ECLI:NL:RBARN:2011:BP9459

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/901056-09 en 05/702373-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor poging doodslag en beroving met geweld

Op 29 maart 2011 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen twee mannen uit Nijkerk en Bunschoten, die betrokken waren bij een poging tot doodslag en beroving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de mannen op 21 november 2009 een 63-jarige melkboer, E.L.G., in zijn woning in Nijkerk hebben aangevallen met een hamer, waarbij het slachtoffer zwaar letsel opliep. De rechtbank achtte bewezen dat de mannen samen met een derde medeverdachte een plan hadden gemaakt om de melkboer te beroven, en dat zij daarbij geweld hebben gebruikt. De rechtbank heeft de mannen veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk 6 en 7 jaar. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 7 jaar geëist, en de rechtbank volgde deze eis. Daarnaast werd de schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen, die een bedrag van € 12.777,23 vorderde, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij recht had op schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade, en legde een schadevergoedingsmaatregel op. De rechtbank overwoog dat de verdachten een ernstige inbreuk hebben gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, wat hen zwaar werd aangerekend. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachten in de kosten van de procedure veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis
Parketnummers : 05/901056-09 en 05/702373-10
Data zittingen : 8 juni 2010, 24 augustus 2010, 16 november 2010, 8 februari 2011 en
15 maart 2011
Datum uitspraak : 29 maart 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres]
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord, Wilhelminastraat 16
Arnhem.
Raadsvrouw : mr. F.A. ten Berge, advocaat te Utrecht.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
Parketnummer 05/901056-09:
hij op of omstreeks 21 november 2009 te Nijkerk,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk E.L.G. [slachtoffer1] van het leven
te beroven, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s)
opzettelijk die [slachtoffer1] (meermalen) met een (klauw)hamer, althans een dergelijk
(slag)voorwerp, op en/of tegen het hoofd heeft/hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (doodslag) niet is voltooid,
welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of
voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een overval, althans een poging
overval, en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de
uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om,
bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s)
straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te
verzekeren;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 21 november 2009 te Nijkerk,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
E.L.G.[slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer1], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/haar mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer1] meermalen met een
(klauw)hamer, althans een dergelijk (slag)voorwerp op en/of tegen het hoofd
heeft/hebben geslagen,
tengevolge waarvan die [slachtoffer1] zwaar lichamelijk letsel (verbrijzeld
aangezichtsbeen en/of jukbeen en/of voorhoofdsbeen en/of een schedelfractuur
en/of gescheurd hersenvlies) heeft bekomen;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 21 november 2009 te Nijkerk,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld E.L.G.[slachtoffer1] heeft gedwongen tot de
afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer1]
meermalen met een (klauw)hamer, althans een dergelijk (slag)voorwerp, op en/of
tegen het hoofd heeft/hebben geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer1] zwaar
lichamelijk letsel (verbrijzeld aangezichtsbeen en/of jukbeen en/of
voorhoofdsbeen en/of een schedelfractuur en/of gescheurd hersenvlies) heeft
bekomen;
meest subsidiair:
hij op of omstreeks 21 november 2009 te Nijkerk,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende
aan E.L.G.[slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan
en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [slachtoffer1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen
en in vereniging met verdachtes mededader(s), althans alleen, de woning van
die [slachtoffer1] is binnengegaan en/of vervolgens die [slachtoffer1] met een (klauw)hamer,
althans een dergelijk (slag)voorwerp, op en/of tegen het hoofd heeft geslagen,
tengevolge waarvan die [slachtoffer1] zwaar lichamelijk letsel (verbrijzeld
aangezichtsbeen en/of jukbeen en/of voorhoofdsbeen en/of een schedelfractuur
en/of gescheurd hersenvlies) heeft bekomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer meest subsidiair:
hij op of omstreeks 21 november 2009 te Nijkerk,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
E.L.G.[slachtoffer1] te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld, in elk geval van
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer1], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
met voormeld oogmerk de woning van die [slachtoffer1] is binnengegaan en/of vervolgens
die [slachtoffer1] met een (klauw)hamer, althans een dergelijk (slag)voorwerp, op en/of
tegen het hoofd heeft geslagen,
tengevolge waarvan die [slachtoffer1] zwaar lichamelijk letsel (verbrijzeld
aangezichtsbeen en/of jukbeen en/of voorhoofdsbeen en/of een schedelfractuur
en/of gescheurd hersenvlies) heeft bekomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 05/702373-10:
1.
hij op of omstreeks 21 november 2009 te Nijkerk,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening weg te nemen goederen (horloges)en/of geld, geheel of ten dele
toebehorende aan J. [slachtoffer2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen
voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer2], te plegen met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, tezamen en in vereniging met verdachtes mededader(s), althans
alleen, met een schroevendraaier, althans een dergelijk voorwerp, naar de
woning van de [slachtoffer2] is gelopen en/of heeft aangebeld en/of op de voordeur
heeft geklopt en/of aan die [slachtoffer2] heeft gevraagd of hij even mocht bellen
in verband met autopech en/of heeft gezegd: "Ik wil naar binnen [slachtoffer2]", althans
woorden van dergelijke aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 22 november 2009 te Bunschoten-Spakenburg tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel (Ruitershop A&A) heeft
weggenomen een dressuurzadel , in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan A.M.[slachtoffer3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming (het inslaan van een
etalageruit (met behulp van een hamer));
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 15 maart 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. F.A. ten Berge, advocaat te Utrecht.
