ECLI:NL:RBARN:2011:BQ1603

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
15 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/507716-09
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 15 april 2011 heeft de rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man uit Vianen, die werd beschuldigd van roekeloos rijgedrag dat leidde tot een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel. De verdachte was op 22 juni 2009 als bestuurder van een personenauto betrokken bij een ongeval op de Goilberdingerdijk in Culemborg. Tijdens het rijden vertoonde hij risicovol gedrag, waaronder het maken van slingerende bewegingen en het rijden met een te hoge snelheid, terwijl hij onvoldoende aandacht had voor het overige verkeer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust moest zijn van de risico's van zijn rijgedrag en dat hij op lichtzinnige wijze ervan uitging dat deze risico's zich niet zouden realiseren. De rechtbank kwalificeerde zijn gedrag als roekeloos en oordeelde dat hij wettig en overtuigend schuldig was aan het primair ten laste gelegde feit. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het letsel van het slachtoffer en de verkeersveiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/507716-09
Datum zitting : 1 april 2011
Datum uitspraak : 15 april 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr P.F. Emmelot, advocaat te Nieuwegein.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 22 juni 2009, in de gemeente Culemborg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, gekentekend [nummer]) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Goilberdingerdijk, komende vanuit de richting van Everdingen en rijdende in de richting van de bebouwde kom van Culemborg, zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of roekeloos,
- terwijl voornoemde weg was gelegen bovenop een dijk en/of een totale breedte had van (slechts) ongeveer 4,0 meter en/of - naast rechte gedeelten - (tevens) bestond uit een of meer (vrij scherpe) bochten en/of
- terwijl naast de rijbaan van voornoemde weg, aan beide zijden een onverharde berm van (slechts) ongeveer 0,5-0,7 meter en/of een talud van enkele meters hoog aanwezig was/waren en/of
- terwijl op voornoemde weg buiten de bebouwde kom, middels een zonale toepassing van bord A1 van de Bijlage 1 bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, voor motorvoertuigen een maximumsnelheid gold van 60 kilometer per uur en/of
- terwijl op voornoemde weg binnen de bebouwde kom voor motorvoertuigen een maximumsnelheid gold van 50 kilometer per uur (bord A1 van de Bijlage 1 bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) en/of
- terwijl verdachte (naar eigen zeggen) niet (intensief) en/of onvoldoende bezig is geweest met, dan wel zijn aandacht heeft gegeven aan het overige verkeer op de weg en/of
- terwijl het zicht ter plaatse en/of het zicht door de voorruit en/of de zijruit(en) van het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig, op generlei wijze werd belemmerd, beperkt en/of gehinderd,
op een (recht) gedeelte van voornoemde weg, waar een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur gold, met een snelheid van (naar eigen zeggen) tussen 70 en 80 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte geldende maximumsnelheid van 60 kilomter per uur,
- een of meer slingerende bewegingen heeft gemaakt, waarbij hij, verdachte een of meermalen terecht kwam op het weggedeelte, bestemd voor het tegemoet komend verkeer, waarbij verdachte in strijd met artikel 3 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- (vervolgens) met voornoemde snelheid, althans met een nagenoeg onverminderde snelheid, dusdanig dicht achter een voor hem, verdachte, rijdend motorrijtuig (personenauto)is gaan rijden en/of (vervolgens) is blijven rijden, dat het voor hem, verdachte, onmogelijk werd om zijn voertuig, conform artikel 19 van voornoemd Reglement, tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij was en/of
- (vervolgens) met voornoemde snelheid, althans met een nagenoeg onverminderde snelheid, die voor hem, verdachte, rijdende personenauto heeft ingehaald en/of (waarbij) het motorrijtuig van verdachte met een of meer wielen in de linkerberm van die weg terechtkwam en/of
- (vervolgens) bij het naderen van de bebouwde kom van Culemborg zijn snelheid niet (aanzienlijk) heeft aangepast/gereduceerd en/of (waardoor) hij, verdachte in strijd met artikel 20 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met een snelheid van (naar eigen zeggen) tussen 70 en 80 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de (aldaar) toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, de bebouwde kom van Culemborg is ingereden en/of (vervolgens) met die (veel) te hoge snelheid door is blijven rijden en/of
