ECLI:NL:RBARN:2011:BP9752
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van karateleraar wegens onvoldoende bewijs van ontucht met minderjarige leerlingen
Op 31 maart 2011 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 19-jarige karateleraar uit Ede, die beschuldigd werd van ontucht met twee minderjarige leerlingen, die op het moment van de vermeende feiten 11 jaar oud waren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. De zaak kwam ter terechtzitting op 17 maart 2011, waar de verdachte aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.G.M. Frerix. De officier van justitie, mr. P.A. Boer, had een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden geëist, evenals een werkstraf van 160 uren.
De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers, [slachtoffer1] en [slachtoffer3], kritisch beoordeeld. Beide verklaringen waren de enige steun voor de beschuldigingen, en er waren geen getuigen aanwezig bij de vermeende incidenten. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de slachtoffers niet voldoende betrouwbaar waren om de verdachte te veroordelen. De rechtbank merkte op dat de verklaringen van de slachtoffers tegenstrijdigheden vertoonden en dat er geen ondersteunend bewijs was dat de verklaringen van [slachtoffer1] kon bevestigen.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de bewijsvoering niet wettig en overtuigend was en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer1], werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de Rechtbank Arnhem, onder leiding van voorzitter mr. J.J.H. van Laethem, met mr. E. de Boer en mr. B.F.M. Klappe als rechters.