Ter terechtzitting van 16 november 2010 zijn de zaken van de officier van justitie in het arron¬dissement Arnhem, onder bovenstaande parketnummers bij afzonderlijke dagvaardingen aanhangig gemaakt, gevoegd.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd: E.L.G. [slachtoffer1].
Namens de benadeelde partij is ter terechtzitting verschenen, [broer van slachtoffer1], zijnde de broer van de benadeelde partij.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het bij parketnummer 05/900291-10 onder primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ten aanzien van het bij parketnummer 05/900291-10 onder subsidiair en het bij parketnummer 05/702374-10 onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij E.L.G. [slachtoffer1] tot een bedrag van € 40.153,31 wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het bij voornoemd bedrag behorende aantal dagen hechtenis.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Gelet op de samenhang tussen de tenlastegelegde feiten zal de rechtbank deze gezamenlijk bespreken.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 21 november 2009 rond 22.55 uur kreeg personeel van de centrale meldkamer van de Regiopolitie Gelderland-Midden een melding binnen dat er in de woning aan de [adres] een manspersoon met een hoofdwond was aangetroffen. Ter plaatse troffen agenten in het keukengedeelte van de woning een hevig aan zijn hoofd bloedende manspersoon aan. In een later stadium bleek deze man E.L.G. [slachtoffer1] te zijn.
Het letsel bestond uit indeukingsbotbreuken van de schedel, een hersenkneuzing en een bloeding onder het harde hersenvlies, een botbreuk van de voorhoofdsholte tot het zeefbeen en van de binnenste oogkasrand aan beide kanten en van het oogkasdak en de buitenzijde van de linkeroogkas. Het letsel was volgens het NFI zeer waarschijnlijk veroorzaakt door hevig stomp en of kantig botsend mechanisch geweld met een contactoppervlak van een relatief kleine afmeting.
Het letsel is toegebracht door [medeverdachte1]. [medeverdachte1] is naar de woning van [slachtoffer1] gegaan om een overval te plegen. Hij had een hamer bij zich. In de woning is er een worsteling ontstaan tussen [medeverdachte1] en [slachtoffer1], waarbij [medeverdachte1] [slachtoffer1] met de hamer op het hoofd heeft geslagen.
De gebruikte hamer was afkomstig uit de bus van [medeverdachte2] en is na de overval weggegooid in een sloot.
Voor de overval waren verdachte, [medeverdachte1] en [medeverdachte2] met z’n drieën in de bus van [medeverdachte2] naar Nijkerk gereden. Aldaar hebben ze de bus geparkeerd bij een weilandje. [medeverdachte1] is vervolgens naar de woning van [slachtoffer1] gegaan. Verdachte en [medeverdachte2] hebben in de bus op [medeverdachte1] gewacht.
Eerder die avond, rond 20.30 uur, heeft getuige L. [getuige1] een man gezien bij de woning van [slachtoffer1]. Deze man wordt omschreven als een Marokkaans uitziende man, met donker krullend haar tot in zijn nek, een donker petje en een trui of jas met capuchon. [medeverdachte1] droeg die avond dergelijke kleding.
Op 21 november 2009 is [medeverdachte1] naar de woning van J. [slachtoffer2] aan de [adres] gelopen en heeft daar aangebeld of op de deur geklopt. [medeverdachte1] zei tegen [slachtoffer2] dat hij autopech had of ‘ik wil naar binnen, [slachtoffer2]’. [medeverdachte1] had een schroevendraaier bij zich. [medeverdachte1] was voornemens om [slachtoffer2] om zijn dure horlogeverzameling te vragen en hem anders te bedreigen met de schroevendraaier. [slachtoffer2] heeft [medeverdachte1] echter niet binnengelaten.
Op 22 november 2009 rond 00.55 uur heeft [medeverdachte1] een dressuurzadel weggenomen uit een winkel, te weten Ruiterschop A&A, gevestigd aan de [adres]. Eigenaar van de winkel is A.M. [slachtoffer3]. [medeverdachte1] is de winkel binnengegaan door met een moker een etalageruit in te slaan.
Verdachte, [medeverdachte1] en [medeverdachte2] zijn op 21 november 2009 vanaf ongeveer 19.00 of 20.00 uur samen geweest. Die avond zag verdachte [medeverdachte2] bij de moeder van verdachte. Ze zijn toen met de bus van [medeverdachte2] rond gaan rijden. Vervolgens hebben ze [medeverdachte1] opgehaald in Bunschoten-Spakenburg. Ze zijn die avond zowel in Nijkerk als in Bunschoten-Spakenburg geweest.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak ten aanzien van het primair tenlastegelegde. Het doel van verdachte was het plegen van een overval, niet dat [slachtoffer1] zo zwaar zou worden mishandeld als medeverdachte [medeverdachte1] uiteindelijk heeft gedaan.
