ECLI:NL:RBARN:2011:BP9050

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
25 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/7020073
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door onoplettendheid van vrachtwagenchauffeur

Op 25 maart 2011 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een Roemeense vrachtwagenchauffeur, die in Nederland werkzaam was. De verdachte werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 20 juli 2009, waarbij hij met een snelheid van 90 km/uur reed, terwijl de maximumsnelheid voor vrachtauto's 80 km/uur was. Door zijn onoplettendheid botste hij achterop een stilstaande Ford Fiesta, bestuurd door K.T.H., die als gevolg van de aanrijding zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een hoge mate van verwijtbare onvoorzichtigheid kon worden verweten. De officier van justitie had een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie maanden en een voorwaardelijke geldboete geëist, maar de rechtbank legde een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden op, evenals een geldboete van € 1.500,-. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn lage inkomen in Roemenië en het feit dat hij speciaal voor de zitting naar Nederland was gekomen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van verkeersdeelnemers om alert te zijn, vooral in situaties met filevorming.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer : 05/702073-10
Datum zitting : 11 maart 2011
Datum uitspraak : 25 maart 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 juli 2009, in de gemeente Geldermalsen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een bedrijfsauto als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling Voertuigen, te weten een vrachtauto Volvo, kenteken [nummer]) zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de snelweg A15 thv hmp 116,3, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl ingevolge het bepaalde in artikel 22 lid 1 onder a juncto artikel 21 aanhef en onder a van het RVV1990, voor de door verdachte bestuurde bedrijfsauto/vrachtauto een maximum snelheid gold van 80 km/u, en/of
- terwijl het verkeer voor verdachte zich ophoopte/drukker werd en/of langzamer ging rijden en/of stil stond en/of
- terwijl één of meerdere op die rijbaan rijdende verkeersdeelnemer(s) zijn (hun) waarschuwings- of alarmverlichting van zijn/hun motorrijtuig(en) had(den) ingeschakeld
- zijn aandacht gedurende enige tijd heeft gericht op een links naast verdachte rijdende vrachtauto en/of (daarbij) niet, althans onvoldoende op het voor hem liggende weggedeelte en/of de voor hem rijdende en/of stilstaande andere voertuig(en) heeft gelet en/of is blijven letten,
heeft gereden met een snelheid van 90 km/uur, althans met een hogere snelheid dan de voor vrachtauto's toegestane maximum snelheid van 80 km/uur, althans heeft gereden met een zodanige snelheid dat hij niet in staat was zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij, zoals bedoeld in artikel 19 RVV 1990,
tengevolge waarvan verdachte is gebotst/aangereden tegen een voor hem rijdende of stilstaande personenauto (Ford Fiesta, kenteken [nummer]), bestuurd door K.T.H. [slachtoffer1], tengevolge waarvan die Ford Fiesta naar voren werd gedrukt en/of in botsing kwam met een daarvoor rijdende of stilstaande personenbus (Mercedes Sprinter 906, kenteken [nummer]), bestuurd door M.M.J.Th. [slachtoffer2], tengevolge waarvan die Mercedes naar voren werd gedrukt en/of in botsing kwam met een daarvoor rijdende of stilstaande personenauto (Peugeot 407, kenteken [nummer]), bestuurd door H.S. [slachtoffer3],
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (K.T.H. [slachtoffer1]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 juli 2009, in de gemeente Geldermalsen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een bedrijfsauto als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling Voertuigen, te weten een vrachtauto Volvo, kenteken [nummer]) heeft gereden over de voor het
openbaar verkeer openstaande weg, de snelweg A15 thv hmp 116,3, waarbij verdachte:
- terwijl ingevolge het bepaalde in artikel 22 lid 1 onder a juncto artikel 21 aanhef en onder a van het RVV1990, voor de door verdachte bestuurde bedrijfsauto/vrachtauto een maximum snelheid gold van 80 km/u, en/of
- terwijl het verkeer voor verdachte zich ophoopte/drukker werd en/of langzamer ging rijden en/of stil stond en/of
- terwijl één of meerdere op die rijbaan rijdende verkeersdeelnemer(s) zijn (hun) waarschuwings- of alarmverlichting van zijn/hun motorrijtuig(en) had(den) ingeschakeld
- zijn aandacht gedurende enige tijd heeft gericht op een links naast verdachte rijdende vrachtauto en/of (daarbij) niet, althans onvoldoende op het voor hem liggende weggedeelte en/of de voor hem rijdende en/of stilstaande andere voertuig(en) heeft gelet en/of is blijven letten,
heeft gereden met een snelheid van 90 km/uur, althans met een hogere snelheid dan de voor vrachtauto's toegestane maximum snelheid van 80 km/uur, althans heeft gereden met een zodanige snelheid dat hij niet in staat was zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij, zoals bedoeld in artikel 19 RVV 1990,
tengevolge waarvan verdachte is gebotst/aangereden tegen een voor hem rijdende of stilstaande personenauto (Ford Fiesta, kenteken [nummer]), bestuurd door K.T.H. [slachtoffer1], tengevolge waarvan die Ford Fiesta naar voren werd gedrukt en/of in botsing kwam met een daarvoor rijdende of stilstaande personenbus (Mercedes Sprinter 906, kenteken [nummer]), bestuurd door M.M.J.Th. [slachtoffer2], tengevolge waarvan die Mercedes naar voren werd gedrukt en/of in botsing kwam met een daarvoor rijdende of stilstaande personenauto (Peugeot 407, kenteken [nummer]), bestuurd door H.S. [slachtoffer3],
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 11 maart 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen.
