zaaknummer / rolnummer: 194505 / HA ZA 09-2371
de rechtspersoon naar het recht van Hongarije
QUATR-E-M KFT,
gevestigd te Boedapest,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] MANAGEMENT CONSULTANCY B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
2. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. M.W.J. van der Horst te Tiel.
Partijen zullen hierna Quatr-e-M, [gedaagde] Management Consultancy en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 december 2010
- de akte overlegging producties van Quatr-e-M
- het proces-verbaal van comparitie van 16 maart 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling in conventie en in reconventie
het faillissement van Quatr-e-M
2.1. In het vonnis van 15 december 2010 is overwogen dat de rechtbank zich voorgelicht wil zien over de vraag of de curator in het faillissement van Quatr-e-M tot overneming is opgeroepen. Ter comparitie van 16 maart 2011 is echter gebleken dat er sprake was van een loos gerucht ten aanzien van het faillissement. Quatr-e-M is niet failliet, zodat deze kwestie verder kan blijven rusten.
2.2. Ten aanzien van de stortingsplicht op de aandelen Quatr-e-M is ter comparitie van haar kant toegelicht dat deze krachtens de Hongaarse wettelijke regels een minimumstorting van in totaal € 50.000,00 inhield. Aan haar verplichting tot betaling van € 20.000,00 hiervan heeft [gedaagde] Management Consultancy volgens Quatr-e-M voldaan doordat van het bedrag van € 54.000,00 dat [gedaagde] Management Consultancy betaald heeft, € 20.000,00 is aangewend voor de storting op aandelen. De andere aandeelhouder, Quatr-e-M B.V., diende € 30.000,00 bij te dragen.
2.3. Betaald is niet exact € 54.000,00, maar (zie het tussenvonnis van 15 december 2010 onder 2.7) € 54.151,67. Het resterende deel van het door [gedaagde] Management Consultancy betaalde bedrag is dus € 34.151,67. Dit is volgens Quatr-e-M op factuur betaald ter dekking van 30% van haar aanloopkosten. Het gaat dus om bedragen van respectievelijk € 34.151,67 en € 79.687,23 en dit betekent dat met de aanloopkosten € 113.333,33 gemoeid was. De door Quatr-e-M bedoelde factuur is niet overgelegd en vooralsnog staat, mede gelet op de wisselende standpunten van Quatr-e-M ten aanzien van de betaling van € 54.151,67, niet vast dat een deel hiervan voor storting op de aandelen en de rest voor delging van aanloopkosten bedoeld en gebruikt is. Dit kan echter, zoals hierna blijkt, in het midden blijven.
2.4. Het voorgaande betekent dat inmiddels rekening gehouden moet worden met het standpunt van Quatr-e-M dat [gedaagde] Management Consultancy voldaan heeft aan haar stortingsplicht. Voor zover zij een ander standpunt aan haar vordering in conventie ten grondslag heeft gelegd, moet dit worden verworpen.
de ontbinding van de overeenkomsten
2.5. Quatr-e-M heeft ter comparitie van 16 maart 2011 toegelicht dat zij bij de dagvaarding van 16 december 2009 de ontbinding van de overeenkomsten tussen Quatr-e-M, [gedaagde] Management Consultancy en [gedaagde] geaccepteerd heeft, die was ingeroepen vóór het eerste kort geding, blijkens het arrest van 16 juni 2009 bij brief van 18 oktober 2008. [gedaagde] Management Consultancy heeft op zichzelf niet bestreden dat deze acceptatie nog op 16 december 2009 kon plaatsvinden.
2.6. De ontbinding van de overeenkomsten tussen partijen heeft plaatsgevonden in confraternele correspondentie waarvan de rechtbank geen kennis heeft genomen. De rechtbank moet afgaan op hetgeen over de aanleiding hiertoe door [gedaagde] Management Consultancy in deze procedure naar voren is gebracht. Zij spreekt slechts over onvoorziene omstandigheden en dienaangaande heeft het hof (arrest van 16 juni 2009 onder 4.9) terecht overwogen dat deze geen grond voor buitengerechtelijke ontbinding opleveren. De aanvaarding van Quatr-e-M van de ontbinding betekent echter dat zij krachtens overeenkomst een feit is.