Wel acht de officier van justitie het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Uit de bewijsmiddelen in het dossier kan worden afgeleid dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte2] en [medeverdachte1] het plan heeft gemaakt, een voorverkenning heeft uitgevoerd, [medeverdachte1] aanwijzingen heeft gegeven en uiteindelijk [medeverdachte1] heeft afgezet en in de bus heeft gewacht totdat hij terugkwam.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken en heeft hiertoe – samengevat - het volgende aangevoerd:
De verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte2] komen sterk overeen, ook in details. De door medeverdachte [medeverdachte1] afgelegde verklaring kan niet als betrouwbaar worden aangemerkt. Tevens is er veel af te dingen op de door de getuigen [getuige2] en [getuige3] afgelegde verklaringen. Er kan derhalve niet tot een bewezenverklaring worden gekomen van wetenschap van verdachte over wat er ging gebeuren. Er is derhalve geen sprake van ‘tezamen en in vereniging’, maar van een slechte soloactie van [medeverdachte1]. Daarnaast is het maar de vraag of er sprake is van diefstal. Mocht de rechtbank hier anders over denken dan is er – gelet op de rol van verdachte - nog geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
Ten aanzien van feit 2 en 3 heeft de verdediging aangevoerd dat er buiten de door [medeverdachte1] afgelegde verklaring geen ander – betrouwbaar - bewijs aanwezig is.
Beoordeling
Verklaringen [medeverdachte1]
Medeverdachte [medeverdachte1] heeft 13 maal een verklaring afgelegd ten overstaan van de politie en 1 maal een getuigenverklaring afgelegd in de zaak van verdachte. [medeverdachte1] heeft aanvankelijk enige betrokkenheid met de tenlastegelegde feiten ontkend, maar gaandeweg de verhoren is [medeverdachte1] –geconfronteerd met belastende verklaringen in het dossier- steeds meer gaan bekennen. In het 6e verhoor zegt [medeverdachte1] dat hij die dag rond 20.00 uur door verdachte en [medeverdachte2] is opgehaald en dat verdachte toen het voorstel heeft gedaan om de paardenzadels te stelen en dat [medeverdachte2] op enig moment heeft voorgesteld om zowel [slachtoffer2] als [slachtoffer1] te beroven. [medeverdachte1] moest bij [slachtoffer1] naar binnen, omdat [medeverdachte2] en verdachte hem zouden kennen. [medeverdachte1] stelde voor om [getuige2] mee te nemen, omdat hij niet alleen naar binnen wilde en [getuige2] eens had voorgesteld om mee te doen met een overval. Die avond is [getuige2] gebeld, maar die nam niet op. [medeverdachte1] is uiteindelijk niet meegegaan om de delicten te plegen, omdat hij naar huis is gegaan, zo verklaart hij .
[medeverdachte1] houdt deze lezing enkele verklaringen vol en vult daarbij aan dat hij mogelijk degene is die met het idee van de overval is gekomen, en dat hij weliswaar tegen [getuige3] en [getuige2] heeft verteld dat hij de overval heeft gepleegd, maar dat hij dit heeft gezegd om stoer te doen. Er heeft volgens [medeverdachte1] wel die avond een voorverkenning plaatsgevonden, waarbij verdachte hem de woning van [slachtoffer1] heeft aangewezen en hem heeft gezegd dat hij gewoon achterom moest gaan, naar binnen moest gaan en [slachtoffer1] moest pakken. [medeverdachte2] zou verdachte elke keer een beetje hebben aangevuld.
Op het moment dat [medeverdachte1] wordt geconfronteerd met de verklaring van verdachte dat [medeverdachte1] bij [slachtoffer1] naar binnen is geweest, legt [medeverdachte1] een uitgebreidere verklaring af. Hij zegt dat hij de middag van de overval in de woning van [medeverdachte1] met verdachte heeft gesproken over de overval op [slachtoffer1], [medeverdachte2] was daar niet bij. Die avond is hij opgehaald door verdachte en [medeverdachte2] in de bus van [medeverdachte2]. Er is toen onderling gesproken over geld verdienen en hoeveel geld [slachtoffer1] zou hebben. Vervolgens is besproken hoe [slachtoffer1] gepakt zou worden. [medeverdachte1] en verdachte spraken erover en [medeverdachte2] vulde dit steeds aan. Ze zijn toen eerst naar het dorp in Nijkerk gereden, tussen 20 uur en 20.30 en toen is [getuige2] gebeld om mee te doen met de overval, maar die nam niet op. Ook is de cokedealer [naam] gebeld en zijn ze met z’n drieën naar het weitje in Nijkerk gereden, waar [naam] de coke tussen 20.00 uur en 21.00 uur heeft