ECLI:NL:RBARN:2011:BP9282

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
16 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
203117
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jaarafrekening en geschil over energiekosten tussen Nuon en gedaagde

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, draait het geschil om de jaarafrekening van 8 juli 2008, waarbij gedaagde de hoogte van de facturen betwist. Gedaagde stelt dat de in rekening gebrachte bedragen niet in verhouding staan tot de voorschottermijnen en dat de meterstanden onjuist zijn, omdat de elektriciteitsmeter niet goed functioneerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat Nuon Sales en Liander N.V. de energieleverancier en netbeheerder zijn, en dat gedaagde, die een recreatiewoning bezit, energie heeft afgenomen op basis van een overeenkomst met Nuon.

De procedure omvatte een tussenvonnis en een comparitie van partijen. Gedaagde heeft erkend een deel van de vordering, ter hoogte van € 960,93, maar betwist de rest. De rechtbank heeft geoordeeld dat de elektriciteitsmeter naar behoren functioneerde en dat gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen. De rechtbank heeft de vordering van Nuon tot betaling van € 7.162,48 toegewezen, met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Tevens is de overeenkomst tussen Nuon en gedaagde ontbonden, en is gedaagde veroordeeld in de proceskosten.

De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat gedaagde niet is toegelaten tot tegenbewijs, omdat hij zijn stellingen niet voldoende heeft onderbouwd. De vordering tot ontbinding van de overeenkomst is toegewezen, evenals de vordering tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 16 maart 2011 door mr. J.D.A. den Tonkelaar.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 203117 / HA ZA 10-1399
Vonnis van 16 maart 2011
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
N.V. NUON SALES NEDERLAND,
voorheen handelend onder de naam N.V. Nuon Energie,
gevestigd te Amsterdam,
2. de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseressen,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. A.P.J. Blokland te Ede.
Eiseressen worden hierna afzonderlijk Nuon Sales en Liander genoemd en gezamenlijk ook aangeduid met Nuon. Gedaagde wordt hierna [gedaagde] genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 november 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 18 februari 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Nuon Sales en Liander maken deel uit van het Nuon-concern. Nuon Sales levert elektriciteit en gas, en Liander verzorgt hiervoor de fysieke aflevering, het netbeheer.
2.2. Op basis van een overeenkomst tussen Nuon en [gedaagde] heeft Nuon Sales hem energie geleverd, waarbij Liander voor het netbeheer zorg heeft gedragen. Nuon heeft hiervoor aan [gedaagde] facturen, waaronder voorschotbedragen en eindafrekeningen, verzonden op basis van door Nuon, tegen de op het moment van facturering geldende tarieven, geleverde energie en het verzorgde netbeheer.
2.3. De energielevering heeft betrekking op perceel [adres] te [ ] [woonplaats], op welk adres ook de onderneming van [gedaagde], [X] B.V., is gevestigd.
De advocaat van [gedaagde] heeft ter gelegenheid van de comparitie verklaard dat de energieleveranties betrekking hebben op de recreatiewoning van [gedaagde] in [woonplaats].
3. Het geschil
3.1. Nuon vordert bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de overeenkomst tussen Nuon en [gedaagde] te ontbinden,
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 7.162,48, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaltermijn van de facturen, althans vanaf de datum van de eerste sommatiebrief, althans van de eerst mogelijke datum, tot de dag van algehele voldoening, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten van € 768,00,
III. [gedaagde] te veroordelen maandelijks veertien dagen na vervaldatum het alsdan vastgestelde voorschot te betalen,
IV. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de vijftiende dag van het te wijzen vonnis,
V. [gedaagde] te veroordelen in de nakosten, zijnde € 131,00 dan wel € 199,00 indien betekening van het te wijzen vonnis plaatsvindt.
3.2. [gedaagde] voert verweer en bestrijdt de verschuldigdheid van een bedrag van (€ 4.370,67 + € 1.259,68 =) € 5.630,05 ter zake van de jaarafrekening van 8 juli 2008. De verschuldigdheid van de nota’s over de periode 17 december 2007 tot en met 18 juni 2008 voor in totaal € 960,93 erkent hij. Ten aanzien van de nota’s over de maanden maart tot en met mei 2010 ten bedrage van totaal € 507,63 betoogt [gedaagde] dat deze reeds zijn voldaan.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Tussen partijen is niet meer in geschil dat een bedrag groot (3 x € 138,51 + 3 x € 30,70 =) € 507,63 reeds door [gedaagde] is voldaan. Voorts heeft [gedaagde] de vordering tot een bedrag van € 960,93 erkend.
