ECLI:NL:RBARN:2011:BQ2055
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Wraking van de leden van de meervoudige strafkamer in een strafzaak tegen verzoeker
In deze zaak heeft verzoeker, gedetineerd in PI Overijssel, op 15 maart 2011 een wrakingsverzoek ingediend tegen de leden van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Arnhem. Dit verzoek volgde op een tussenvonnis van dezelfde rechtbank waarin werd besloten dat aanvullend onderzoek door nieuwe gedragskundigen noodzakelijk was. Verzoeker stelde dat deze beslissing de schijn van vooringenomenheid wekte, omdat er al drie rapportages waren opgesteld door deskundigen die hem eerder hadden onderzocht. Hij betoogde dat de rechtbank niet deskundig genoeg was om een oordeel te vellen over de bestaande rapporten en dat de beslissing om nieuw onderzoek te gelasten, voortkwam uit een subjectieve partijdigheid van de strafkamer.
De rechtbank heeft het wrakingsverzoek behandeld op 12 april 2011, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.E. Bosman. De rechtbank oordeelde dat een processuele beslissing, zoals het gelasten van aanvullend onderzoek, op zichzelf geen aanwijzing vormt voor onpartijdigheid van de rechter. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. In dit geval was er geen bewijs van subjectieve of objectieve partijdigheid van de strafkamer.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen, met de motivering dat de beslissing tot aanvullend onderzoek niet als een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid kan worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechters in gevaar zouden kunnen brengen, en dat het verzoek tot wraking derhalve ongegrond was.