afgeleverd. Ze zijn nog langs de woning van [slachtoffer1] gereden, die verdachte aan [medeverdachte1] aanwees. In Spakenburg gingen ze naar een pizzeria en vervolgens reden ze terug naar de woning van [slachtoffer1]. [medeverdachte1] gaat daar naar binnen en haalt een six-pack bier, terwijl [medeverdachte2] en verdachte in de bus bij het weitje zijn blijven wachten. Het was toen al de bedoeling om de overval te plegen, maar [medeverdachte1] wilde eerst de situatie bekijken. Terug in de bus stelde [medeverdachte2] ‘de man met de klokjes’ voor. Daar is [medeverdachte1] aan de deur geweest, maar die deed niet open. Vervolgens zijn ze wederom naar [slachtoffer1] gereden en heeft [medeverdachte2] zijn bus weer bij het weitje stilgezet. [medeverdachte1] heeft toen eerst aan verdachte gevraagd of hij een pistool had om [slachtoffer1] mee te bedreigen. Verdachte had dit niet maar zei ‘pak gewoon wat of zo’. [medeverdachte1] pakte toen de hamer die toevallig naast hem lag en verdachte zei ‘pak maar’. [medeverdachte1] ging naar de woning van [slachtoffer1] en deed daarbij alsof hij aan het bellen was, zodat hij minder op zou vallen. Eenmaal binnen vroeg hij eerst om sigaretten en daarna om geld. Er ontstond een worsteling met [slachtoffer1], waarbij [slachtoffer1] hem vastpakte. Omdat hij [slachtoffer1] niet loskreeg, heeft [medeverdachte1] hem een of twee keer een klap met de hamer op het hoofd gegeven. [slachtoffer1] viel neer en [medeverdachte1] dacht dat hij dood was. Daarop is [medeverdachte1] weggerend. Terug in de bus zei [medeverdachte1] tegen verdachte en [medeverdachte2] ‘het is fout, volgens mij heb ik die man doodgeslagen joh’. [medeverdachte2] werd toen stil en verdachte zei ‘het komt wel goed, we praten er gewoon niet meer over’. Vervolgens is de hamer weggegooid in een sloot. Daarna hebben ze met z’n drieën nog een inbraak gepleegd in de Dorpsstraat in Spakenburg, waarbij [medeverdachte1] met een hamer een raam kapot heeft geslagen en twee paardenzadels heeft meegenomen. De zadels heeft [medeverdachte1] in de bus van [medeverdachte2] gelegd. Dit is gedaan zodat ze toch nog wat hadden.
In het daarop volgende verhoor verklaart [medeverdachte1] dat [medeverdachte2] en verdachte hem samen tussen 19.30 en 20.00 uur kwamen ophalen. Toen heeft [medeverdachte1] samen met verdachte [getuige2] proberen te bellen, terwijl [medeverdachte2] in de bus bleef. In de bus is gesproken over geld maken bij [slachtoffer1] en [medeverdachte2] vond dit wel goed, hij begon hard te lachen om dit verhaal. Tussen 20.00 en 21.00 uur vond de coke-deal met [naam] plaats en intussen is [medeverdachte1] bier gaan halen bij [slachtoffer1]. Daarna zijn ze naar de woning van [getuige2] gereden om te vragen of hij mee deed aan de overval. Daarvoor was al gebeld naar [getuige1], maar hij nam toen niet op. [getuige1] was niet thuis en daarna zijn [medeverdachte1], [medeverdachte2] en verdachte naar de pizzeria gegaan. Toen is door [medeverdachte2] het idee van de ‘klokjesman’ genoemd; hij zei dat [medeverdachte1] niets mee hoefde te nemen, het zou heel makkelijk gaan. Vervolgens zijn ze naar die klokjesman gereden, waar een Porsche Cayenne op de oprit stond. [medeverdachte1] is met een schroevendraaier, die hij uit het bakje in de bus van [medeverdachte2] heeft gepakt naar de deur gegaan. [medeverdachte2] heeft gezien dat [medeverdachte1] de schroevendraaier meenam. [medeverdachte2] en verdachte zijn in de bus blijven wachten, en [medeverdachte1] zou de klokjesman om horloges vragen en als hij die niet kreeg, zou hij hem bedreigen met de schroevendraaier. [medeverdachte1] zei tegen de klokjesman dat hij autopech had en vroeg of hij naar binnen mocht, maar de man deed de deur niet open. Toen zijn ze met z’n drieën weer naar [slachtoffer1] gereden. Daar pakte [medeverdachte1] de hamer van de grond van de bus en [medeverdachte2] heeft toen eerst de hamer met de mouw van z’n trui schoongemaakt. [medeverdachte2] zei dat hij zeker moest weten dat er geen vingerafdrukken van hem op de hamer zouden staan. Verdachte zei [medeverdachte1] het ‘nu wel goed te doen’. Toen [medeverdachte1] terug kwam van de overval zei verdachte dat hij er met niemand over moest praten. Daarna kwam verdachte met het idee van de diefstal van de paardenzadels en heeft hij de winkel aangewezen .