- (vervolgens) met voornoemde snelheid (binnen de bebouwde kom) een of meer voetgangers is gepasseed, die op die weg en/of in de berm langs die weg, liepen en/of
- (vervolgens) met voornoemde snelheid richting een voor hem, verdachte naar rechts afbuigende (scherpe) bocht is gereden, althans met een hogere snelheid heeft gereden, dan gezien de situatie ter plaatse verantwoord was en/of
(vervolgens) zonder (sterk) (af) te remmen en/of met nagenoeg gelijke snelheid die bocht is ingereden en/of
- (vervolgens) bij het zien van, althans bij het benaderen van een hem, verdachte uit tegengestelde rijrichting naderende bestuurder van een fiets, een stuurcorrectie (naar rechts) heeft uitgevoerd en/of (sterk) heeft geremd en/of (waardoor) het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig in een slip is geraakt, althans waardoor hij, verdachte de controle over het door hem bestuurde motorrijtuig heeft verloren en/of (vervolgens) geheel of gedeeltelijk op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg is terechtgekomen en/of in strijd met het gestelde in artikel 3 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- (waarbij) hij, verdachte in strijd met artikel 19 van voornoemd Reglement niet in staat was zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of (tengevolge waarvan) hij, verdachte, (vervolgens) in botsing en/of aanrijding is gekomen met een over dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdende, toen dicht genaderd zijnde bestuurder van een fiets, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden
is ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 22 juni 2009, in de gemeente Culemborg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, gekentekend [nummer]) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Goilberdingerdijk, komende vanuit de richting van Everdingen en rijdende in de richting van de bebouwde kom van Culemborg,
zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of roekeloos,
- terwijl voornoemde weg was gelegen bovenop een dijk en/of een totale breedte had van (slechts) ongeveer 4,0 meter en/of - naast rechte gedeelten - (tevens) bestond uit een of meer (vrij scherpe) bochten en/of
- terwijl naast de rijbaan van voornoemde weg, aan beide zijden een onverharde berm van (slechts) ongeveer 0,5-0,7 meter en/of een talud van enkele meters hoog aanwezig was/waren en/of
- terwijl op voornoemde weg buiten de bebouwde kom, middels een zonale toepassing van bord A1 van de Bijlage 1 bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, voor motorvoertuigen een maximumsnelheid gold van 60 kilometer per uur en/of
- terwijl op voornoemde weg binnen de bebouwde kom voor motorvoertuigen een maximumsnelheid gold van 50 kilometer per uur (bord A1 van de Bijlage 1 bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) en/of
- terwijl verdachte (naar eigen zeggen) niet (intensief) en/of onvoldoende bezig is geweest met, dan wel zijn aandacht heeft gegeven aan het overige verkeer op de weg en/of
- terwijl het zicht ter plaatse en/of het zicht door de voorruit en/of de zijruit(en) van het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig, op generlei wijze werd belemmerd, beperkt en/of gehinderd, op een (recht) gedeelte van voornoemde weg, waar een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur gold, met een snelheid van (naar eigen zeggen) tussen 70 en 80 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte geldende maximumsnelheid van 60 kilomter per uur,
- een of meer slingerende bewegingen heeft gemaakt, waarbij hij, verdachte een of meermalen terecht kwam op het weggedeelte, bestemd voor het tegemoet komend verkeer, waarbij verdachte in strijd met artikel 3 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- (vervolgens) met voornoemde snelheid, althans met een nagenoeg onverminderde snelheid, dusdanig dicht achter een voor hem, verdachte, rijdend motorrijtuig (personenauto)is gaan rijden en/of (vervolgens) is blijven rijden, dat het voor hem, verdachte, onmogelijk werd om zijn voertuig, conform artikel 19 van voornoemd Reglement, tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij was en/of
- (vervolgens) met voornoemde snelheid, althans met een nagenoeg onverminderde snelheid, die voor hem, verdachte, rijdende personenauto heeft ingehaald en/of (waarbij) het motorrijtuig van verdachte met een of meer wielen in de linkerberm van die weg terechtkwam en/of