De officier van justitie, mr. T. Feuth, heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld.
Verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 20 juli 2009 heeft verdachte als bestuurder van een bedrijfsauto, een Volvo vrachtwagen kenteken [nummer], op snelweg A15 in de richting van Tiel gereden. Ter hoogte van het begin van de afrit naar de A2 is verdachte de rijstrook richting Utrecht opgereden. Hij heeft een moment zijn aandacht gericht gehad op een vrachtwagen die op de rijstrook links naast hem reed. Vervolgens is verdachte achterop een personenauto, een witte Ford Fiesta, gebotst die had moeten afremmen, vanwege het voor haar rijdende verkeer dat afremde. Door de botsing is de Ford Fiesta tegen de achterkant gedrukt van een stilstaande personenbus, een Mercedes-Benz Sprinter 906, met kenteken [nummer], die werd bestuurd door M. [slachtoffer2]. Deze Mercedes werd naar voren gedrukt tegen een Peugeot 407 personenauto, met kenteken [nummer], bestuurd door H.S. [slachtoffer3]. .
De bestuurster van de Ford Fiesta, K.T.H. [slachtoffer1], heeft letsel opgelopen ten gevolge waarvan zij tijdelijk, namelijk een periode van ongeveer zes maanden, verhinderd was haar normale bezigheden uit te oefenen.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat aan verdachte, doordat hij zijn aandacht niet bij het verkeer voor hem heeft gehouden en terwijl hij harder reed dan de toegestane snelheid van 80km/u, te verwijten valt dat hij zijn voertuig niet op tijd tot stilstand heeft kunnen brengen, toen bleek dat er filevorming was. De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde in de zin van aanmerkelijke onoplettendheid, onvoorzichtigheid en onachtzaamheid bewezen.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft aangevoerd dat hij niet op het verkeer voor zich heeft gelet. Hij werd namelijk afgeleid door een vrachtwagen die links naast hem reed. Verdachte had het vermoeden dat deze vrachtwagen naar de rechterrijbaan wilde uitwijken zonder dat deze hem had opgemerkt. De verdachte heeft aangevoerd dat het verkeer plotseling stil stond en dat hij de alarmlichten van de Ford Fiesta niet heeft zien branden.
Beoordeling van de standpunten
De rechtbank stelt het volgende voorop. Om tot een veroordeling op grond van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 te komen, is vereist dat de verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam heeft gedragen. Hiervoor geldt dat in ieder geval sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van (verwijtbare) onvoorzichtigheid.
Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij wordt opgemerkt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
Verdachte heeft op 20 juli 2009, in opdracht van een Nederlandse werkgever, als beroepschauffeur gereden in een Volvo vrachtwagen. Toen verdachte op de rechterbaan van de uitvoegstrook richting de A2 ging rijden, had hij steeds vrij zicht op het verkeer dat zich voor hem bevond. De toegestane snelheid was voor vrachtauto’s 80 km/h, het weer was helder en ten aanzien van het wegdek zijn geen bijzonderheden opgemerkt. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij, toen hij op de uitvoegstrook van de A15 naar de A2 in de richting Utrecht reed, met zijn aandacht bij de vrachtwagen naast hem was en daardoor niet op het verkeer dat voor hem reed heeft gelet. Getuige K.T.H.[slachtoffer1] heeft afgeremd toen het verkeer voor haar afremde. Zij heeft haar alarmlichten aangezet en zag vervolgens een vrachtwagen met hoge snelheid naderen. Daarop heeft zij geprobeerd gas te geven en haar auto de berm in te sturen. De vrachtwagen was echter te dicht genaderd, waardoor een aanrijding niet kon worden voorkomen. De aanrijding vond plaats aan het einde van de uitvoegstrook van de A15 naar de A2 richting Utrecht, ter hoogte van hectometerpaal 116,3. Door de aanrijding heeft [slachtoffer1] letsel opgelopen, waaronder een whiplash. Op maandag 12 oktober 2009 sprak de Arbo-arts de verwachting uit dat het slachtoffer pas medio april 2010 volledig aan het werk zou kunnen. Getuige M.M.J.Th. [slachtoffer2] die vóór de auto van K.T.H. [slachtoffer1] reed, had vanwege de file zijn alarmlichten aangezet en zag, toen hij al zeker dertig seconden stil stond, een vrachtwagen met redelijke snelheid op zich afkomen. Getuige H.S. [slachtoffer3] reed voor de auto van M.M.J.Th. [slachtoffer2] en remde zijn auto af tot stilstand omdat het verkeer op de afrit stilstond.
Aan de Volvo vrachtwagen zijn bij technisch onderzoek geen gebreken aangetroffen die van invloed kunnen zijn geweest op het ontstaan of het verloop van het ongeval. De Volvo was voorzien van een digitale tachograaf waaruit blijkt dat de Volvo kort voor het ongeval met een geregistreerde snelheid van 90 km/h heeft gereden. Verdachte heeft vervolgens op of kort voor het moment van het ongeval krachtig geremd, maar heeft een botsing niet kunnen voorkomen.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat verdachte schuldig is aan het door hem veroorzaakte verkeersongeval doordat hij niet heeft gelet op het zich voor hem ophopende verkeer dat stilstond dan wel langzaam reed. Verdachte had de filevorming moeten opmerken en mitsdien moeten remmen. Hij had daartoe voldoende tijd en afstand, ook al was verdachte een kort moment afgeleid door een vrachtwagen op de baan links van hem.
Reeds vanaf het moment dat hij op de rechterbaan van de uitvoegstrook ging rijden had verdachte volledig vrij zicht op de rijbaan voor hem. Bovendien stond de file op de verbindingsweg tussen de A15 en de A2 in de richting Utrecht en stonden de betrokken auto’s stil aan het einde van de uitvoegstrook. Van plotseling of onverhoeds remmen door de bestuurster van de Ford Fiesta was dan ook geen sprake. K.T.H. [slachtoffer1] zag de vrachtwagen van verdachte aankomen en had nog tijd om het stuur naar rechts te draaien en gas te geven. M.M.J.Th. [slachtoffer2] heeft zelfs verklaard dat hij op het moment dat hij de vrachtwagen van verdachte zag aankomen, al zeker dertig seconden stilstond. Zowel M.M.J.Th. [slachtoffer2] als K.T.H. [slachtoffer1] had bovendien de alarmlichten aangezet om zo het achteropkomende verkeer voor deze file te waarschuwen. In haar oordeel dat verdachte schuldig is aan het ongeval betrekt de rechtbank ook de omstandigheid dat verdachte harder heeft gereden dan de toegestane maximum snelheid. Hierdoor heeft verdachte een kortere reactietijd gehad dan wanneer hij zich aan de ter plaatse toegestane snelheid had gehouden.
Voormelde gedragingen van verdachte brengen de rechtbank tot het oordeel dat verdachte een hoge mate van verwijtbare onvoorzichtigheid kan worden verweten en dat de gedragingen van verdachte zijn aan te merken als zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam.