Betrouwbaarheid verklaringen [medeverdachte1]
Met betrekking tot de betrouwbaarheid van voornoemde verklaringen van [medeverdachte1] is een deskundigenrapport opgemaakt. Hierin staat dat niet kan worden gesteld dat de bekentenis uit het 12e verhoor door beïnvloeding van verbalisanten is ontstaan. Het lijkt het directe gevolg te zijn van lang op hem inpraten. De deskundige geeft echter aan dat de rechter dient te bepalen of sprake is van ongeoorloofde druk. De rechtbank is van oordeel dat van zodanige druk dat deze als ongeoorloofd moet worden betiteld geen sprake is. Inherent aan een verhoorsituatie is dat enige druk op de verdachte wordt uitgeoefend en dat hierbij tevens gebruik gemaakt wordt van confrontatie met voor verdachte belastend materiaal. Uit de verklaringen van [medeverdachte1] kan worden afgeleid dat hij bij zijn verklaring blijft, totdat hij op enig moment geconfronteerd wordt met voor hem belastende verklaringen van [medeverdachte2] (6e verhoor) en verdachte (12e verhoor). Dit maakt dat [medeverdachte1] om die reden allengs meer is gaan bekennen. De deskundige geeft voorts aan dat de wijze waarop en de inhoud van de bekentenissen die volgen, niet de kenmerken hebben van een valse bekentenis en dat [medeverdachte1] uit zichzelf heeft bekend. De toegepaste werkwijze past niet bij een valse verklaring. Met betrekking tot de accuraatheid van de verklaring van [medeverdachte1] moet zijn verklaring voorts bezien worden in het licht van de verklaringen van de verdachten onderling en de overige informatie uit het dossier, welke niet ter beschikking van de deskundige stond.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte1] accuraat zijn, nu zijn verklaringen op diverse punten wordt ondersteund door bewijsmateriaal in het dossier.
Steunbewijs voor de verklaring van [medeverdachte1]
1. [medeverdachte1] heeft verklaard dat de middag voor de overval in zijn woning is gesproken over de overval op [slachtoffer1] door hem en verdachte. [getuige2] is toen ook gevraagd mee te doen. [getuige2] is die avond voor de eerste keer gebeld toen [medeverdachte1] werd opgehaald door verdachte en [medeverdachte2] (rb: tussen 19.30 uur en 20.00 uur) en daarna tussen 20.00 uur en 20.30 uur nogmaals om hem te vragen mee te doen met de overval.
Dit wordt bevestigd door de verklaring van [getuige2]. Hij heeft naar aanleiding van de uitzending van Opsporing Verzocht op 19 januari 2010, op 20 januari 2010 contact gezocht met de politie en verteld dat [medeverdachte1] de overval op [slachtoffer1] heeft gepleegd. Hij was die middag rond 16.30 uur in de woning van [medeverdachte1], waar ook verdachte en [getuige3] aanwezig waren. [medeverdachte1] zei toen dat hij geld nodig had, waarop verdachte zei dat hij een melkboer in Nijkerk kende die aardig wat geld op zak had. [medeverdachte1] stelde toen voor om hem te pakken en stelde voor er die avond naar toe te gaan. Verdachte vond het goed, [getuige2] en [getuige3] zeiden nee. [medeverdachte1] droeg een grijs gestreept vest en een capuchon. [medeverdachte1] zei dat hij die avond eerst een sixpack zou kopen en dan de melkboer zou overmeesteren. Ze zouden laat gaan, omdat het dan lekker rustig was. Verdachte zei dat hij [getuige2] om 20.00 uur zou bellen, of hij mee zou doen met de overval. [getuige2] heeft de telefoon uitgezet zodat verdachte hem niet kon bereiken.
Uit de telecomanalyse blijkt dat met de vaste lijn bij verdachte thuis (die schuinboven [medeverdachte1] woont) inderdaad, zoals [medeverdachte1] stelt om 19.45 en 19.46 uur getracht is te bellen naar [getuige2]. Vervolgens is om 20.38 uur drie maal gebeld naar het nummer van [getuige2]. Dit nummer behoort toe aan [medeverdachte2] en [medeverdachte2] had de telefoon die avond bij zich. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat verdachte vanaf het moment dat [medeverdachte2] en hij [medeverdachte1] hebben opgehaald, zij steeds samen zijn geweest, tot na de overval. De telefoon van [getuige2] stond inderdaad op de voicemail, zoals [getuige2] verklaart . Verdachte heeft geen andere verklaring gegeven voor de gepleegde telefoontjes, dan door [medeverdachte1] en henk [medeverdachte1] is verwoord.
Ook [getuige3] bevestigt het verhaal van [getuige2] en [medeverdachte1] dat hij die middag samen met hen beiden en verdachte in de woning van [medeverdachte1] was en dat verdachte zei dat hij iemand in Nijkerk wist die je best zou kunnen pakken omdat die veel geld heeft en dat [medeverdachte1] zei dat hij dit ging doen. [getuige1] en [getuige2] besloten niet mee te doen met de overval .
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat deze verklaring van [medeverdachte1] op essentiële punten wordt ondersteund door de verklaringen van [getuige2], [getuige3] in samenhang bezien met de telecomanalyse van de belcontacten.
2. [medeverdachte1] heeft voorts verklaard dat hij die avond 3 maal bij de woning van [slachtoffer1] in Nijkerk is geweest, de eerste keer om de situatie te verkennen, vervolgens om cocaïne geleverd te krijgen (waarbij naar [naam] is gebeld) en bier te kopen en de derde keer om daadwerkelijk de overval te plegen.
