ECLI:NL:RBARN:2011:BP9835

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
30 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
723927 CV EXPL 10-6275
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling in effectenlease-overeenkomst met toepassing van de Duisenbergregeling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, vordert de eisende partij, Asset Refinance Company B.V. (hierna: ARC), betaling van een bedrag van € 1.940,62 van de gedaagde partij, die in deze procedure als [gedaagde partij] wordt aangeduid. De vordering is gebaseerd op een effectenlease-overeenkomst die op 9 oktober 1997 tot stand is gekomen tussen Legio Lease B.V. en [gedaagde partij]. ARC stelt dat Dexia, als rechtsopvolger van Legio Lease B.V., de vordering op [gedaagde partij] heeft gecedeerd aan ARC. De gedaagde partij heeft de restschuld, die is ontstaan na de verkoop van de aandelen die met het geleende bedrag zijn aangeschaft, niet voldaan.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij geen opt-outverklaring heeft ingediend en daardoor gebonden is aan de Duisenbergregeling, die als vaststellingsovereenkomst geldt. Dit betekent dat de gedaagde partij geen beroep kan doen op verweren die verband houden met de totstandkoming van de overeenkomst, zoals misleiding of het ontbreken van een handtekening van de echtgenoot van de gedaagde partij. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde partij op de hoogte was van de Duisenbergregeling en dat de verweren niet meer relevant zijn door de WCAM-beschikking van het gerechtshof in Amsterdam.

De kantonrechter heeft de vordering van ARC toegewezen en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak is gedaan op 30 maart 2011 door de kantonrechter M.J. Blaisse en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Wageningen
zaakgegevens 723927 \ CV EXPL 10-6275 \ MB\392\mvl
uitspraak van 30 maart 2011
vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Asset Refinance Company B.V.
gevestigd te Curaçao
eisende partij
gemachtigde EDR Incasso
tegen
[gedaagde partij]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
procederend in persoon
Partijen worden hierna ARC en [gedaagde partij] genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 november 2010 met een productie
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek met producties
- de conclusie van dupliek.
2. De feiten
2.1. Op 9 oktober 1997 is tussen Legio Lease B.V. en [gedaagde partij] een effectenlease-overeenkomst “Feestplan” met nummer [nummer] (hierna: ‘de overeenkomst’) tot stand gekomen.
2.2. [gedaagde partij] heeft op grond van de overeenkomst van Legio Lease B.V. een bedrag geleend van fl. 12.254,40 tegen een rente van 1,23% per maand. Met het geleende bedrag heeft Legio Lease B.V. effecten gekocht ten behoeve van [gedaagde partij].
3. De vordering en het verweer
3.1. ARC vordert veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van een bedrag van € 1.940,62, waarvan een bedrag van € 1.381,28 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. Voorts vordert ARC veroordeling van [gedaagde partij] in de kosten van deze procedure.
3.2. ARC legt aan haar vordering ten grondslag de stelling dat Dexia rechtsopvolger onder algemene titel is van Bank Labouchere N.V., welke op haar beurt rechtsopvolger onder algemene titel is van Legio Lease B.V. Dexia is derhalve in de rechten en verplichtingen van Legio Lease B.V. getreden. De vordering bestaat uit de schuld die resteerde na verkoop door Dexia van de op grond van de overeenkomst gekochte - en na ommekomst daarvan verkochte - aandelen. [gedaagde partij] heeft de restschuld, ondanks herhaalde aanmaning, niet voldaan. Dexia heeft de vordering op [gedaagde partij] aan ARC gecedeerd.
3.3. [gedaagde partij] voert gemotiveerd verweer waarop hierna, waar nodig, wordt ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Gesteld noch gebleken is dat de beweerde vordering van Dexia op [gedaagde partij] niet rechtsgeldig aan ARC is gecedeerd. De kantonrechter is derhalve van oordeel dat ARC ten opzichte van [gedaagde partij] in de rechten van Dexia en dus, na de diverse rechtsopvolgingen, van Legio Lease B.V. is getreden en in deze procedure de vorderingen als eiser kan instellen zoals gevorderd.
4.2. [gedaagde partij] voert aan dat de overeenkomst door misleiding tot stand is gekomen. [gedaagde partij] werd onvoldoende geïnformeerd door Legio Lease B.V. over de aard van de overeenkomst. Voorts voert [gedaagde partij] aan dat haar echtgenoot de overeenkomst niet heeft ondertekend, zodat deze op grond van artikel 1:88 BW vernietigbaar is.
4.3. ARC stelt dat [gedaagde partij] geen beroep kan doen op gebreken in de totstandkoming van de overeenkomst met Legio Lease B.V., zoals misleiding, en evenmin op artikel 1:88 BW. Deze verweren zijn, zo stelt ARC, door de WCAM-beschikking van het gerechtshof in Amsterdam van 25 januari 2007 (LJN: AZ7033) niet langer relevant omdat in de genoemde beschikking de Duisenbergregeling algemeen verbindend is verklaard.
4.4. De kantonrechter oordeelt als volgt. Gerechtigden als bedoeld in de WCAM-beschikking (zoals [gedaagde partij]) zijn gebonden aan de Duisenbergregeling indien zij niet tijdig (vóór 1 augustus 2007) een opt-outverklaring hebben ingediend.
4.5. [gedaagde partij] erkent dat zij op de hoogte was van de Duisenbergregeling. Zij erkent voorts dat zij geen opt-outverklaring heeft ingediend. [gedaagde partij] geeft daarvoor als verklaring dat in die periode nog onzekerheid bestond over de aard van overeenkomsten als door haar gesloten.
4.6. De kantonrechter is van oordeel dat, nu [gedaagde partij] geen opt-outverklaring heeft ingediend, zij op grond van de WCAM-beschikking gebonden is aan de Duisenbergregeling. De Duisenbergregeling geldt als vaststellingsovereenkomst die mede inhoudt dat op de door [gedaagde partij] gevoerde verweren geen beroep meer kan worden gedaan. De verweren worden daarom gepasseerd.
4.7. De hoogte van de vordering is door [gedaagde partij] niet betwist. Uit de door ARC overgelegde correspondentie volgt dat in de vordering reeds rekening is gehouden met de korting die [gedaagde partij] op grond van de Duisenbergregeling toekomt. Het in hoofsom gevorderde bedrag, vermeerderd met de onbetwiste wettelijke rente, wordt toegewezen.
4.8. Aannemelijk is dat ARC buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten ad € 300,00 is in overeenstemming met de gebruikelijke en redelijke tarieven en wordt daarom toegewezen.
4.9. [gedaagde partij] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde partij] tot betaling aan ARC van een bedrag van € 1.940,62, waarvan een bedrag van € 1.381,28 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
5.2. veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van ARC begroot op € 94,93 aan dagvaardingskosten, € 280,00 aan griffierecht en € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.3. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.J. Blaisse en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2011.