2.7. De gevolgen hiervan zijn dat partijen zijn ontslagen uit de verbintenissen die uit de overeenkomsten voortvloeiden en dat er een ongedaanmakingsverbintenis ontstaat. Dit is de grondslag van de vordering in reconventie. Een en ander laat onverlet dat een eerder tekortschieten tegenover Quatr-e-M schadeplichtigheid van [gedaagde] Management Consultancy kan meebrengen.
tekortkomingen van [gedaagde] Management Consultancy
2.8. Quatr-e-M vordert vergoeding van schade die zij zou hebben geleden als gevolg van tekortkomingen van [gedaagde] Management Consultancy en [gedaagde]. In het vonnis van 15 december 2010 is beslist (4.12) dat de vordering tegenover [gedaagde] moet worden afgewezen. Het gaat dus om tekortkomingen van [gedaagde] Management Consultancy. Quatr-e-M verwijst voor de inhoud hiervan naar de pleitnota van haar advocaat in kort geding (14 mei 2009) voor het hof. Daaruit is als gestelde tekortkoming af te leiden het niet voldoen aan de overeenkomst van geldlening door het overeengekomen bedrag van € 225.000,00 niet beschikbaar te stellen.
2.9. Hiernaast staat de redenering in de dagvaarding die door de rechtbank in het vonnis van 15 december 2010 aldus is uitgelegd dat [gedaagde] Management Consultancy door de onverwachte beëindiging van de samenwerking grote moeilijkheden heeft veroorzaakt en Quatr-e-M schade heeft berokkend.
2.10. De geldlening ligt vast in de overeenkomst van 16 augustus 2007. Daarin is sprake van een lening van [gedaagde] Management Consultancy aan Quatr-e-M ter grootte van € 225.000,00 die zal lopen van 12 september 2007 t/m 31 december 2012. Volgens [gedaagde] Management Consultancy heeft zij van haar kant aan deze overeenkomst voldaan door ruim € 54.000,00 ter leen te verstrekken en is later over vermindering van het te lenen bedrag overeenstemming bereikt, zij het dat, zo heeft zij ter comparitie van 16 maart 2011 aangevoerd, uiteindelijk geen overeenstemming over een nieuw bedrag is bereikt omdat [gedaagde] Management Consultancy over onvoldoende zekerheden beschikte.
2.11. De rechtbank laat thans in het midden of [gedaagde] Management Consultancy wel of niet een deel van het te lenen bedrag ter beschikking heeft gesteld. De rol van de betaling van € 54.151,67 is niet duidelijk (2.3 hierboven). Eerder is deze door Quatr-e-M beschouwd als een gedeeltelijke nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst van geldlening. Thans stelt zij dat de overeenkomst van 16 augustus 2007 in het geheel niet is nagekomen voor zover het betreft de onder 2 daarvan opgenomen lening:
2. De geldlening van de schuldeiser (…) aan de schuldenaar (…) bedraagt € 225.000,= (…) ingaande 12 september 2007, zijnde de oprichtingsdatum van Quatr-e-M (…) en eindigend op 31 december 2012
2.12. In deze contractuele bepaling staat geen fatale termijn vermeld. Wel is er, zoals blijkt uit de citaten in het vonnis van 15 december 2009 (onder 2.4 en 2.5) sprake van een reeks samenhangende overeenkomsten c.q. onderdelen van overeenkomsten die ook verplichtingen van Quatr-e-M B.V. inhouden. Dat deze van haar kant aan haar verplichtingen heeft voldaan, wordt door [gedaagde] Management Consultancy betwist en staat niet vast. Ook dit kan in het midden blijven.
2.13. Quatr-e-M heeft gesteld dat [gedaagde] Management Consultancy ter zake van de nakoming van de overeenkomst van geldlening in gebreke is gesteld voorafgaande aan het kort geding van 20 juni 2008, maar zij stelt ook dat [gedaagde] Management Consultancy heeft aangegeven dat zij zou tekortschieten in de nakoming van de verbintenis in de e-mailberichten van midden februari 2008. Heeft [gedaagde] Management Consultancy inderdaad aangegeven te zullen tekortschieten, dan zou verzuim zijn ingetreden zonder ingebrekestelling (art. 6:83 Burgerlijk Wetboek).