Deze verklaring van [medeverdachte1] wordt ondersteund door de mastgegevens van de telefoon van [medeverdachte2] ([nummer]) en die van verdachte ([nummer]). Hieruit valt af te leiden dat met de telefoon van [medeverdachte2] om 20.07 uur naar de cokedealer [naam] gebeld wordt en dat de telefoon zich toen bevond onder de mast [adres]. Vervolgens is om 20.09 en om 20.16 uur door deze Essaidi gebeld naar het nummer van [medeverdachte2], en de telefoon van [medeverdachte2] bevond zich toen onder de mast [adres], zijnde de mast waaronder ook de woning van [slachtoffer1] zich bevindt. Om 20.38 uur wordt met de telefoon van [medeverdachte2] naar [getuige2] gebeld, en op datzelfde tijdstip wordt verdachte gebeld door zijn vaste woonaansluiting. Zowel de telefoon van verdachte als die van [medeverdachte2] stralen dan nog steeds masten in Nijkerk aan. Daarna verplaatsen de telefoons zich naar Bunschoten, waar tussen 21.07 en 21.16 de telefoon van verdachte de mast Irenestraat Bunschoten aanstraalt. Onder deze mast bevindt zich de pizzeria. Om 22.07 uur bevindt de telefoon van [medeverdachte2] zich onder de mast Bloemendaalseweg te Nijkerk en bevindt de telefoon van verdachte zich op dat tijdstip onder de mast [adres]. Dit wil niet zeggen, anders dan de verdediging betoogt, dat de telefoons niet bij elkaar zijn geweest. De betreffende masten liggen op korte afstand naast elkaar. Het is een feit van algemene bekendheid dat het, gelet op het bereik van de masten heel wel mogelijk is dat de telefoons ondanks de afwijkende masten toch op (nagenoeg) dezelfde plaats zijn geweest. Dat hiervan sprake moet zijn geweest, leidt de rechtbank af uit de verklaringen van zowel [medeverdachte1], [medeverdachte2] en verdachte zelf dat zij de hele avond bij elkaar zijn geweest. Vervolgens bevindt de telefoon van [medeverdachte2] zich om 22.16 uur aan de Nijverheidsstraat te Nijkerk.
Uit voornoemde mastgegevens kan worden afgeleid dat de verklaring van [medeverdachte1] dat meerdere malen naar de woning van [slachtoffer1] is gereden, hierin bevestiging vindt. Het standpunt van verdachte dat hij maar 1 keer in Nijkerk is geweest, namelijk ten tijde van de overval (rb: rond 22.30 uur) is dan ook kennelijk onjuist. Dit geldt te meer, nu getuige [getuige1] rond 20.30 uur al een Marokkaans uitziende man in de richting van de Havenstraat te Nijkerk heeft zien lopen, met zwart golvend haar tot in de nek en een vest met een capuchon . Deze beschrijving komt overeen met het uiterlijk van [medeverdachte1] en de kleding die hij die avond droeg. Ook dit onderstreept dat [medeverdachte1], en dus ook [medeverdachte2] en verdachte, tenminste 2 maal die avond in de directe omgeving van de woning van [slachtoffer1] zijn geweest.
3. [medeverdachte1] heeft verklaard dat, vóór de overval op [slachtoffer1] eerst gepoogd is om de ‘klokjesman’ [slachtoffer2] te beroven en dat toen een Porsche Cayenne op de oprit stond. Dit is samen met verdachte en [medeverdachte2] gedaan en [medeverdachte2] kwam met dit idee. [medeverdachte1] heeft na deze verklaring in een rondrit met de politie de locatie aangewezen waar deze klokjesman zou wonen en ziet op de oprit een man staan die hij herkend als de man die hij heeft gepoogd te beroven.
Dit punt wordt ondersteund door de verklaring van de desbetreffende [slachtoffer2]. Hij geeft overeenkomstig de verklaring van [medeverdachte1] aan dat die avond een onguur type aan de deur stond en naar binnen wilde, maar dat hij dat geweigerd heeft. Het betrof een lange slanke man, met een sweatshirt met capuchon. Voorts verklaart [slachtoffer2] dat er die avond een Porsche Cayenne onder de carport stond.
4. [medeverdachte1] heeft verklaard dat hij die avond met [medeverdachte2] en verdachte na de overval op [slachtoffer1] naar een winkel is gegaan waar hij een zadel heeft weggenomen.
Ook deze verklaring vindt bevestiging in de aangifte van de eigenaresse van de Ruitersportzaak A&A, AM de [slachtoffer3]. Zij werd de dag erna gebeld door de politie dat een inbraak in de winkel had plaatsgevonden en ter plaatse zag zij dat de etalageruit was vernield met een moker, die daar nog lag, en dat 1 zadel was weggenomen. Voorts heeft de politie die nacht de melding gekregen van de inbraak van getuige [getuige4]. Die heeft verklaard dat hij om 00.51 uur de politie heeft gebeld nadat hij een harde klap gehoord had en gezien had dat de ruit kapot was.
Tussenconclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte1] betrouwbaar zijn en daarnaast ook accuraat, nu zijn verklaringen op diverse essentiële punten bevestiging vinden in overig bewijsmateriaal in het dossier. De verklaring van verdachte dat hij slechts een maal die avond bij [slachtoffer1] is geweest en geen enkele wetenschap heeft gehad van de overval op [slachtoffer1] die avond, noch van de poging beroving op [slachtoffer2] en de diefstal van het paardenzadel kan dan ook niet langer worden volgehouden. Dit geldt te meer, nu verdachte zelf heeft aangegeven, als ook [medeverdachte2], dat zij die avond steeds bij elkaar zijn geweest.
Dit leidt tot de conclusie dat de rechtbank gelet op het voorgaande bij de bewezenverklaring uitgaat van de juistheid van de verklaring van [medeverdachte1], zodat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte1] en [medeverdachte2] een tevoren opgesteld plan heeft gemaakt om de overval op [slachtoffer1], de poging overval op [slachtoffer2] en de inbraak bij A&A ruitersportzaak te plegen en ook daadwerkelijk gepleegd heeft op 21 november 2009.
Overig ten aanzien van 05/900291-10
Wetenschap van de hamer
Ten aanzien van de overval op [slachtoffer1] staat vast dat [medeverdachte1] [slachtoffer1] twee maal met een (klauw)hamer heeft geslagen en dat [slachtoffer1] daardoor ernstig hoofdletsel heeft opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte en [medeverdachte2] wetenschap hadden dat [medeverdachte1] de overval met de hamer zou plegen en overweegt daartoe dat [medeverdachte1] heeft verklaard dat hij in de bus heeft gevraagd of hij de hamer mee kon nemen en dat verdachte dat goed vond. [medeverdachte2] heeft de hamer eerst nog schoongemaakt. Deze lezing acht de rechtbank geloofwaardiger dan dat [medeverdachte1] uit eigen beweging en zonder dat de andere twee het hebben gezien de hamer heeft meegenomen. Immers, het is niet geloofwaardig dat als [medeverdachte1] een hamer pakt in de bus, dit door geen van de andere twee inzittenden, wetende dat [medeverdachte1] nu een overval gaat plegen, is opgemerkt. Daarbij valt uit het dossier op te maken dat [medeverdachte1] ten opzichte van de andere twee verdachten meer de rol van loopjongen had en min of meer gebruikt werd om het vuile werk op te knappen. Het is dan niet voorstelbaar dat [medeverdachte1] op een dergelijk cruciaal moment ineens eigen initiatief zou gaan nemen. Ten slotte oordeelt de rechtbank dat het een feit van algemene bekendheid is dat een dergelijke overval doorgaans niet gepleegd wordt zonder gebruikmaking van enig wapen.
De rechtbank is dan ook gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte wist dat [medeverdachte1] de overval zou plegen met de klauwhamer en indien nodig ook zou gebruiken. Eveneens was daarbij bekend dat het slachtoffer een oudere man betrof. Onder deze omstandigheid was de kans aanmerkelijk dat als [medeverdachte1] de hamer tijdens de overval daadwerkelijk zou gebruiken, hij hiermee [slachtoffer1] dusdanig zou kunnen verwonden dat deze hieraan zou komen te overlijden, nu algemeen bekend is dat een slag met een hamer – zeker op een hoofd- tot dodelijk letsel zou kunnen leiden. Verdachte heeft deze kans bewust aanvaard. Om die reden acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Poging of voltooide overval?
Aangezien is tenlastegelegd dat de poging doodslag werd vergezeld van een overval, althans een poging daartoe, dient tevens de vraag te worden beantwoord of de overval al dan niet is voltooid.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een voltooide overval, gelet op het volgende.
Bij het aantreffen van [slachtoffer1] in de keuken heeft de technische recherche geld aangetroffen in de jaszakken, maar niet in broekzakken. Het aangetroffen geld betrof coupures van 5, 10 , 20 en 50 euro. Op de grond van de keuken, links naast de stoel, lag een biljet van 5 euro. Voorafgaande aan de overval hebben getuigen [getuige5] en [getuige6] gezien dat [slachtoffer1] die avond geld in zijn broekzakken had zitten. [getuige5] zegt dat hij had gezien dat [slachtoffer1] uit zijn broekzak een flink pak geld pakte en [getuige6] verklaart dat hij heeft gezien dat [slachtoffer1] die avond ongeveer 700 euro in één van gewone zakken aan de voorzijde van zijn broek had. [slachtoffer1] heeft zelf verklaard dat hij zijn geld in zijn broekzak bewaart. Ten slotte hebben [getuige2] en [getuige3] van [medeverdachte1] gehoord dat er een geldbedrag is buitgemaakt bij de overval; [getuige1] spreekt over een bedrag van 900/1000 euro en [getuige2] over een bedrag van 1000/2000 euro.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 05/900291-10 primair en het onder 05/702374-10 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Parketnummer 05/901056-09
hij op 21 november 2009 te Nijkerk, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk E.L.G.[slachtoffer1] van het leven
te beroven, hierin bestaande dat verdachtes mededader opzettelijk die [slachtoffer1] meermalen met een (klauw)hamer, op en/of tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (doodslag) niet is voltooid, welke vorenomschreven poging doodslag werd vergezeld van enig strafbaar feit, te weten een overval, en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken;
Parketnummer 05/702373-10
1.