Tot slot kwalificeert de rechtbank het door K.T.H. [slachtoffer1] als gevolg van het ongeval opgelopen letsel als zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van normale bezigheden is ontstaan.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 20 juli 2009, in de gemeente Geldermalsen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een bedrijfsauto als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling Voertuigen, te weten een vrachtauto Volvo, kenteken [nummer]) zeer, aanmerkelijk onoplettend, heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de snelweg A15 ter hoogte van hectometerpaal 116,3, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl ingevolge het bepaalde in artikel 22 lid 1 onder a juncto artikel 21 aanhef en onder a van het RVV1990, voor de door verdachte bestuurde bedrijfsauto/vrachtauto een maximum snelheid gold van 80 km/u, en
- terwijl het verkeer voor verdachte zich ophoopte en
- terwijl meerdere op die rijbaan rijdende verkeersdeelnemers hun waarschuwings- of alarmverlichting van hun motorrijtuigen hadden ingeschakeld zijn aandacht gedurende enige tijd heeft gericht op een links naast verdachte rijdende vrachtauto en daarbij niet, op het voor hem liggende weggedeelte en de voor hem rijdende en/of stilstaande andere voertuig(en) heeft gelet en/of is blijven letten,
heeft gereden met een snelheid van 90 km/uur,
tengevolge waarvan verdachte is gebotst tegen een voor hem rijdende personenauto (Ford Fiesta, kenteken [nummer]), bestuurd door K.T.H. [slachtoffer1], tengevolge waarvan die Ford Fiesta naar voren werd gedrukt en in botsing kwam met een daarvoor stilstaande personenbus (Mercedes Sprinter 906, kenteken [nummer]), bestuurd door M.M.J.Th. [slachtoffer2], tengevolge waarvan die Mercedes naar voren werd gedrukt en in botsing kwam met een daarvoor stilstaande personenauto Peugeot 407, kenteken [nummer], bestuurd door H.S. [slachtoffer3],
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (K.T.H. [slachtoffer1]) zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft bij zijn vordering rekening gehouden met het tijdsverloop, het feit dat verdachte geen documentatie heeft opgebouwd en het feit dat hij speciaal voor de verhoren bij de politie en de huidige terechtzitting naar Nederland is gekomen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wegens het begaan van een ernstige verkeersfout wordt veroordeeld tot ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden en voorts tot een geheel voorwaardelijke geldboete van € 1.500, - subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft zich niet verzet tegen de eis van de officier van justitie.
Beoordeling van de standpunten
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtlijn voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid;
- de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 5 februari 2011.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte is gedurende de uitoefening van zijn beroep als vrachtwagenchauffeur dusdanig onoplettend geweest dat een aan hem te verwijten ongeval is ontstaan. Van een chauffeur van een vrachtwagen wordt vanwege het gewicht van zijn motorvoertuig extra oplettendheid en zorgvuldigheid verwacht. Verdachte heeft echter gedurende langere tijd niet op het zich voor hem bevindende verkeer gelet. Voorts heeft verdachte tijdens het uitvoegen de maximumsnelheid overschreden. Anders dan de officier van justitie kwalificeert de rechtbank deze fout als een grove verkeersfout en zal een langere onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid worden opgelegd, dan door de officier is gevorderd.
Voorts is het slechts de handelingssnelheid van de bestuurster van de Ford Fiesta te danken dat er geen dodelijk slachtoffer is gevallen. Doordat bestuurster van de Ford Fiesta gas heeft gegeven en naar rechts heeft gestuurd, is naar alle waarschijnlijk voorkomen dat haar auto tussen de vrachtauto en de personenbus beklemd is geraakt en heeft zij erger kunnen voorkomen. Dat neemt niet weg dat haar herstel lang heeft geduurd.
In het voordeel van verdachte spreekt dat verdachte speciaal voor het politieverhoor en voor de terechtzitting uit Roemenie is overgekomen om over het ongeval verantwoording af te leggen. Ook heeft hij berouw getoond voor het leed dat door hem is veroorzaakt. Daarnaast houdt de rechtbank er in het bijzonder rekening mee dat aan verdachte om praktische redenen geen werkstraf kan worden opgelegd. Daarom zal de rechtbank de door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke geldboete opleggen. Verdachte werkt immers weer in Roemenië en verdient daar het minimumloon.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
o betaling van een geldboete van € 1.500,00 subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.
Bepaalt dat deze geldboete niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte voorts tot
o ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 6 (zes) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. J.J.H. van Laethem, als voorzitter, mr. P.C. Quak en mr. D.R. Sonneveldt, rechters,
in tegenwoordigheid van E. Terlouw-Boeijink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 maart 2011.