4.2. Het geschil draait in de kern om de jaarafrekening van 8 juli 2008 ten bedrage van achtereenvolgens € 4.370,67 (m.b.t. Nuon Sales) en € 1.259,68 (m.b.t. Liander). [gedaagde] bestrijdt de hoogte van die facturen en betoogt dat deze bedragen in geen enkele verhouding staan tot de in rekening gebrachte voorschottermijnen. De opgenomen meterstanden zouden volgens [gedaagde] niet juist zijn, omdat de elektriciteitsmeter niet naar behoren zou functioneren. Naar aanleiding daarvan heeft op verzoek van [gedaagde] een herijking plaatsgevonden door Liander Meetbedrijf. Uit die herijking is gebleken dat de elektriciteitsmeter binnen de gestelde eisen van de IJkwet functioneert.
4.3. Anders dan [gedaagde] betoogt staat naar het oordeel van de rechtbank daarmee voldoende vast dat de elektriciteitsmeter ook in de periode waarop de betwiste jaarrekening betrekking heeft naar behoren functioneerde. Omstandigheden die een ander oordeel rechtvaardigen zijn gesteld noch gebleken.
4.4. [gedaagde] heeft voorts aangevoerd dat hij slechts bewijs kan leveren dat de omstandigheden aan zijn zijde zodanig zijn dat op grond daarvan het feitelijk uitgesloten moet worden geacht dat de in rekening gebrachte energie daadwerkelijk door hem is verbruikt. Als voorbeeld hiervan wijst [gedaagde] op de intensiteit waarmee hij de recreatiewoning destijds gebruikte en vermeldt hij dat de woning te klein was om gebruikt te worden voor bijvoorbeeld een illegale hennepkwekerij. Daarnaast heeft [gedaagde] uitdrukkelijk bewijs aangeboden van zijn stelling dat er geen omstandigheden zijn op grond waarvan het door de Nuon geconstateerde hogere energieverbruik verklaarbaar kan zijn. Meer kan van een particulier, aldus nog steeds [gedaagde], niet worden verwacht.
4.5. Met het oog op het resultaat van de herijking kon [gedaagde] in zijn conclusie van antwoord naar het oordeel van de rechtbank niet volstaan met het poneren van stellingen zonder onderbouwing, zoals hij gedaan heeft. Naderhand is [gedaagde] evenmin tot een nadere motivering van zijn stellingen gekomen. In dit kader is voor toelating van [gedaagde] tot het leveren van tegenbewijs dan ook geen plaats. Voor toelating van een partij tot tegenbewijs, is pas plaats wanneer de gestelde feiten mede in het licht van het reeds aanwezige bewijsmateriaal voldoende gemotiveerd betwist zijn (recent HR 16 januari 2009, LJN: BG3582, RvdW 2009, 187, rov. 3.7).
4.6. [gedaagde] betoogt in het kader van het bewijs ook nog dat het niet redelijk is om een particulier die niet over de middelen beschikt om het tegendeel te bewijzen, de consequentie te laten dragen van een naar objectieve maatstaven niet verklaarbaar hoger energieverbruik.
4.7. Voor zover hiermee wordt gedoeld op verzwaring van de stelplicht aan de zijde van Nuon, heeft te gelden dat in de jurisprudentie van de Hoge Raad deze constructie slechts wordt toegepast in situaties waar in bepaalde procesconstellaties een zo ernstige verstoring van het processuele evenwicht dreigt dat de realisering van het materiële recht zonder ingrijpen te veel in gevaar zou komen. Van een dergelijk situatie is in de gegeven omstandigheden geen sprake. Voor zover [gedaagde] betoogt dat hij het tegendeel dient te bewijzen miskent hij daarmee dat tegenbewijs niet behoeft te bestaan uit bewijs van het tegendeel, voldoende is dat de vaststelling door hem wordt ontzenuwd. Dat [gedaagde] in de gegeven situatie niet wordt toegelaten tot tegenbewijs is onder 4.5 reeds beslist.