2.14. Bij antwoord zijn meerdere e-mailberichten van [gedaagde] Management Consultancy overgelegd. In het bericht van 14 februari 2008 is geen mededeling te lezen die erop duidt dat [gedaagde] Management Consultancy enige verplichting niet zal nakomen. Op de volgende dag mailt zij onder meer dat zij slechts onder bepaalde, aangescherpte voorwaarden geld kan lenen aan Quatr-e-M. Zij was op dat moment niet in verzuim en deed haar voorstel mede naar aanleiding van wat in haar ogen een tekortschieten van Quatr-e-M B.V. was. Uit het antwoord dat [betrokkene] op 17 februari 2008 – kennelijk mede namens Quatr-e-M B.V. – mailt, valt af te leiden dat hij niet op de voorstellen van [gedaagde] Management Consultancy ingaat en haar aan haar oorspronkelijke verplichtingen wil houden. Daarbij is er noch van een ingebrekestelling sprake noch van een constatering van verzuim buiten de heel algemeen gestelde zin “Je hebt er de totale vernietiging van onze (…) relatie mee bereikt.”
2.15. Vervolgens gaat [betrokkene] er in zijn namens Quatr-e-M en Quatr-e-M B.V. aan [gedaagde] Management Consultancy en/of [gedaagde] gerichte brief van 22 februari 2008 vanuit dat op de lening door [gedaagde] Management Consultancy € 37.500,00 is betaald en doet hij toch voorstellen voor aanpassing van de lening. Een van deze voorstellen houdt in dat de lening van € 225.000,00 vervalt, dat [gedaagde] terugtreedt als managing director van Quatr-e-M en dat [gedaagde] Management Consultancy alle aandelen aan Quatr-e-M B.V. overdraagt. Op 29 februari 2008 vraagt [betrokkene] per mail aan [gedaagde] te reageren op deze brief van 22 februari. Laatstgenoemde gaat hier niet inhoudelijk op in. Partijen bereiken geen overeenstemming.
2.16. In die situatie vindt op 5 mei 2008 een aandeelhoudersvergadering van Quatr-e-M plaats, waar [gedaagde] Management Consultancy niet vertegenwoordigd is. Daar wordt onder meer besloten tot het ontslag van [gedaagde] als managing director, de managementovereenkomst van 13 februari 2008 beëindigd verklaard, de verslaggeving van [betrokkene] ten aanzien van het reilen en zeilen van Quatr-e-M aanvaard en [betrokkene] gemachtigd van [gedaagde] Management Consultancy te incasseren wat zij Quatr-e-M nog verschuldigd is.
2.17. Tussen 5 mei 2008 en 20 juni 2008 volgt de ingebrekestelling van [gedaagde] Management Consultancy.
2.18. De rechtbank is met [gedaagde] Management Consultancy van oordeel dat Quatr-e-M onder de genoemde omstandigheden niet onverkort nakoming van de overeenkomst van geldlening kon eisen. Daargelaten of er zich onvoorziene omstandigheden hadden voorgedaan die meebrachten dat [gedaagde] Management Consultancy zich geheel kon terugtrekken, is er sprake van omstandigheden die, zoals [gedaagde] Management Consultancy kennelijk bedoelt, meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was dat Quatr-e-M onverkort nakoming van de overeenkomst tot geldlening eiste. Deze omstandigheden zijn:
- het standpunt van Quatr-e-M dat van de € 225.000,00 in ieder geval enig deel al betaald was,
- het gegeven dat de samenwerking waarvan de lening blijkens de overeenkomst van 16 augustus 2007 een element vormde, stukgelopen was, zoals onder meer uit 2.14 hierboven blijkt,
- het gegeven dat Quatr-e-M uitsluitend afging op mededelingen van [betrokkene] toen zij nakoming eiste met voorbijgaan van de onderhandelingen die hierboven zijn weergegeven – waarbij de rechtbank in het bijzonder wijst op de inhoud van de hierboven (2.15) geciteerde brief van Quatr-e-M en Quatr-e-M B.V. d.d. 22 februari 2008 –,
- de beëindiging van de managementovereenkomst en het ontslag van [gedaagde] als statutair bestuurder, die tot gevolg hadden dat [gedaagde] Management Consultancy geen zicht en invloed meer had op het reilen en zeilen van Quatr-e-M, en
- het ontbreken van enig feit dat zich tussen 5 mei 2008 en 20 juni 2008 zou hebben voorgedaan, dat een noodzaak tot incasseren voor Quatr-e-M meebracht.
2.19. De rechtbank leidt als gezegd uit het voorgaande af dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was dat Quatr-e-M zich op het standpunt stelde dat [gedaagde] Management Consultancy € 225.000,00 moest betalen. Dit betekent dat haar ingebrekestelling niet tot verzuim van [gedaagde] Management Consultancy leidde.
