ECLI:NL:RBARN:2011:BQ2572

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
13 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
197620
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringszaak betreffende vergoeding van behandelkosten en de status van een arts als medisch specialist

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, betreft het een geschil tussen eiseres en de coöperatie VGZ-IZA-TRIAS U.A. over de vergoeding van behandelkosten. Eiseres heeft behandelingen ondergaan die zijn uitgevoerd door dr. [z], die door IZA niet als medisch specialist wordt erkend. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 2 februari 2011 overwogen dat zij een deskundige zal moeten benoemen om te bepalen of de behandelingen voldoen aan het gebruikelijkheidscriterium. IZA heeft in haar verweer gesteld dat eiseres geen recht heeft op vergoeding omdat dr. [z] geen medisch specialist is, en verwees daarbij naar de polisvoorwaarden. Eiseres heeft de mogelijkheid gekregen om te reageren op deze nieuwe stelling van IZA.

De rechtbank heeft vastgesteld dat dr. [z] in Duitsland is ingeschreven als 'Facharzt für Allgemeinmedizin', wat betekent dat hij een huisarts is en geen medisch specialist. Eiseres heeft aangevoerd dat dr. [z] bevoegd is om bepaalde behandelingen toe te passen, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet voldoende is om hem als medisch specialist te kwalificeren. De rechtbank blijft bij haar eerdere constatering dat dr. [z] geen medisch specialist is, en IZA heeft het recht om deze stelling in te nemen in deze fase van de procedure.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot vergoeding van een PET-CT scan van € 1.803,35 besproken. IZA heeft deze vergoeding geweigerd op basis van doelmatigheid. De rechtbank heeft besloten dat ook voor deze vordering een deskundige moet worden benoemd om te bepalen of aan het gebruikelijkheidscriterium is voldaan. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hun standpunten schriftelijk toe te lichten.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 197620 / HA ZA 10-466
Vonnis van 13 april 2011
in de zaak van
[eiseres]
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. A.M. Koopman te Alkmaar,
tegen
de coöperatie
VGZ-IZA-TRIAS U.A.,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en IZA worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 februari 2011 (hierna: het tussenvonnis)
- de akte uitlating na interlocutoir vonnis van [eiseres]
- de akte na interlocutoir vonnis van IZA.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In r.o. 4.13 van het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat zij tot benoeming van een deskundige zal moeten komen om te kunnen vaststellen of bij (een of meer van) de onder 2.5 en 2.6 van dat vonnis bedoelde behandelingen van [eiseres] is voldaan aan het gebruikelijkheidscriterium. De rechtbank heeft ook vragen geformuleerd die ten minste aan een deskundige moeten worden gesteld. De zaak is naar de rol verwezen voor akte uitlating door beide partijen over de aangekondigde deskundigenrapportage. Partijen konden zich desgewenst in hun akte ook uitlaten over de constatering van de rechtbank dat dr. [z] geen medisch specialist in de zin van de polisvoorwaarden is en de vraag van de rechtbank of deze constatering enige betekenis heeft.
2.2. [eiseres] is in haar akte uitlating onder meer nader ingegaan op de positie van dr. [z]. Uit hetgeen [eiseres] heeft aangevoerd valt echter zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet af te leiden dat dr. [z] – in afwijking van hetgeen de rechtbank in r.o. 4.9 van het tussenvonnis heeft geconstateerd – moet worden aangemerkt als medisch specialist. De enkele stelling dat dr. [z] als medisch specialist kan worden gezien, “in ieder geval conform de Duitse maatstaven”, is daarvoor onvoldoende. Dat geldt ook voor de stelling van [eiseres] dat dr. [z] is ingeschreven bij zowel de Nederlandse Orde der Geneesheren als de Orde der Geneesheren in Berlijn. Daarmee is immers op zichzelf nog niets gezegd over de aard van die inschrijving. Uit de al eerder door [eiseres] overgelegde productie 12 blijkt bovendien dat dr. [z] in Duitsland staat ingeschreven als “Facharzt für Allgemeinmedizin”. Onder verwijzing naar de Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (productie 8 van IZA) heeft IZA in haar antwoordakte van 8 december 2010 onweersproken aangevoerd dat de titel “Facharzt für Allgemeinmedizin” staat voor huisarts. Dat is niet hetzelfde als medisch specialist.
2.3. De omstandigheid dat dr. [z] – zoals [eiseres] stelt – in Duitsland gerechtigd is om de behandelingen hyperthermie en dendritische celtherapie toe te passen maakt het voorgaande niet anders. Ook het gastdocentschap van dr. [z] op diverse buitenlandse universiteiten en de stelling dat zijn behandelmethodes in het buitenland als traditioneel worden gezien, leiden niet tot de conclusie dat dr. [z] medisch specialist is. [eiseres] heeft ten slotte aangevoerd dat ook in Nederlandse ziekenhuizen, zoals het AMC in Amsterdam en de Daniël den Hoedkliniek in Rotterdam, al gebruik wordt gemaakt van hyperthermie in combinatie met chemotherapie. Die omstandigheid is echter niet relevant in het kader van de vraag of dr. [z] als medisch specialist kan worden aangemerkt.
2.4. De rechtbank blijft dus bij haar constatering in het tussenvonnis dat dr. [z] geen medisch specialist is.
2.5. IZA heeft in haar akte voor het eerst de stelling ingenomen dat [eiseres] geen aanspraak kan maken op vergoeding van de door dr. [z] uitgevoerde behandelingen omdat dr. [z] geen medisch specialist is. IZA verwijst daarbij naar artikel 14 van de toepasselijke polisvoorwaarden.
2.6. Het staat IZA vrij in dit stadium van de procedure deze nieuwe stelling aan te voeren. [eiseres] heeft er echter nog niet op kunnen reageren. De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rol om [eiseres] daartoe alsnog in de gelegenheid te stellen.
2.7. Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de PET-CT scan ad € 1.803,35 overweegt de rechtbank op voorhand het volgende. IZA heeft vergoeding van die kosten geweigerd omdat deze scan volgens haar niet doelmatig is. In het tussenvonnis heeft de rechtbank ook ten aanzien van de PET-CT scan overwogen dat zij een deskundige zal moeten benoemen om te kunnen vaststellen of is voldaan aan het gebruikelijkheidscriterium. Gelet op het verhoudingsgewijs geringe belang dat met dit resterende deel van de vordering is gemoeid als het onder 2.5 bedoelde verweer van IZA opgaat, en de aanzienlijke kosten die een deskundigenonderzoek naar verwachting met zich zullen meebrengen, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenrapportage op dit onderdeel als het hier bedoelde verweer opgaat.
2.8. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 11 mei 2011 voor het nemen van een akte door [eiseres] over hetgeen is vermeld onder 2.6 en 2.7, waarna IZA op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen over hetgeen is vermeld onder 2.7,
3.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2011.
Coll.: JC