Parketnummer : 05/800662-10
Datum zitting : 29 november 2010, 7 maart 2011
Datum uitspraak : 21 maart 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
rang/rnr. : marinier der eerste klasse/
ingedeeld bij : [standplaats]
Raadsman: J.F. van Halderen, advocaat te Haarlem.
Officier- raadsman: luitenant der eerste klasse speciale dienst mr. C.M van der Klaauw.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 augustus 2010, te Meppel,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(motorfiets) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande
weg, de Hoogeveenseweg,
zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam
naar links heeft gestuurd en/of naar links is uitgeweken, althans met dat
door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (motorfiets) geheel of
gedeeltelijk op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte is
gaan rijden en/of (vervolgens) met (een te) hoge snelheid, althans met een
(aanmerkelijk) hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximum snelheid
van 50 km per uur, althans met een - gelet op de omstandigheden ter plaatse -
(te) hoge snelheid op een rotonde is afgereden en/of met die (te) hoge
snelheid geheel of gedeeltelijk die rotonde is opgereden en/of niet zijn,
verdachtes, snelheid zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was
dat motorrijtuig (motorfiets) tot stilstand te brengen binnen de afstand
waarover hij, verdachte, die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
in een slip is geraakt en/of (vervolgens) met zijn, verdachtes, voertuig is
gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een zich op die rotonde
bevindend schrikhek,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (C. [slachtoffer]) zwaar
lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke
ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 11 augustus 2010 te Meppel als bestuurder van een voertuig
(motorfiets), daarmee rijdende op de weg, de Hoogeveenseweg,
naar links heeft gestuurd en/of naar links is uitgeweken, althans met dat door
hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (motorfiets) geheel of gedeeltelijk op
het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte is gaan rijden en
daarbij zijn, verdachtes, snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in
staat was dat motorrijtuig (motorfiets) tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij, verdachte, die weg kon overzien en waarover deze vrij
was en/of in een slip is geraakt en/of (vervolgens) met zijn, verdachtes,
voertuig is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een zich op
die rotonde bevindend schrikhek, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar
op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer
op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 7 maart 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.F. van Halderen, advocaat te Haarlem en
luitenant der eerste klasse speciale dienst mr. C.M van der Klaauw, officier-raadsman.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
Verdachte zijn raadsman en zijn officier-raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 11 augustus 2010 is verdachte ’s nachts samen met C. F. [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) een stukje op zijn motor gaan rijden. Verdachte reed en [slachtoffer] zat achterop. Ze zijn de wijk “Oosterboer” te Meppel uitgereden en bij het ziekenhuis aan de Hoogeveenseweg zijn ze links afgeslagen. Bij het naderen van de rotonde aan de Hoogeveenseweg heeft verdachte naar links gestuurd en is verdachte voor de vluchtheuvel op de rijbaan voor het verkeer van de tegengestelde richting gaan rijden om de rotonde links af te snijden. Bij de rotonde op de Hoogeveenseweg werden verdachte en [slachtoffer] beiden met letsel in de beplanting van de rotonde aangetroffen. De motor lag op de kasseien en de rechterzijde van het schrikbord dat links op de rotonde staat was verbogen. Verdachte is naar het ziekenhuis in Zwolle en [slachtoffer] naar het ziekenhuis te Meppel overgebracht.
Door het ongeval heeft [slachtoffer] meerdere wonden op haar rechterbeen en een gebroken bovenarm opgelopen. Door het ongeval heeft verdachte zijn rechterbeen op meer dan 10 plaatsen gebroken en heeft hij een breuk in zijn rechterarm opgelopen.
