zaaknummer / rolnummer: 212896 / KG ZA 11-115
Vonnis in kort geding van 14 maart 2011
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. D.J.G.G. van Sommeren te Nijmegen,
de stichting
STICHTING OOSTERPOORT WOONCOMBINATIE,
gevestigd te Groesbeek,
gedaagde,
advocaat mr. N. Stommels te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiser] en Oosterpoort genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van Oosterpoort.
1.2. Ten slotte is in verband met de spoedeisendheid van de zaak op 14 maart 2011 vonnis gewezen. De feiten en de motivering waarop de beslissing in het vonnis steunt, worden hieronder vastgelegd.
2. De feiten
2.1. Oosterpoort verhuurt aan [eiser] de woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning).
2.2. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 18 februari 2011 (zaakgegevens 698543 \ CV EXPL 10-5836) van deze rechtbank, sector kanton, locatie Nijmegen (hierna: het kantonrechtervonnis), heeft de kantonrechter de huurovereenkomst van [eiser] met Oosterpoort met betrekking tot de woning ontbonden, omdat [eiser] tekort is geschoten in zijn contractuele verplichting hoofdverblijf te houden in de woning. Daarnaast is [eiser] veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning te verlaten en te ontruimen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200,00 per dag tot een maximum van € 10.000,00, met machtiging aan Oosterpoort om die ontruiming zelf te laten uitvoeren.
2.3. Oosterpoort is overgegaan tot executie van het kantonrechtervonnis. Daartoe is het kanton¬rechter¬vonnis bij deurwaardersexploot van 28 februari 2011 (hierna: het ontruimings¬exploot) aan [eiser] betekend. [eiser] is daarin bevolen binnen twee weken de woning te ontruimen, bij gebreke waarvan gedwongen ontruiming is aangezegd tegen 15 maart 2011 om 10:00 uur.
2.4. [eiser] heeft bij appeldagvaarding van 4 maart 2011 tegen het kantonrechtervonnis hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
2.5. Oosterpoort is niet bereid de ontruiming van de woning hangende de appelproce¬dure op te schorten.
3.1. [eiser] vordert samengevat - op straffe van verbeurte van een dwangsom, schorsing van de tenuitvoerlegging van het kantonrechtervonnis, totdat het gerechtshof te Arnhem in de daartegen aanhangige appelprocedure arrest heeft gewezen. Verder vordert [eiser] voor recht te verklaren dat het ontruimingsexploot van 28 februari 2011, uitgebracht door [betrokkene], gerechtsdeurwaarder te [woonplaats], nietig is.
3.2. [eiser] stelt allereerst dat het kantonrechtervonnis niet ten uitvoer kan worden gelegd omdat het niet rechtsgeldig is betekend. Het ontruimingsexploot is volgens [eiser] nietig omdat Oosterpoort daarin in strijd met artikel 555 jo. 502 lid 4 Rv geen woonplaats heeft gekozen ten kantore van de deurwaarder onder wiens verantwoordelijkheid de ontruiming ten uitvoer wordt gelegd. Verder stelt [eiser] dat er gebreken kleven aan het kantonrechtervonnis, waardoor dit vonnis in appel door het gerechtshof te Arnhem zal worden vernietigd. [eiser] betwist dat er sprake is van een zodanige tekortkoming aan zijn zijde die ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning rechtvaardigt. Gelet op de aangezegde ontruiming op 15 maart 2011 stelt [eiser] een spoedeisend belang te hebben bij schorsing van de executie van het kantonrechtervonnis.
3.3. Oosterpoort voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang ligt besloten in de aard van de zaak en is ook niet door Oosterpoort weersproken.
4.2. Het beroep van [eiser] op nietigheid van het ontruimingsexploot ex artikel 555 jo. 502 lid 4 Rv faalt. In het ontruimingsexploot heeft Oosterpoort als executant tot het einde van de executie naast het daarin vermelde Nijmeegse deurwaarderskantoor Groenendaal en Van Krijl mede woon¬plaats gekozen te [woonplaats] aan het adres [adres] op het kantoor van gerechtsdeur¬waarders en Incasso [betrokkene] Gerechts¬deurwaarderskantoor. De volledige naam en adres van de exploiterende deurwaarder, [betrokkene], zijn elders in het exploot vermeld, waardoor het voor [eiser] duidelijk was welke deurwaarder verantwoordelijk is voor de aangezegde ontruiming. Hiermee is voldaan aan het vereiste van artikel 555 jo. 502 lid 4 Rv, waarvan de ratio is dat de wederpartij van de executant een vast aanspreekpunt heeft. Aan het ontrui¬ming¬sexploot kleeft derhalve geen nietigheidsgebrek. Dat de [woonplaats]se deurwaarder, onder wiens verantwoordelijkheid de ontruiming plaats vindt, de ontruiming feitelijk laat effectueren door de Nijmeegse deurwaarder doet daar niet aan af. Dit betekent dat het kantonrechtervonnis rechtsgeldig is betekend en dus ten uitvoer kan worden gelegd.
4.3. De gevorderde verklaring voor recht dat het ontruimingsexploot nietig is, kan bovendien niet worden toegewezen omdat een voorziening die de rechtstoestand tussen partijen vaststelt naar haar aard niet voorlopig is en daarom niet thuishoort in een kort geding. De vaststelling van een rechtstoestand is voorbehouden aan de bodemrechter.
