ECLI:NL:RBARN:2011:BP9756

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
31 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/702277-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor onzedelijk betasten van een minderjarige in het openbaar vervoer

Op 31 maart 2011 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 24-jarige man uit Zwolle, die werd beschuldigd van het onzedelijk betasten van een 15-jarig meisje in een bus tussen Arnhem en Nijmegen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken. De feiten vonden plaats op 22 mei 2010, toen de verdachte zijn hand op de borst van het meisje legde. De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met het strafblad van de dader, dat aanzienlijk was, en heeft de eis van de officier van justitie gevolgd.

De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman, mr. H.J. Voors, wel. De officier van justitie, mr. P.A. Boer, had een gevangenisstraf van drie weken geëist. De rechtbank achtte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging van de raadsman die de kwalificatie van de handeling ter discussie stelde. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk ontuchtige handelingen had gepleegd, wat ook werd ondersteund door getuigenverklaringen.

De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op de minderjarige in overweging genomen. Het bewezenverklaarde feit werd gekwalificeerd als strafbaar, en de rechtbank oordeelde dat er geen andere straf dan een gevangenisstraf passend was. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, en de rechtbank benadrukte de maatschappelijke impact van dergelijke delicten, vooral in het openbaar vervoer.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/702277-10
Datum zitting : 17 maart 2011
Datum uitspraak : 31 maart 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. H.J. Voors, advocaat te Zwolle.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 22 mei 2010 te Bemmel, gemeente Lingewaard, althans in de
bus lijn 33 rijdend op het traject Arnhem-Nijmegen, althans in Nederland,
met Y. [slachtoffer], geboren op 14 februari 1995, die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
bestaande in het opzettelijk ontuchtig zijn, verdachtes, hand op de schouder
van voornoemde [slachtoffer] te leggen en (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand af
te glijden naar haar, [slachtoffer]s, borst en/of het (vervolgens) vastpakken van de
borst van voornoemde [slachtoffer];
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 17 maart 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte niet verschenen. Wel verschenen is verdachtes raadsman mr. H.J Voors, advocaat te Zwolle en uitdrukkelijk gemachtigd.
De officier van justitie, mr. P.A. Boer, heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
De raadsman heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 22 mei 2010 bevond verdachte zich in een bus van buslijn 33, rijdend op het traject Arnhem-Nijmegen. Verdachte heeft in die bus zijn hand gelegd op de schouder van de vóór hem zittende Y. [slachtoffer], geboren op 14 februari 1995 (hierna ‘aangeefster’), en vervolgens zijn hand laten afglijden naar haar borst .
Standpunt partijen
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij aangeefster aan haar schouder heeft aangeraakt en toen is ‘doorgeschoten’ en haar borst heeft aangeraakt. Ter terechtzitting heeft de raadsman ter discussie gesteld de vraag of het leggen van een hand op iemands schouder is te kwalificeren als ontucht. De rechtbank leest deze vraag als een bewijsverweer.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte aanvankelijk achterin de bus zat maar op een gegeven moment op het bankje achter haar ging zitten. Verdachte stelde hierop seksueel getinte vragen, zoals: “Je gaat toch geen vieze dingen doen met je opa?”, “Slaap je bij je opa in bed?” en “Ben je al ontmaagd?” of woorden van gelijke strekking. Bij de laatste vraag ging verdachte met zijn rechterhand over aangeefsters rechterschouder naar beneden tot haar rechterborst en legde hij zijn hand op haar borst .
Getuige [naam] heeft verklaard dat hij verdachte aan aangeefster heeft horen vragen of zij wel eens rare dingen met haar opa deed. Hierna vroeg de man aan aangeefster of ze nog maagd was. De getuige heeft ook gezien dat verdachte zijn hand op de schouder van aangeefster deed .
Verdachte heeft verklaard dat hij per ongeluk aan haar borst heeft gezeten. Verdachte ontkent hiermee dat sprake is van een opzettelijk ontuchtige aanraking. Die laatste acht de rechtbank echter niet aannemelijk. Dat verdachte seksuele bedoelingen had, blijkt reeds uit de vragen en opmerkingen van verdachte aan aangeefster voorafgaand aan het incident. Daar komt bij dat verdachte op de stoel achter aangeefster zat en dus over de stoelen voor hem moest reiken om aangeefster aan te kunnen raken. Het staat naar het oordeel van de rechtbank buiten kijf dat verdachte opzettelijk zijn hand op aangeefsters borst heeft gelegd. De rechtbank acht evenwel niet bewezen dat verdachte ook de borst van aangeefster heeft vastgepakt.
Gezien de leeftijd van aangeefster, de wijze waarop aangeefster verdachte beschrijft, te weten “de vieze man” en de wijze waarop verdachte aangeefster omschrijft, te weten “het meisje”, acht de rechtbank bewezen dat aangeefster en verdachte niet met elkaar zijn gehuwd.
De rechtbank acht, gelet op het voorstaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 22 mei 2010 in de bus lijn 33 rijdend op het traject Arnhem-Nijmegen, met Y. [slachtoffer], geboren op 14 februari 1995, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het opzettelijk ontuchtig zijn, verdachtes, hand op de schouder van voornoemde [slachtoffer] te leggen en vervolgens met zijn, verdachtes, hand af te glijden naar haar, [slachtoffer]s, borst ;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Met iemand beneden de leeftijd van 16 jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 4 februari 2011; en
• een voorlichtingsrapport van Tactus, gedateerd 11 maart 2011, betreffende verdachte.
Verdachte heeft in de bus bij een voor hem zittend 15-jarig meisje zijn hand op de borst gelegd. Dit is een ernstig feit. Dergelijke seksuele delicten grijpen diep in de persoonlijke levenssfeer van mensen, in het bijzonder van minderjarigen.
Voorts leidt een dergelijk feit, gepleegd in het openbaar vervoer, tot onrust en angst in de maatschappij.
Verdachte heeft een zeer fors strafblad met voornamelijk vermogens- en geweldsdelicten, dat hij in een relatief korte periode heeft opgebouwd. Hij heeft al meerdere vrijheidsstraffen ondergaan. Dit heeft hem er echter niet van weerhouden nu een zedendelict te plegen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een gevangenisstraf en acht zij de eis van de officier van justitie juist en geboden. De rechtbank zal die eis volgen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) weken.
Aldus gewezen door:
mr. J.J.H. van Laethem, als voorzitter,
mr. E. de Boer, rechter,
mr. B.F.M. Klappe, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 maart 2011.