- (vervolgens) bij het naderen van de bebouwde kom van Culemborg zijn snelheid niet (aanzienlijk) heeft aangepast/gereduceerd en/of (waardoor) hij, verdachte in strijd met artikel 20 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met een snelheid van (naar eigen zeggen) tussen 70 en 80 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de (aldaar) toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, de bebouwde kom van Culemborg is ingereden en/of (vervolgens) met die (veel) te hoge snelheid door is blijven rijden en/of
- (vervolgens) met voornoemde snelheid (binnen de bebouwde kom) een of meer voetgangers is gepasseed, die op die weg en/of in de berm langs die weg, liepen en/of
- (vervolgens) met voornoemde snelheid richting een voor hem, verdachte naar rechts afbuigende (scherpe) bocht is gereden, althans met een hogere snelheid heeft gereden, dan gezien de situatie ter plaatse verantwoord was en/of (vervolgens) zonder (sterk) (af) te remmen en/of met nagenoeg gelijke snelheid die bocht is ingereden en/of
- (vervolgens) bij het zien van, althans bij het benaderen van een hem, verdachte uit tegengestelde rijrichting naderende bestuurder van een fiets, een stuurcorrectie (naar rechts) heeft uitgevoerd en/of (sterk) heeft geremd en/of (waardoor) het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig in een slip is geraakt, althans waardoor hij, verdachte de controle over het door hem bestuurde motorrijtuig heeft verloren en/of (vervolgens) geheel of gedeeltelijk op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg is terechtgekomen en/of in strijd met het gestelde in artikel 3 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- (waarbij) hij, verdachte in strijd met artikel 19 van voornoemd Reglement niet in staat was zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of (tengevolge waarvan) hij, verdachte, (vervolgens) in botsing en/of aanrijding is gekomen met een over dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdende, toen dicht genaderd zijnde bestuurder van een fiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 1 april 2011 ter openbare terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. P.F. Emmelot, advocaat te Nieuwegein.
De officier van justitie, mr. T. Feuth, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3a. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 22 juni 2009 reed verdachte als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, gekentekend [nummer]) over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Goilberdingerdijk in de gemeente Culemborg, komende vanuit de richting van Everdingen en rijdende in de richting van de bebouwde kom van Culemborg. Deze weg is op een dijklichaam gelegen en heeft een breedte van ongeveer 4,0 meter. Naast de rijbaan van deze weg is aan beide zijden een onverharde berm van ongeveer 0,5 - 0,7 meter en een talud van enkele meters hoog aanwezig. Op die weg is buiten de bebouwde kom een 60 km/u zone aanwezig. Daar waar de weg binnen de bebouwde kom is gelegen, is 50 km/u toegestaan. Het zicht ter plaatse en het zicht door de voor- dan wel zijruit(en) van voornoemd voortuig was op generlei wijze belemmerd, beperkt of gehinderd. De weg kent naast rechte gedeelten tevens vrij scherpe bochten.
Terwijl hij op de dijk reed, heeft verdachte met zijn voertuig verschillende slingerende bewegingen gemaakt. Toen verdachte een voor hem rijdend motorrijtuig naderde, is hij enige tijd erg dicht achter dit voertuig blijven rijden. Verdachte heeft dit voertuig ingehaald. Vervolgens is verdachte een voor verdachte scherp naar rechts afbuigende bocht ingereden. Verdachte heeft een hem tegemoetkomende fietser pas op het laatste moment gezien. Uit reactie hierop heeft hij een stuurbeweging naar rechts gemaakt en is hij gaan remmen. Hierop is verdachte in een slip geraakt, kwam hij gedeeltelijk op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer terecht en is hij met de achterzijde van zijn auto in botsing is gekomen met de hem tegemoetkomende fietser [slachtoffer] (hierna ook te noemen: het slachtoffer). Ten gevolge van dit ongeval heeft het slachtoffer meervoudig letsel, waaronder zeer ernstig letsel van de linkerarm, ribbreuken en een stomp buikletsel, opgelopen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven dat op die plaats en tijd alle omstandigheden gunstig waren om een verkeersongeval te voorkomen. Desalniettemin heeft verdachte een zwaar verkeersongeval binnen de bebouwde kom in een scherpe bocht veroorzaakt. Verdachte heeft geblowd tijdens het autorijden. Verder was hij aan het slingeren op de weg en aan het racen met een achter hem rijdende vriend. Verdachte heeft een auto die voor hem reed door ‘bumperkleven’ gedwongen opzij te gaan zodat hij die auto kon passeren. Daarna heeft hij een scherpe bocht met een te grote snelheid genomen en daarbij een goed zichtbare fietser over het hoofd gezien.
