ECLI:NL:RBARN:2011:BQ0334

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
4 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/800878-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van voormalige matroos wegens ontuchtige handelingen aan boord van Hr. Ms. Hellevoetssluis

In de zaak tegen een voormalige matroos van de Hr. Ms. Hellevoetssluis heeft de militaire kamer van de Rechtbank Arnhem op 4 april 2011 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een vrouwelijke collega aan boord van het schip. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij. Tijdens de zitting op 21 maart 2011 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsman, mr. P. Reitsma. De tenlastelegging omvatte het seksueel binnendringen van de aangeefster, waarbij de verdachte een vinger in haar vagina zou hebben gestoken.

De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster niet voldoende werd ondersteund door andere bewijsmiddelen. De aangeefster had verklaard dat zij in een staat van bewusteloosheid verkeerde door alcoholgebruik en dat zij zich niets kon herinneren van de gebeurtenissen. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat er sprake was van wederzijdse seksuele intimiteiten. De rechtbank concludeerde dat de enkele verklaring van de aangeefster, die lijnrecht tegenover die van de verdachte stond, onvoldoende was om tot wettig en overtuigend bewijs te komen. De rechtbank hield rekening met de invloed van alcohol en slaap op de waarneming en herinnering van de aangeefster.

De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken, vooral wanneer de verklaringen van de betrokken partijen sterk uiteenlopen. De rechtbank verklaarde niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan en sprak hem vrij. Deze uitspraak is een voorbeeld van de zorgvuldigheid die in het strafrecht vereist is bij het beoordelen van getuigenverklaringen en de noodzaak van objectief bewijs.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Militaire Kamer
Parketnummer : 05/800878-10
Datum zitting : 21 maart 2011
Datum uitspraak : 4 april 2011
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Voormalig matroos der 1e klasse, [nummer], laatstelijk ingedeeld bij [standplaats].
Raadsman : Mr P. Reitsma, advocaat te Nijkerk.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een toegestane vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 juli 2010 te Portimao te Portugal, met L. [slachtoffer], van
wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid,
verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht (slaap/sluimertoestand)
verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke
stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen
in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of
daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte een vinger in de vagina van die
[slachtoffer] gestoken en/of de/die vinger heen en weer bewogen;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 21 maart 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. P. Reitsma, advocaat te Nijkerk.
De officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem tenlastegelegde. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat in de onderhavige zaak de verklaring van aangeefster L. [slachtoffer] tegenover de verklaring van de verdachte staat en dat gezien de omstandigheden de verklaring van aangeefster betrouwbaarder moet worden geacht. Aangeefster is immers een keurig meisje, dat relatief weinig interesse toont in mannen en die niet met mannen zoent die ze niet of amper kent. In de nacht van 4 juli 2010 wordt ze door collega’s naar haar slaapverblijf gebracht omdat zij zich, door de drank, niet goed voelt. Ze kan zich daarna niets meer herinneren, maar als ze de volgende ochtend wakker wordt, voelt ze een naakte man die ze herkent als verdachte, naast haar liggen die haar aan het vingeren is. Daarvan schrikt zij heel erg en ze gebiedt hem het slaapverblijf te verlaten. Daartegenover staat de verklaring van verdachte over hetgeen er die nacht zou zijn gebeurd, maar die verklaring is niet steekhoudend. Hij wist immers dat aangeefster dronken was, maar hij is toch naar haar toegegaan toen ze in haar slaapverblijf lag te slapen, terwijl hij daar eigenlijk niets te zoeken had. Vervolgens is hij bij haar in bed gaan liggen, waarna zijn broek en boxershort zijn uitgegaan. Hij is bij haar in slaap gevallen en heeft aldus ruim 4 uur bij haar in bed gelegen.
De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door het feit dat zij vlak nadat verdachte uit het slaapverblijf is vertrokken een sms bericht naar getuige [getuige1] heeft gestuurd met het verzoek even naar haar toe te komen, waarna getuige [getuige1] haar huilend en in de war aantrof. Getuige [getuige1] heeft ook verklaard dat aangeefster haar de volgende dag heeft verteld dat verdachte haar gevingerd had. Daarnaast heeft aangeefster de boxershort van verdachte, die zij later die ochtend in haar bed aantrof, direct weggegooid.