4.8. De stelling van [gedaagde] dat Nuon moet worden gehouden aan de redelijke uitkomst van de bespreking tussen [gedaagde] en de klantenservice van Nuon inhoudende dat door [gedaagde] zou worden afgerekend op basis van het verbruik door een gezin met twee kinderen, kan [gedaagde] evenmin baten. Uit de omstandigheid dat Nuon een procedure jegens [gedaagde] heeft geëntameerd volgt reeds dat partijen over dit voorstel geen overeenstemming hebben bereikt. [gedaagde] stelt niet dat dit anders is.
4.9. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het deel van de hoofdsom met betrekking tot de eindafrekening van 8 juli 2008 voor toewijzing vatbaar is ((€ 4.370,67 + € 1.259,68). Per saldo kan dus een bedrag van (€ 4.370,67 + € 1.259,68 + € 960,93=) € 6.591,28 worden toegewezen.
4.10. Dit bedrag wordt door Nuon in de inleidende dagvaarding verhoogd met kosten ter hoogte van € 63,57. Onder deze kosten dienen onder meer aanmaningskosten te worden verstaan. Nu een nadere onderbouwing van die kosten ontbreekt en Nuon naast die kosten ook buitengerechtelijke incassokosten vordert, lijkt er sprake te zijn van een dubbeltelling en zal de rechtbank deze kosten afwijzen. Onweersproken is dat de betalingstermijn van de facturen van Nuon veertien dagen na factuurdatum bedraagt, zodat [gedaagde] na het verstrijken van genoemde termijn van rechtswege in verzuim is en vanaf dat moment de wettelijke rente over het openstaande bedrag is verschuldigd. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
4.11. Nu [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verbintenissen met Nuon en [gedaagde] tegen de ontbinding geen verweer heeft gevoerd, ligt de vordering tot ontbinding van de overeenkomst eveneens voor toewijzing gereed.
4.12. De vordering van Nuon om [gedaagde] te veroordelen maandelijks veertien dagen na vervaldatum het voorschotbedrag te betalen, zal de rechtbank afwijzen. Na – uitvoerbaar bij voorraad verklaring van de – ontbinding van de overeenkomst behoeven immers geen voorschotten meer te worden voldaan.
4.13. In het lichaam van de inleidende dagvaarding (onder 13) wordt voorts nog gesproken over een met de ontbinding samenhangende vordering tot afkoppeling van de meetapparatuur. De rechtbank zal aan deze vordering voorbijgaan, omdat deze niet in het petitum is geconcretiseerd.
4.14. Eiseressen hebben onbestreden gesteld buitengerechtelijke incassokosten te hebben gemaakt en hebben vergoeding daarvan gevorderd ter grootte van een bedrag gelijk aan twee punten van het toepasselijke liquidatietarief in eerste aanleg (2,0 x € 384,00 = € 768,00). Alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. In dit geval is niet gebleken dat hieraan niet is voldaan, zodat de rechtbank de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 768,00 zal toewijzen.
4.15. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Nuon worden begroot op:
- dagvaarding € 73,89
- vast recht € 568,00
- salaris advocaat € 768,00 (2,0 punt × tarief € 384,00)
Totaal € 1.409,89
De door Nuon gevorderde wettelijke rente over de proceskosten, waartegen geen verweer is gevoerd, zal eveneens worden toegewezen.
4.16. De vordering tot veroordeling van [gedaagde] in de nakosten, zal worden toegewezen als na te melden.
4.17. De rechtbank zal het meer of anders gevorderde afwijzen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Nuon te betalen € 6.591,28 (zesduizend vijfhonderdeenennegentig euro en achtentwintig cent) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaltermijn van de facturen tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] aan Nuon te betalen € 768,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.3. ontbindt de overeenkomst tussen Nuon en [gedaagde],
5.4. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Nuon tot op heden begroot op € 1.409,89 (eenduizend vierhonderdennegen euro en negenentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5. veroordeelt [gedaagde] tevens in de nakosten, aan de zijde van Nuon bepaald op € 131,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 68,00, voor het geval betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest,
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2011.