De officier van justitie stelt zich daarom op het standpunt dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte roekeloos heeft gereden met een ongeval tot gevolg. Door dit ongeval heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangegeven dat voor het ontstaan van het ongeval slechts relevant is dat verdachte alvorens de bocht in te rijden zijn snelheid onvoldoende heeft aangepast. Dat levert wellicht een aanmerkelijke verkeersfout op als bedoeld in artikel 6 WVW maar geen roekeloos rijgedrag. Het slingeren op de weg en de overige omstandigheden hebben geen causaal verband met het ongeval en dienen dan ook niet in de beoordeling te worden betrokken.
Beoordeling door de rechtbank
Voor de beantwoording van de vraag of verdachte schuld in de vorm van roekeloosheid heeft gehad aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, dient acht te worden geslagen op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst van die gedragingen, alsmede de overige omstandigheden van het geval. Met de term roekeloosheid in de zin van artikel 175 van die wet wordt gedoeld op de zwaarste vorm van schuld. Het gaat in zijn algemeenheid om gevallen waarbij bij de dader sprake is van de bewustheid van het risico van ernstige gevolgen waarbij op zeer lichtzinnige wijze ervan wordt uitgegaan dat deze risico’s zich niet zullen realiseren.
De rechtbank overweegt allereerst dat verdachte voorafgaand aan het ongeval, ook bij het naderen en binnenrijden van de bebouwde km van Culemborg, met snelheden van tussen 70 en 90 kilometer per uur heeft gereden over een dijkweg van ongeveer 4 meter breed. Met eveneens hoge snelheid heeft verdachte enkele langs de weg wandelende voetgangers gepasseerd . Tijdens het rijden heeft verdachte bovendien met de door hem bestuurde auto verschillende slingerende bewegingen gemaakt. Dit slingeren heeft dusdanige proporties aangenomen dat verdachte in de berm reed en er weer uitslingerde en de hele weg nodig had om zijn voertuig weer onder controle te krijgen. Ook heeft verdachte enige tijd op zeer korte afstand van een voor hem rijdende auto gereden (zogenaamd “bumperkleven”). Deze auto is door verdachte met hoge snelheid ingehaald . Daarbij raakte verdachte de linkerberm langs de weg, waardoor stof op de weg kwam .
Dergelijk rijgedrag, zoals hiervoor omschreven, wordt door de rechtbank als uiterst risicovol aangemerkt.
Daarenboven is de rechtbank van oordeel dat verdachte onvoldoende aandacht aan het overige verkeer op de weg heeft besteed. Immers, verdachte heeft verklaard dat hij samen met de in een andere auto achter hem rijdende [naam1] onderweg was en daarbij – in de woorden van verdachte – aan het dollen was . Tijdens de rit over de Goilberdingerdijk heeft verdachte de achter hem rijdende [naam1] nauwlettend in de gaten gehouden door regelmatig in zijn spiegels te kijken en te reageren op het gedrag van die [naam1] en diens mede-inzittende [getuige] . Volgens diverse getuigen is het rijgedrag van verdachte en van [naam1] aangeduid als ‘racen’ en als ‘spelen’. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij tijdens het autorijden bezig was met de afstemming van zijn autoradio .