De officier van justitie is van mening dat niet alleen aan het wettig bewijsminimum is voldaan, maar dat de verklaring van aangeefster ook door andere wettige bewijsmiddelen wordt ondersteund. Daardoor kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdacht het tenlastegelegde heeft begaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft- samengevat- aangevoerd dat niet voldaan is aan het vereiste bewijsminimum om de verweten gedraging, namelijk dat verdachte een vinger in de vagina van aangeefster heeft gestoken en/of de vinger heen en weer heeft bewogen, te kunnen bewijzen aangezien de verklaring van aangeefster niet door andere wettige bewijsmiddelen wordt ondersteund. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat ook niet overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Hij heeft daartoe aangevoerd dat aangeefster zich niets meer kan herinneren vanaf het moment dat zij in bed is gelegd en dat zij allemaal gaten in haar herinnering heeft. Het feit dat verdachte heeft verklaard dat aangeefster ook ontuchtige handelingen bij verdachte heeft gepleegd kan zij zich aldus niet meer herinneren, maar wordt door haar niet ontkent. Daarnaast blijft ze, op het moment dat zij wakker wordt en heeft bemerkt dat verdachte haar aan het vingeren was, nadat ze verdachte heeft weggestuurd nog even in haar bed liggen omdat ze moe is.
Beoordeling van de standpunten
Geen punt van geschil is dat verdachte zich in de vroege ochtend in ontklede staat heeft bevonden in het bed van aangeefster in het slaapverblijf van vrouwen op het schip van aangeefster, de Hr. Ms. Hellevoetssluis en dat dit in strijd was met de daar geldende regels. Evenmin ontkent verdachte dat hij op dat moment wist dat aangeefster eerder die nacht door collega’s naar dat schip was gebracht omdat ze teveel had gedronken. Hij verklaart voorts zelf dat er seksuele intimiteiten hebben plaatsgevonden -waarbij, naar zijn zeggen, het initiatief juist van haar kant kwam - terwijl aangeefster naar zijn zeggen “wel heel erg dronken was”.
Aan verdachte is echter ten laste gelegd - kort gezegd - dat hij met aangeefster handelingen heeft gepleegd die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster hierin bestaande dat verdachte een vinger in de vagina van aangeefster heeft gestoken en/of die vinger heen en weer heeft bewogen.
Omtrent deze ten laste gelegde feitelijkheid overweegt de militaire kamer dat aangeefster heeft verklaard dat zij in de ochtend van 4 juli 2010 wakker zou zijn geworden omdat verdachte haar aan het vingeren was waarna zij verdachte heeft gevraagd het slaapverblijf te verlaten. Vervolgens is zij nog even blijven liggen omdat ze moe was en heeft ze nog even geslapen waarna ze een sms-bericht naar getuige [getuige1] (een kamergenote) heeft gestuurd om naar het manschappenverblijf te komen. Alhoewel volgens deze getuige aangeefster toen overstuur was en moest huilen heeft aangeefster de getuige pas de volgende dag verteld dat ze door verdachte gevingerd zou zijn. De gehele 4 juli 2010 heeft zij gewoon doorgebracht en aan een aantal anderen verteld wat er die nacht was gebeurd. Aan de getuige [getuige2] (eveneens een kamergenote) heeft aangeefster toen verteld dat toen ze wakker werd “die gozer naast haar lag”. Tegen een mannelijke collega heeft aangeefster toen verteld dat verdachte naakt naast haar in bed had gelegen en dat ze hem had weggestuurd. De volgende dag heeft zij pas van hetgeen er gebeurd zou zijn melding gemaakt bij haar leidinggevende en heeft aangeefster dit ook verteld aan [getuige3], eveneens een kamergenote van haar.
Verdachte heeft verklaard dat er tussen hem en aangeefster weliswaar sprake was van seksuele intimiteiten, maar heeft vanaf het eerste verhoor consequent ontkent dat hij aangeefster heeft gevingerd.
De militaire kamer is van oordeel dat temeer nu:
- aangeefster de avond ervoor naar huis moest worden gebracht vanwege overmatig drankgebruik,
- aangeefster zegt dat ze, nadat ze wakker was geworden omdat een onbekende man haar vingerde, nog zo moe was dat ze weer even is gaan slapen,
- zij niet direct aan de mensen die zij vertrouwde de precieze aard heeft verteld van de seksuele handelingen die bij haar zouden zijn verricht,
de enkele verklaring van aangeefster, die op dit punt lijnrecht tegenover die van verdachte staat, en de op haar uitlatingen gebaseerde de auditu verklaringen - al dan niet in combinatie met de verklaringen van verdachte omtrent zijn aanwezigheid en het plaatsvinden van seksuele intimiteiten - onvoldoende zijn om tot het wettig en overtuigend bewijs te komen dat verdachte een vinger in de vagina van aangeefster heeft gestoken en/of die vinger heen en weer heeft bewogen.
Niet uitgesloten kan worden dat slaap en alcohol het waarnemingsvermogen of de herinneringen van aangeefster hebben beïnvloed.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken.
4. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 1, heeft begaan.
Spreekt verdachte vrij.
Aldus gewezen door:
mr. A.T.M. Vrijhoeven, als voorzitter,
mr. T.P.E.E. van Groeningen, rechter,
kolonel mr. B.F.M. Klappe, militair lid,
in tegenwoordigheid van M.H. van de Pol, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 april 2011.