Parketnummer : 05/703551-10
Datum zitting : 6 april 2011
Datum uitspraak : 20 april 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
zonder bekend vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in Zwolle PPC, Huub van Doornestraat 15
Zwolle.
Raadsman : mr. S.G.M. Goedvriend, advocaat te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 22 december 2010 te Nijmegen opzettelijk brand heeft gesticht in het tourniquet van een/het politiebureau te Nijmegen (gelegen aan de Stieltjesstraat), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid (kranten)papier aangestoken en/of dat (brandende) papier op de (droogloop)mat in dat tourniquet gegooid, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (kranten)papier, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die (droogloop)mat en/of de/een ruit(en) van dat tourniquet geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,terwijl daarvan gemeen gevaar voor voormeld pand, althans voor dat tourniquet en/of die (droogloop)mat, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in dat pand aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 6 april 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. S.G.M. Goedvriend, advocaat te Nijmegen.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd:
Regiopolitie Gelderland-Zuid.
Namens de benadeelde partij is J. [naam] als gemachtigde ter terechtzitting verschenen.
De officier van justitie, mr. B. Molenaar, heeft geëist dat verdachte terzake van het tenlastegelegde feit zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 Sv wordt opgelegd.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvanke¬lijk zal worden verklaard in de vorde¬ring.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting door brandend krantenpapier op de mat van het tourniquet van het politiebureau te Nijmegen te gooien. Hierdoor was gemeen gevaar voor het tourniquet en de mat te duchten. Dat verdachte tot deze daad is overgegaan omdat hij niet meer in de vrieskou wilde verblijven, doet aan bovenstaand oordeel en de bewezenverklaring van het feit niet af.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 22 december 2010 te Nijmegen opzettelijk brand heeft gesticht in het tourniquet van het politiebureau te Nijmegen (gelegen aan de Stieltjesstraat), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid krantenpapier aangestoken en dat brandende papier op de droogloopmat in dat tourniquet gegooid, ten gevolge waarvan die droogloopmat van dat tourniquet gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat tourniquet en die droogloopmat, te duchten was;
Hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
5. De strafbaarheid van verdachte
Over verdachte is een pro justitia rapport opgemaakt door drs. P.A. de Mon, psychiater, gedateerd 27 maart 2011 en drs. F.C.P. Zuidhof, justitieel forensisch GZ-psycholoog, gedateerd 1 april 2011.
Beide deskundigen hebben geconcludeerd dat bij verdachte, ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, schizofrenie van het gedesoriënteerde type en alcoholafhankelijkheid en wel in die mate dat verdachte alstoen zijn wil in het geheel niet kon bepalen en hij als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt.
De psychiater, drs. P.A. de Mon, rapporteert het volgende:
‘(…) Betrokkene is een 51-jarige zwak geïntegreerde intelligentie man waarbij in zijn vroege adolescentie een knik in de ontwikkeling is opgetreden als gevolg van een schizofreen proces van het gedesorganiseerde type. Hij ontwikkelde alcoholproblematiek ter compensatie van zijn sociale tekortkomingen en wist als veelbelovende student na een gestrande studie zijn leven nauwelijks vorm te geven. (…) Als hij zich op eigen kracht moest redden in het leven ging hij ten onder aan sociaal maatschappelijke teloorgang en zelfverwaarlozing. (…) Hij ging crimineel gedrag vertonen, raakte mogelijk door zijn toedoen zijn huisvesting kwijt en kwam als chronisch verslaafde in het zwerverscircuit terecht waarbij hij uiteindelijk als een soort wanhoopsdaad tot de tenlastegelegde feiten kwam om daarmee onderdak af te dwingen. Hoewel er wat dat betreft iets berekenends van het tenlastegelegde lijkt uit te gaan, was tegelijkertijd het realiteitsbesef dusdanig gestoord dat betrokkene zeer waarschijnlijk nauwelijks grip op zijn impulsen en dus zijn gedrag had en de gevolgen van zijn (bizarre) gedrag maar nauwelijks kon overzien. (…)