2.20. De eerste conclusie uit het voorgaande is dat er voordat de overeenkomst werd ontbonden of op het moment van de ontbinding, geen sprake was van verzuim aan de zijde van [gedaagde] Management Consultancy ten aanzien van de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst van geldlening. Daarbij komt overigens dat Quatr-e-M niet duidelijk heeft gemaakt hoe de niet nakoming of gedeeltelijke niet nakoming van de overeenkomst van geldlening tot schade voor Quatr-e-M geleid kan hebben als zij nog in februari 2008 rekening hield met een scenario waarin de gehele lening zou vervallen.
2.21. Uit het voorgaande moet voorts geconcludeerd worden dat er geen sprake van is geweest dat [gedaagde] Management Consultancy de samenwerking onverwacht beëindigd heeft. Weliswaar is zij niet inhoudelijk op de voorstellen ingegaan die [betrokkene] op 22 februari 2008 had verwoord, maar het is Quatr-e-M geweest die de stop uit de samenwerking heeft getrokken door de besluiten van 5 mei 2008 te nemen en door na de onderhandelingen over het bedrag van de lening het volle bedrag van € 225.000,00 te eisen en vervolgens te dagvaarden.
2.22. Het voorgaande betekent dat de vorderingen in conventie moeten worden afgewezen omdat niet gebleken is van een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] Management Consultancy waaruit een verplichting tot schadevergoeding zou voortvloeien.
2.23. Quatr-e-M zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] Management Consultancy worden begroot op:
- griffierecht € 4.938,00
- salaris advocaat 9.633,00 (3,0 punten × tarief € 3.211,00)
Totaal € 14.571,00
de slotsom in reconventie
2.24. De vordering in reconventie is, zo is ter comparitie van 16 maart 2011, bedoeld als alleen door [gedaagde] Management Consultancy, niet door [gedaagde], te zijn ingesteld. Hiervan zal de rechtbank dus verder uitgaan.
2.25. Grondslag voor betaling van de managementfee van € 10.000,00 is de ongedaanmakingsverbintenis die het gevolg is van ontbinding van de overeenkomst door [gedaagde] Management Consultancy. Zij stelt dat zij in 2007 werkzaamheden heeft laten verrichten waarvoor op grond van de managementovereenkomst € 10.000,00 verschuldigd was, welk bedrag thans als vergoeding voor de verrichte werkzaamheden in het kader van de ongedaanmaking voldaan moet worden.
2.26. Door Quatr-e-M, die niet heeft geantwoord in reconventie, is het voorgaande niet weersproken. De vordering komt de rechtbank onrechtmatig noch ongegrond voor en zij ligt dan ook voor toewijzing gereed.
2.27. De rente over dit bedrag van € 10.000,00 is gevorderd vanaf de dag ‘vanaf wanneer het voornoemde bedrag opeisbaar is’. Gelet op de desbetreffende factuur die betaling in 2008 eist, zal de rechtbank de rente vanaf 1 januari 2009 toewijzen.
2.28. Hetzelfde geldt voor terugbetaling van het bedrag van € 54.151,67, omdat het, op welke titel het ook betaald is, is betaald ter voldoening aan een ontbonden overeenkomst. De rente over dit bedrag is als onweersproken toewijsbaar.
2.29. De reconventionele vordering tot ontbinding van de overeenkomsten komt niet voor toewijzing in aanmerking nu de overeenkomsten al buitengerechtelijk ontbonden zijn.
2.30. Quatr-e-M zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] Management Consultancy worden begroot op € 4.816,50 (3,0 punten × factor 0,5 × tarief € 3.211,00) voor salaris advocaat.
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie
3.1. wijst de vorderingen af,
3.2. veroordeelt Quatr-e-M in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] Management Consultancy tot op heden begroot op € 14.571,00,
3.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
3.4. veroordeelt Quatr-e-M om aan [gedaagde] Management Consultancy te betalen een bedrag van € 64.151,67 (vierenzestig duizendéénhonderdéénenvijftig euro en zevenenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het bedrag van € 54151,67 vanaf 31 januari 2008 tot de dag van volledige betaling en over € 10.000,00 vanaf 1 januari 2009 tot de dag van volledige betaling,
3.5. veroordeelt Quatr-e-M in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] Management Consultancy tot op heden begroot op € 4.816,50,
3.6. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2011.