In het dossier vindt de rechtbank voorts een bevestiging voor het feit dat verdachte met onverminderde snelheid is blijven doorrijden en dit ook deed toen hij de bocht naderde waar het ongeval plaatsvond. Getuige [getuige] heeft hierover bij de politie verklaard dat zij zag dat verdachte steeds verder bij hen vandaan reed en dat de beide auto’s vervolgens op een bocht afkwamen. Zij en haar mede-inzittende [naam1] zagen vervolgens een fietser naderen en namen daarbij waar dat verdachte deze fietser kennelijk niet zag en niet remde voor de bocht. Hierop zagen zij het ongeval gebeuren.
Op grond van het bovenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte de bocht naar rechts is ingereden met een nagenoeg gelijke snelheid als hij daarvoor reed en daarmee met een hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was. Hierdoor en door de als gevolg van de stuurbewegingen van verdachte ontstane slip, heeft verdachte zijn voertuig niet tijdig tot stilstand kunnen brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was en heeft hij een ongeval veroorzaakt met het slachtoffer.
Niet alleen heeft verdachte uiterst risicovol verkeersgedrag vertoond, maar ook is hij in onvoldoende mate blijven letten op het overige verkeer op de weg.
De rechtbank volgt de verdediging niet in het betoog dat niet alle gedragingen in causaal verband staan met het ongeval. Zoals hiervoor genoemd en volgend uit vaste jurisprudentie, is voor het bepalen van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 bepalend het geheel van gedragingen. Van belang zijn dus ook de gedragingen van verdachte gedurende het gehele traject, voorafgaand aan het ongeval.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich bewust moet zijn geweest van de risico’s van ernstige gevolgen door zijn rijgedrag en dat hij op uiterst lichtzinnige wijze ervan is uitgegaan dat deze risico’s zich niet zouden realiseren.
De rechtbank kwalificeert dit geheel aan gedragingen van verdachte dan ook als roekeloos rijgedrag.
3b. De bewezenverklaring
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 22 juni 2009, in de gemeente Culemborg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, gekentekend [nummer]) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Goilberdingerdijk, komende vanuit de richting van Everdingen en rijdende in de richting van de bebouwde kom van Culemborg, roekeloos,
- terwijl voornoemde weg was gelegen bovenop een dijk en een totale breedte had van ongeveer 4,0 meter en – naast rechte gedeelten - (tevens) bestond uit een of meer (vrij scherpe) bochten en
- terwijl naast de rijbaan van voornoemde weg, aan beide zijden een onverharde berm van ongeveer 0,5 - 0,7 meter en een talud van enkele meters hoog aanwezig waren en
- terwijl op voornoemde weg buiten de bebouwde kom, middels een zonale toepassing van bord A1 van de Bijlage 1 bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, voor motorvoertuigen een maximumsnelheid gold van 60 kilometer per uur en
- terwijl op voornoemde weg binnen de bebouwde kom voor motorvoertuigen een maximumsnelheid gold van 50 kilometer per uur (bord A1 van de Bijlage 1 bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) en
- terwijl verdachte onvoldoende bezig is geweest met, dan wel zijn aandacht heeft gegeven aan het overige verkeer op de weg en
- terwijl het zicht ter plaatse en het zicht door de voorruit en/of de zijruit(en) van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, op generlei wijze werd belemmerd, beperkt en/of gehinderd,
op een (recht) gedeelte van voornoemde weg, waar een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur gold, met een snelheid van tussen 70 en 80 kilometer per uur,
- slingerende bewegingen heeft gemaakt, waarbij hij, verdachte een of meermalen terecht kwam op het weggedeelte, bestemd voor het tegemoet komend verkeer, waarbij verdachte in strijd met artikel 3 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en
- (vervolgens) , dusdanig dicht achter een voor hem, verdachte, rijdend motorrijtuig (personenauto) is gaan rijden en/of (vervolgens) is blijven rijden, dat het voor hem, verdachte, onmogelijk werd om zijn voertuig, conform artikel 19 van voornoemd Reglement, tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij was en/of
- (vervolgens), die voor hem, verdachte, rijdende personenauto heeft ingehaald en (waarbij) het motorrijtuig van verdachte met een of meer wielen in de linkerberm van die weg terechtkwam en