Het ligt in de lijn der verwachting dat als betrokkene op straat komt te staan waar hijzelf weer vorm aan zijn leven moet gaan geven, hij meteen weer terugvalt in zijn zwerversbestaan waar hij verstoken is van primaire levensbehoeften, in zijn alcoholverslaving en in het afhouden van hulp met alle gevolgen van dien namelijk een grote kans op recidive voor soortgelijk gedrag dan hem nu ten laste is gelegd.(…) Zoals het zich laat aanzien was betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde floride psychotisch. (…) Wat dat betreft dient betrokkene met betrekking tot het tenlastegelegde, indien bewezen, als ontoerekeningsvatbaar beschouwd te worden. (…) Gezien het feit dat betrokkene ontoerekeningsvatbaar wordt geacht, en klinische behandeling geïndiceerd is, wordt geadviseerd om betrokkene in het kader van een artikel 37 e.v. Sr, te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar. (…)’
De psycholoog, dr. F.C.P. Zuidhof, rapporteert het volgende:
‘(…) In psychodiagnostische zin is er bij betrokkene sprake van schizofrenie, gedesorganiseerde type en alcoholafhankelijkheid. (…)In zoverre kan aangenomen worden dat betrokkene weliswaar instrumenteel gedrag heeft laten zien in de zin van het in brand steken van een krant met als doel toegang tot het politiebureau te forceren, doch de werkelijke aard van zijn daad en de eventuele consequenties van deze daad heeft hij toch zeer waarschijnlijk in het geheel niet kunnen overzien. (…) Het risico op herhaling van soortgelijke delicten is hoog indien betrokkene niet behandeld wordt voor zijn psychiatrische- en verslavingsproblematiek. Betrokkene, bij wie het ontbreekt aan een steunend netwerk, dakloos is en lijdende is aan schizofrenie zal zonder psychiatrisch zorgkader zeer waarschijnlijk verder desintegreren waarbij alcohol en bevreemend gedrag zoals het in brand steken van goederen (maar dat zou ook anderszins kunnen zijn) snel aan de orde kunnen zijn.(…) Gelet op het voorgaande, de risicotaxatie etc. dan wordt geadviseerd betrokkene op te leggen een gedwongen plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis de termijn van één jaar niet te bovengaand (ex. Art. 37 Wetboek van Strafrecht).(…)’
De rechtbank neemt bovenstaande bevindingen en conclusies van de deskundigen over en maakt die tot de hare. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat uit het bewezen verklaarde feit in samenhang met voornoemde rapportages van de deskundigen blijkt dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en dat verdachte gevaarlijk is voor zichzelf en/of anderen. Het bewezen verklaarde feit kan hem wegens de ziekelijke stoornis niet worden toegerekend.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verdachte niet strafbaar is.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarbij is onder meer gelet op:
• De justitiële documentatie betreffende verdachte van 17 maart 2011;
• Een reclasseringsadvies (beknopt), ten behoeve van voorgeleiding rechter-commissaris (in het kader van de vroeghulp), van 23 december 2010;
• Een rapport van psychiatrisch rapport, opgemaakt door drs. P.A. de Mon, psychiater, van 27 maart 2011;
• Een rapport van psychologisch rapport, opgemaakt door drs. F.C.P. Zuidhof, justitieel forensisch GZ-psycholoog, van 1 april 2011;
• Een reclasseringsadvies, ten behoeve van rechtszitting, van 4 april 2011.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting in het tourniquet van een politiebureau. Hoewel het ernaar uitziet dat het een wanhoopsdaad van verdachte is geweest, is brandstichting naar zijn aard een ernstig misdrijf.
Vanwege de bij verdachte vastgestelde ziekelijke stoornis valt hem dit handelen niet toe te rekenen. Zoals hierboven is weergegeven moet verdachte gevaarlijk voor zichzelf en/of voor anderen worden geacht. De rechtbank is dan ook, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de maatregel dient te worden opgelegd van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar.
6a. De beoordeling van de civiele vorde¬ring(en), alsmede de gevor¬derde op¬legging van de schadevergoedings¬maat¬regel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b Sv opgave gedaan van de inhoud van de vorde¬ring, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.165,25.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte (korte aanduiding: brandstichting, strafbaar gesteld in artikel 157 Sr) rechtstreeks schade heeft geleden. Dat verdachte niet toerekeningsvatbaar is verklaard doet aan de civiele aansprakelijkheid van verdachte niet af. Verdachte is derhalve tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 37 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte wordt geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van 1 (één) jaar.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij Regiopolitie Gelderland-Zuid.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan Regiopolitie Gelderland-Zuid, te betalen € 1.165,25 (zegge: eenduizend honderdvijfenzestig euro en vijfentwintig cent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Aldus gewezen door:
mrs. M.A.E. Somsen (voorzitter), N.K. van den Dungen-Dijkstra en J.M.J.M. Doon, in tegenwoordigheid van mr. S.P.H. Brinkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 april 2011.