ECLI:NL:RBARN:2011:BP8665

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
9 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
202212
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.C.A. Walda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door hei- en infrastructurele werkzaamheden

In deze zaak vordert eiseres, eigenaar van een gemeentelijk monument, schadevergoeding van gedaagde, die verantwoordelijk is voor hei- en infrastructurele werkzaamheden in de nabijheid van haar woning. Eiseres stelt dat deze werkzaamheden schade hebben veroorzaakt aan haar woning en tuin, en beroept zich op artikel 6:162 BW, dat betrekking heeft op onrechtmatige daad. De procedure is gestart na eerdere schikkingen met andere partijen die ook betrokken waren bij de werkzaamheden. Eiseres heeft een rapport laten opstellen waarin de schade wordt begroot op € 42.500,--, maar heeft ook een schikking van € 20.000,-- ontvangen van andere betrokken partijen. Eiseres vordert nu een bedrag van € 21.404,-- van gedaagde, vermeerderd met rente en kosten.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat de schade die zij stelt, het gevolg is van de werkzaamheden van gedaagde, die pas in maart 2008 zijn begonnen. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet heeft voldaan aan haar stelplicht en dat de wateroverlast en scheefstand van de woning niet aan gedaagde kunnen worden toegeschreven. De rechtbank komt tot de conclusie dat gedaagde slechts aansprakelijk is voor een deel van de schade, die door de rechtbank is vastgesteld op € 1.850,--, inclusief rente, en wijst het meer of anders gevorderde af. De proceskosten worden aan eiseres opgelegd, aangezien zij grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 202212 / HA ZA 10-1234
Vonnis van 9 maart 2011
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. A.A.S. Smulders te Amersfoort,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AANNEMERSBEDRIJF [ ] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. B.M. Breedijk te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 september 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 20 januari 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] is eigenaar van de aan de [adres] te [woonplaats] gelegen uit 1830 daterende woning met tuin. De woning staat op de gemeentelijke monumentenlijst. Het perceel waar de woning op staat grenst aan de zuidzijde van de A12 en aan de oostzijde aan het voormalige terrein van het complex Ziekenhuis [X]. Na de sloop van het ziekenhuis is op het terrein een zorgcomplex gebouwd. Het talud naast de snelweg en naast de woning van [eiseres] is verbreed. Daarvoor zijn bomen gekapt. Met die werkzaamheden is omstreeks oktober 2004 een begin gemaakt. In de periode september 2007 is ten behoeve van de plaatsing van een portaal op de A12, heiwerk uitgevoerd. Vanwege de realisatie van het zorgcomplex is in maart 2010 een geluidsscherm naast de A12 geplaatst nadat daarvoor omstreeks augustus/september 2009 heiwerkzaamheden waren uitgevoerd.
2.2. [B], werkzaam bij Taurus Bouwadvies te [woonplaats], heeft in opdracht van [eiseres] een onderzoek ingesteld naar opgetreden schade als gevolg van de in opdracht van de Stichting [Y] te [woonplaats] (verder: [Y]) door [betrokkene]. te [woonplaats] (verder: [betrokkene]) en [betrokkene 2] B.V. te [woonplaats] (verder: [betrokkene 2]) uitgevoerde sloopwerkzaamheden en van door [gedaagde] uitgevoerde hei- en infrastructurele werken. In zijn rapport van 10 december 2008 begroot [B] de kosten van herstel van de schade aan de woning en tuin als gevolg van trillingen tijdens sloopwerken in 2004 voor de buitengevels op € 28.000,--, voor de binnenwanden op
€ 9.000,-- en de kosten van herstel van schade aan de tuin en vijverpartij als gevolg van de aanleg van het talud ten behoeve van de verbreding van de A12 op € 5.500,--, ofwel in totaal op € 42.500,--.
2.3. In verband met door [eiseres] geleden waterschade aan de tuin en vijverpartij van
€ 5.500,-- en schade wegens expertisekosten en kosten van juridische bijstand zijn de partijen in maart 2009 overeengekomen dat [gedaagde] haar in totaal € 7.000,-- zal betalen, dat [eiseres] de procedure die zij onder meer tegen [gedaagde] heeft aangespannen door zal laten halen, dat deze overeenkomst geen betrekking heeft op ‘eventuele schade veroorzaakt door bouwverkeer’ en dat, wanneer mocht blijken dat [gedaagde] mogelijk nog bij andere activiteiten betrokken is/was, waarbij schade jegens [eiseres] is/wordt veroorzaakt, zij alsnog (of opnieuw) in rechte kan worden betrokken.