- (vervolgens) bij het naderen van de bebouwde kom van Culemborg zijn snelheid niet (aanzienlijk) heeft aangepast/gereduceerd en (waardoor) hij, verdachte, in strijd met artikel 20 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met een snelheid van tussen 70 en 80 kilometer per uur, de bebouwde kom van Culemborg is ingereden en (vervolgens) met die (veel) te hoge snelheid door is blijven rijden en
- (vervolgens) met voornoemde snelheid (binnen de bebouwde kom) een of meer voetgangers is gepasseerd, die op die weg en/of in de berm langs die weg liepen en
- (vervolgens) met voornoemde snelheid richting een voor hem, verdachte, naar rechts afbuigende (scherpe) bocht is gereden, en
met nagenoeg gelijke snelheid die bocht is ingereden en
- (vervolgens) bij het zien van, een hem, verdachte, uit tegengestelde rijrichting naderende bestuurder van een fiets, een stuurcorrectie (naar rechts) heeft uitgevoerd en (sterk) heeft geremd (waardoor) het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig in een slip is geraakt, en geheel of gedeeltelijk op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg is terechtgekomen en in strijd met het gestelde in artikel 3 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en
- (waarbij) hij, verdachte in strijd met artikel 19 van voornoemd Reglement niet in staat was zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en (tengevolge waarvan) hij, verdachte, in botsing is gekomen met een over dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdende, toen dicht genaderd zijnde bestuurder van een fiets, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid.
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 21 februari 2011;
• een adviesrapport van A. Broersma, Reclassering Nederland, gedateerd 29 juni 2009, betreffende verdachte.
6a. De strafmaat
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de feiten in deze zaak redengevend kunnen zijn voor een gevangenisstraf. Gezien de lange duur voordat de zaak op zitting is gekomen, het blanco strafblad van verdachte, alsmede de persoon van de verdachte, vordert de officier van justitie dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 2 jaar.
Standpunt verdediging
Verdachte heeft aangegeven zijn rijbewijs nodig te hebben met het oog op het vinden van een nieuwe baan.
Beoordeling rechtbank
Verdachte heeft over een smalle dijkweg, waarvan het een feit van algemene bekendheid is dat zich daar ook vaak zwakkere verkeersdeelnemers zoals voetgangers en fietsers bevinden:
- langdurig te hard gereden;
- zodanig te dicht op zijn voorganger gereden dat deze zich genoodzaakt zag aan de kant te gaan;
- meermalen geslingerd op de weg ;
- een scherpe bocht met een te hoge snelheid genomen;
- en onvoldoende op het overige verkeer acht geslagen,
met als gevolg dat een ongeval met zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
Van iedere verkeersdeelnemer mag worden verwacht dat hij de verkeersveiligheid van anderen voorop stelt. Verdachte daarentegen was aan het ‘spelen’ dan wel racen op die weg. Daarmee speelde verdachte tevens met de veiligheid van anderen, waaronder de eerder genoemde zwakkere verkeersdeelnemers. Hij heeft daarmee onverantwoordelijk en roekeloos verkeersgedrag vertoond. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Het rijgedrag van verdachte heeft ertoe geleid dat het slachtoffer zeer ernstig lichamelijk letsel heeft opgelopen, waarmee het slachtoffer iedere dag wordt en zal worden geconfronteerd.
Voor dergelijke feiten is in beginsel richtinggevend een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 2 jaar.
In de omstandigheid dat sprake is van een zeer groot tijdsverloop tussen het ongeval en de uiteindelijke behandeling ter terechtzitting, waarvoor de officier van justitie geen duidelijke reden heeft kunnen geven, ziet de rechtbank aanleiding om niet een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Gelet echter op het uiterst onverantwoordelijke en zorgwekkende verkeersgedrag van verdachte zal de rechtbank, naast een werkstraf voor de maximale duur en een voorwaardelijke gevangenisstraf, een langere ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen dan geëist door de officier van justitie.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen:
- 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3b, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
alsmede
het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid. De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (honderdtwintig) dagen;
alsmede
een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen voor de duur van 3 (drie) jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Aldus gewezen door:
mr. M.G.J. Post, als voorzitter,
mr. P.C. Quak, rechter,
mr. J.W.T.M. Follender Grossfeld, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 april 2011.