hij op 21 november 2009 te Nijkerk, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening weg te nemen goederen (horloges), geheel of ten dele
toebehorende aan J. [slachtoffer2], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen
voorafgaan en/of te doen vergezellen van geweld of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer2], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, tezamen en in vereniging met verdachtes mededaders, met een schroevendraaier, naar de woning van de [slachtoffer2] is gelopen en heeft aangebeld en op de voordeur heeft geklopt en aan die [slachtoffer2] heeft gevraagd of hij even mocht bellen in verband met autopech of heeft gezegd: "Ik wil naar binnen [slachtoffer2]", althans woorden van dergelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 22 november 2009 te Bunschoten-Spakenburg tezamen en in
vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel (Ruitershop A&A) heeft weggenomen een dressuurzadel, geheel of ten dele toebehorende aan A.M. [slachtoffer3], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, (het inslaan van een etalageruit (met behulp van een hamer));
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder parketnummer 05/901056-09 primair tenlastegelegde:
Medeplegen van poging tot doodslag, vergezeld van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken.
Ten aanzien van het bij parketnummer 05/702373-10 onder 1 tenlastegelegde:
Poging tot diefstal, voorafgegaan en/of vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van het bij parketnummer 05/702373-10 onder 2 tenlastegelegde:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, door twee of meer verenigde personen.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 14 februari 2011;
• een voorgeleidingsconsult, uitgevoerd door het NIFP, gedateerd 2 maart 2010.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een gekwalificeerde poging doodslag op E.L.G. [slachtoffer1]. Medeverdachte [medeverdachte1] heeft met een hamer meerdere keren op het hoofd van [slachtoffer1] geslagen. [slachtoffer1] heeft hierdoor zwaar hoofdletsel opgelopen en zal nooit meer de oude worden. [slachtoffer1] is niet overleden maar de kans op overlijden was aanmerkelijk. Verdachte is degene geweest die eerder die dag met het idee is gekomen om een overval te plegen op [slachtoffer1]. Hij wist dat [slachtoffer1] altijd veel contant geld in huis had. Omdat verdachte [slachtoffer1] kende heeft hij medeverdachte [medeverdachte1], wetende dat [medeverdachte1] een hamer bij zich had, naar de woning toegestuurd om de overval te plegen. Hij en medeverdachte [medeverdachte2] hebben in de bus van [medeverdachte2] op hem gewacht. Verdachte heeft hiermee - enkel en alleen gedreven door zijn hebzucht naar geld - een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en het slachtoffer ondervindt hier zijn gehele verdere leven de lichamelijke en psychische consequenties van. De rechtbank rekent dit verdachte zeer zwaar aan.
Tevens heeft verdachte nog een poging diefstal met geweld en een inbraak in een winkel gepleegd.
Uit de aangehaalde justitiële documentatie blijkt voorts dat verdachte reeds eerder ter zake van gewelds- en vermogensdelicten is veroordeeld.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. De rechtbank acht dan ook de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar een passende straf en zal deze straf aan verdachte opleggen.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij E.L.G. [slachtoffer1] vordert een bedrag van € 2.377,23 aan materiële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bij parketnummer 05/901056-09 onder primair bewezenverklaarde handelen van verdachte strafbaar gesteld in artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde partij E.L.G. [slachtoffer1] vordert voorts een bedrag van € 35.000,- aan immateriële schade.
De rechtbank acht voldoende bewezen dat de benadeelde partij door het bij parketnummer 05/901056-09 onder primair bewezenverklaarde handelen van verdachte strafbaar gesteld in artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht immateriële schade heeft geleden en dat hij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade passend is. Zij is echter van oordeel dat in ieder geval een bedrag van
€ 10.000,- aan schadevergoeding op zijn plaats is, zodat zij dit bedrag aan de benadeelde partij zal toewijzen. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat een nader onderzoek van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in zijn vordering niet worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij vordert ten slotte een bedrag van € 2.775,08 aan door hem gemaakte buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
Voor wat betreft gemaakte buitengerechtelijke kosten en proceskosten hanteert de rechtbank het kantonliquidatietarief. Gelet op de hoofdsom worden deze kosten tot op heden begroot op een bedrag van € 400,00.
Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 21 november 2010.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Voor wat betreft de schadevergoedingsmaatregel blijven de kosten rechtsbijstand buiten beschouwing.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voorzover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45, 57, 287, 288, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaar.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij E.L.G. [slachtoffer1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover de mededaders betalen ook veroordeelde daardoor tegenover E.L.G. [slachtoffer1] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan E.L.G. [slachtoffer1], te betalen € 12.777,23 (zegge twaalfduizendzevenhonderdzevenenzeventig euro en drieëntwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 november 2010.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.
Maatregel van schadevergoeding ad € 12.377,23, subsidiair 96 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer E.L.G. [slachtoffer1], te betalen € 12.377,23 (zegge twaalfduizenddriehonderdzevenen-zeventig euro en drieëntwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 november 2010, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 96 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mrs. M.M.L.A.T. Doll (voorzitter), W.L.J.M. Duijst en G.J.M. van Wijk,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 maart 2011.
mrs. Duijst en Van Wijk zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.