2.4. In de hiervoor bedoelde door [eiseres] wegens ondervonden overlast en opgekomen schade door uitvoering van werkzaamheden aangespannen procedure tegen [Y], [betrokkene], [betrokkene 2], de gemeente Ede en aanvankelijk ook [gedaagde], vorderde [eiseres] betaling van € 55.700,--. De samenstelling van dat bedrag is als volgt:
schade aan buitengevels € 28.000
schade aan binnenwanden € 9.000
schade aan tuin en vijver € 5.500
kosten voor rechtsbijstand € 7.000
expertisekosten € 1.200.
Op comparitie in die procedure op 30 september 2009 is een schikking bereikt, waarbij [Y], [betrokkene] en [betrokkene 2] zich hebben verbonden € 20.000,-- aan [eiseres] te betalen.
2.5. In opdracht van [gedaagde] heeft ing. [W]a, werkzaam bij aaRa rentmeesters & makelaars te Nieuwleusen (verder aaRa) voor en na de uitvoering van de heiwerkzaam-heden in augustus/september 2009 een proces-verbaal van opname gemaakt, met conclusie dat er op enkele plaatsen een lichte verslechtering is opgetreden.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van
€ 21.404,--, vermeerderd met rente en kosten.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] uit hoofde van artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan door de door [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden.
3.2. [gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiseres] stelt dat haar na het einde van de in rechtsoverweging 2.4 bedoelde procedure duidelijk is geworden dat [gedaagde] ook werkzaamheden heeft verricht, althans betrokken is geweest bij werkzaamheden, waardoor schade aan haar woning is ontstaan, die onderwerp was van die procedure en dat nu [gedaagde] tot nu toe slechts de schade aan de tuin en vijverpartij heeft betaald, zij ook de overige schade aan de woning nog dient te vergoeden. [eiseres] begroot die schade als volgt. Zij vermeerdert de door [B] berekende schade van € 42.500,-- met € 5.000,- wegens verminderd woongenot en vermindert de uitkomst daarvan met het door [gedaagde] betaalde bedrag van € 5.500,-- en met het met Opello, [betrokkene] en [betrokkene 2] overeengekomen schikkingsbedrag van
€ 20.000,--, zodat € 22.000,-- resteert. Volgens [eiseres] zou een evenredige verdeling over vier partijen tenminste een bijdrage van [gedaagde] omvatten van € 8.750,--. Zij stelt verder dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de nog voortdurende schade en wateroverlast in/aan de tuin en de vijverpartij en ten slotte dat door het heiwerk en de plaatsing van het geluidsscherm voor € 8.000,-- schade aan haar woning is toegebracht. Gelet op dat alles acht zij het redelijk dat [gedaagde] haar € 16.000,-- zal betalen.
4.2. Het standpunt van [eiseres] dat zij nog een vordering op [gedaagde] heeft voor andere vóór maart 2009 uitgevoerde werkzaamheden dan de werkzaamheden die de schade aan haar tuin en vijverpartij hebben veroorzaakt, kan niet worden gevolgd. Als niet weersproken staat vast dat [gedaagde] eerst in maart 2008 een aanvang met de werkzaamheden heeft gemaakt. [B] merkt in zijn rapport op dat er tussen 29 november 2004 en 21 mei 2008 een significante toename van gebreken aan de woning van [eiseres] is vast te stellen. Uit zijn rapportage kan evenwel niet worden afgeleid of, en zo ja, welke deel van die toename heeft plaatsgevonden vanaf het tijdstip dat [gedaagde] met haar werkzaamheden in maart 2008 is begonnen tot 21 mei 2008 en evenmin dat het werk van [gedaagde] een aandeel had in de toename van de gebreken aan de woning. [B] beschrijft alleen werkzaamheden van [gedaagde] aan het talud en de in verband daarmee aan de tuin en de vijverpartij van [eiseres] opgetreden schade, terwijl de sloopwerkzaamheden en de heiwerkzaamheden ten behoeve van het portaal over de A12 al voor maart 2008 waren voltooid en met de heiwerkzaamheden ten behoeve van het geluidsscherm eerst in augustus 2009 is begonnen. In het licht van het voorgaande had van [eiseres] mogen worden verwacht haar stelling dat werkzaamheden van [gedaagde] vóór maart 2009 schade aan haar woning hebben veroorzaakt feitelijk te onderbouwen of althans toe te lichten waarop zij haar stelling baseert. Door dat niet te doen heeft zij niet aan haar stelplicht voldaan. Dit deel van de vordering komt alleen al daarom niet voor toewijzing in aanmerking.