4.4. Wat betreft de gevorderde schorsing van de executie van het kantonrechtervonnis dient voorop te worden gesteld dat het niet aan de voorzieningenrechter is om aan een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis zijn kracht tot tenuitvoerlegging bij voorraad te ontnemen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt met zich mee dat in een executiegeschil als waarvan hier sprake is geen inhoudelijke bezwaren aangevoerd kunnen worden tegen de rechterlijke uitspraak die onderwerp is van het executiegeschil, behoudens die welke nopen tot het oordeel dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid. In dat kader kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voor¬geval¬len of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoer¬legging niet kan worden aanvaard. Slechts in zoverre is dus de kans van slagen van het hoger beroep tegen het te executeren vonnis dan ook een omstandigheid waar de voorzieningenrechter in een executiegeschil rekening mee kan houden.
4.5. Gesteld noch gebleken is dat het kantonrechtervonnis kennelijk op een feitelijke misslag berust.
4.6. [eiser] heeft als juridische misslag aangevoerd dat de kantonrechter in het kantonrechtervonnis een te beperkte toets heeft aangelegd en niet heeft getoetst of de tekortkoming van [eiser], zijnde in strijd met de toepasselijke algemene voorwaarden geen hoofdverblijf houden in de gehuurde woning, gezien de bijzondere aard of geringe betekenis ervan, de ontbinding van de huurovereenkomst wel rechtvaardigt.
4.7. In het kantonrechtervonnis heeft de kantonrechter, voor zover van belang, als volgt overwogen:
4.1 De vraag die voor ligt is of [eiser] als huurder tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen zodat een ontbinding van de huurovereenkomst kan worden gerechtvaardigd.
4.2 Vast staat dat [eiser] ingevolge de tussen partijen geldende overeenkomst en algemene voorwaarden de verplichting heeft in de gehuurde woning zijn hoofdverblijf te hebben. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] sinds 4 februari 2009 geen hoofdverblijf meer heeft gehad in het gehuurde. [eiser] heeft immers erkend dat hij sinds die datum van zijn vrijheid beroofd is zodat het voor hem niet mogelijk is geweest naar zijn woning terug te gaan. Tevens heeft [eiser] erkend dat hij sinds 7 juni 2010 feitelijk in een psychiatrisch kliniek in [woonplaats] verblijft. Dat de familie van [eiser] de woning tijdens zijn afwezigheid heeft onderhouden en dat de huur is betaald, doet niet af aan het feit dat [eiser] geen hoofdverblijf heeft gehad in het gehuurde. Ook dat [eiser] na ontslag uit de psychiatrische kliniek wil terugkeren naar zijn gehuurde woning, maakt dit niet anders.
4.3 De conclusie uit het voorgaande is dan ook dat [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichting om hoofdverblijf te houden in het gehuurde, hetgeen reden is om het verzoek tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde toe te wijzen.
4.8. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de kantonrechter daarmee
geen onjuist toetsingskader gehanteerd. Ook blijkt daaruit niet dat de kantonrechter het toetsingskader evident fout heeft toegepast, zodat er geen sprake is van een juridische misslag. De inhou¬delijke bezwaren van [eiser] tegen de conclusie van de kantonrechter,
dat de tekortkoming van [eiser] in de nakoming van zijn contractuele verplichting om hoofdverblijf te houden in de woning voldoende reden is om de huurovereenkomst te ontbinden en de woning te ontruimen, doen niet ter zake, nu hier sprake is van een executiegeschil dat niet kan dienen als een verkapt appel. Die bezwaren kunnen in het ingestelde hoger beroep tegen het kantonrechtervonnis aan de orde komen.
4.9. Ook kan niet worden aangenomen, nog daargelaten of dit (voldoende) is gesteld, dat de tenuitvoerlegging van het kantonrechtervonnis op grond van eerst na het wijzen van dat vonnis opgetreden of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van [eiser] een noodtoestand zal doen ontstaan. De noodtoestand die door de ontruiming als zodanig zou kunnen ontstaan en die dus niet het gevolg is van een nieuw feit, maar het voorziene gevolg van het vonnis zelf is, kan geen reden zijn de executie van het kantonrechtervonnis ontoelaatbaar te achten. De gevolgen van het kantonrechtervonnis zijn in die procedure door de kantonrechter onder ogen gezien en aanvaardbaar geacht. Het is niet aan de voorzieningenrechter in het onderhavige executiegeschil die beslissing terzijde te stellen.
4.10. Hetgeen [eiser] overigens heeft aangevoerd is niet ter zake van het onderhavige executiegeschil dienend en zal daarom buiten beschouwing worden gelaten.
4.11. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat voorshands niet kan worden gezegd dat Oosterpoort geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het kantonrechtervonnis. Dit betekent dat er geen grond is voor schorsing van de executie van dat vonnis, zodat ook de vordering tot schorsing van de executie van het kantonrechtervonnis zal worden afgewezen.
4.12. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Oosterpoort worden begroot op:
- griffierecht € 568,00
- salaris advocaat € 816,00
Totaal € 1.384,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Oosterpoort tot op heden begroot op € 1.384,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. Siragedik op 14 maart 2011. De feiten en de motivering zijn afzonderlijk vastgelegd op 28 maart 2011.