van de boekhouder, die door eiser als een overeenkomst werd beschouwd. De rechtbank heeft in een eerder vonnis van 30 juni 2010 eiser opgedragen te bewijzen dat deze passage als overeenkomst tussen partijen gold. Tijdens de procedure zijn getuigen gehoord, waaronder [getuige 1], [getuige 2] en [betrokkene / getuige 3].
De rechtbank heeft vastgesteld dat de getuigenverklaringen niet voldoende bewijs hebben geleverd voor de stelling van eiser. [getuige 1] verklaarde dat hij ervan uitging dat er een afspraak was gemaakt over de verdeling van kosten, maar de rechtbank concludeerde dat er geen duidelijke overeenkomst tot stand was gekomen. De getuigenverklaringen gaven aan dat er wel een voorstel was gedaan, maar dat dit niet leidde tot een bindende overeenkomst.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser niet in zijn bewijs is geslaagd en dat gedaagde niet kan worden veroordeeld tot nakoming van de gestelde overeenkomst. De vorderingen van eiser zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 20 april 2011 door mr. J.D.A. den Tonkelaar.