4.3. [eiseres] wijt de wateroverlast die thans nog op haar perceel aanwezig is aan [gedaagde]. Die overlast kan echter niet het gevolg zijn van het uitvoeren van werkzaam-heden omdat [gedaagde] die reeds heeft voltooid. Het is daarom aannemelijk dat eventuele wateroverlast samenhangt met de wijze waarop de waterhuishouding ter plaatse is ingericht. Zo heeft de advocaat van [eiseres] op de comparitie als mogelijke oorzaken genoemd: verstoring van de waterhuishouding, een ondeugdelijk afwateringssysteem of onvoldoende afwatering van het talud waarin dainage zou behoren te zitten. Voor zover de inrichting van de waterhuishouding ter plaatse niet aan de daaraan te stellen eisen zou voldoen, dient [eiseres] zich tot de beheerder daarvan te wenden en niet tot de aannemer die indertijd werken heeft uitgevoerd waarna de wateroverlast is opgetreden. Ook dit deel van de vordering, dat overigens ook niet van een begroting is voorzien, kan niet worden toegewezen.
4.4. [eiseres] specificeert de schade die door het heiwerk ten behoeve van de plaatsing van het geluidsschermen en de schade die door de plaatsing van dat scherm zou zijn opgetreden als volgt:
herstel extra schoon metselwerk achtergevel 4 m2 x € 116,00 € 464,00
herstel extra schade stucwerk linkerzijgevel 3 m2 x € 68,00 € 204,00
herstel schade wand hobbyruimte 5 m2 x € 32,00 € 160,00
herstel extra schade op overgang steenachtig-houtachtig pm € 500,00
extra schade als gevolg van toename scheefstand pm € 4.000,00
treffen tijdelijke voorzieningen pm € 300,00
subtotaal € 5.628,00
algemene kosten/uitvoering/winst en risico 21% € 1.181,88
€ 6.809,88
btw 19% € 1.293,88
totaal € 8.103,76.
4.5. [eiseres] heeft niet onderbouwd dat de scheefstand van haar woning (mede) het gevolg is van door [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden, ook niet nadat [gedaagde] bij antwoord heeft betwist dat haar werkzaamheden scheefstand van de woning van [eiseres] hebben veroorzaakt. Deze post zal reeds daarom buiten beschouwing moeten worden gelaten. [gedaagde] kan, bij gebrek aan tegenspraak, ook worden gevolgd in haar standpunt dat het gebruikelijk is een algemene opslag voor algemene kosten, uitvoeringskosten en winst en risico van in totaal 17% te berekenen.
4.6. [gedaagde] sluit op basis van de conclusie van Aara niet uit dat haar werkzaam-heden enige nieuwe schade aan de woning van [eiseres] hebben veroorzaakt. Gelet op het voorgaande en er op gelet dat [gedaagde] geen ander concreet verweer heeft gevoerd dan hiervoor besproken, terwijl [eiseres] de post ’treffen tijdelijke voorzieningen’ in het geheel niet heeft onderbouwd, zal de rechtbank die schade ex aequo et bono bepalen op, afgerond, € 1.850,--, inclusief omzetbelasting, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2010. [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag.
4.7. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten komen niet voor toewijzing in aanmerking nu onvoldoende gebleken is dat [eiseres] voor vergoeding in aanmerking komende buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt.
4.8. De door Taurus Bouwadvies in rekening gebrachte expertisekosten voor het rapport van [B] behoeven reeds niet door [gedaagde] te worden vergoed nu dat rapport geen basis is gebleken voor het toe te wijzen deel van de vordering.
4.9. Als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij zal [eiseres] in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht € 450,--
- salaris advocaat € 904,-- (2 punten × tarief II € 452,--)
totaal € 1.354,--.
5. De beslissing
De rechtbank
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 1.850,--, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag van 18 juni 2010 tot de dag van betaling,
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot heden bepaald op
€ 1.353,--,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.A Walda en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2011.