Op 11 augustus 2010 was het ten tijde van het ongeval (01.32 uur) donker, was er geen wegverlichting, regende het en was het wegdek nat of vochtig. De ter plaatste toegestane maximumsnelheid bedroeg 50 kilometer per uur.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat niet te bewijzen valt dat verdachte harder dan 50 kilometer per uur heeft gereden, zodat hij van het primaire feit dient te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat in de Verkeersongevalanalyse geen aanknopingspunten daarvoor zijn aangetroffen en dat verdachte aangegeven heeft dat zijn verklaring zoals afgelegd bij de Koninklijke Marechaussee niet goed is weergegeven. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte slechts een enkele overtreding heeft begaan, namelijk dat verdachte op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer is gaan rijden, maar dat een enkele overtreding volgens de Hoge Raad onvoldoende is om schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 aan te nemen. Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte veel verantwoordelijkheidsbesef heeft en dat hij gezien de situatie juist gehandeld heeft door een veilige uitweg te zoeken toen hij merkte dat, gelet op de regen, het voldoende verminderen van zijn snelheid door te remmen niet mogelijk was.
Beoordeling van de standpunten
De militaire kamer is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair ten laste gelegde en overweegt daartoe het navolgende.
Verdachte heeft bij de Koninklijke Marechaussee verklaard dat hij op het moment dat hij de rotonde op de Hoogeveenseweg naderde 80 kilometer per uur reed, terwijl hij wist dat hij daar maar 50 kilometer per uur mocht rijden. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij tijdens genoemd verhoor niet gezegd heeft dat hij 80 kilometer per uur heeft gereden, omdat hij niet precies wist hoe hard hij heeft gereden. Dat komt overeen met hetgeen twee verbalisanten hem vlak na het ongeval hebben horen zeggen. Zij hebben immers verklaard dat zij verdachte hebben horen zeggen dat hij niet meer wist hoe hard hij gereden had. Ze hebben hem echter wel horen zeggen dat hij wel wist dat hij te hard had gereden en dat hij vanwege de hoge snelheid waarmee hij aan kwam rijden dacht dat hij de rotonde niet ging halen en dat hij daarop had besloten om in tegengestelde richting de rotonde op te rijden, dus linksaf te slaan. Ter zitting heeft verdachte vervolgens verklaard dat het zo maar zou kunnen dat hij harder dan 50 kilometer per uur heeft gereden.
De militaire kamer overweegt dat, nu verdachte heeft verklaard dat hij de wegsituatie ter plaatse erg goed kende aangezien hij daar vaak reed op de desbetreffende avond in staat was om een goede beoordeling te maken van de snelheid waarmee hij heeft gereden. De militaire kamer is dan ook van oordeel, gezien verdachtes verklaring en hetgeen de verbalisanten hebben verklaard, dat verdachte op de desbetreffende avond harder dan de toegestane 50 kilometer per uur heeft gereden.
Het verweer van de raadsman faalt.
De Hoge Raad heeft bepaald dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld (HR 1 juni 2004, NJ 2005, 252). Hoewel de gevolgen voor [slachtoffer] (en ook voor verdachte zelf ) bepaald ernstig zijn te noemen zal de militaire kamer hieruit dan ook geen schuld aan zijn zijde afleiden. Zij is echter van oordeel dat verdachte niet slechts één gedragsregel in het verkeer heeft overtreden, die ernstige gevolgen heeft gehad, maar dat verdachte in meerdere opzichten een aanmerkelijke verkeersfout heeft gemaakt en daardoor aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld. De militaire kamer overweegt daartoe dat verdachte ondanks de regen, het slechte zicht en het feit dat hij een passagier achterop had bij het naderen van de rotonde aanmerkelijk harder heeft gereden dan de toegestane snelheid ter plaatse, terwijl hij gezien de omstandigheden en de eigenschappen van zijn motor, zijn snelheid aan die omstandigheden had moeten aanpassen. Doordat hij dit heeft nagelaten en zodanig te snel heeft gereden is hij niet tijdig in staat geweest om zijn motor terug te brengen naar de snelheid waarmee hij de rotonde op de voorgeschreven wijze, dus rechtsom, had kunnen nemen en zag hij zich genoodzaakt om - in strijd met de geldende verkeersregels - naar links te sturen en uit te wijken naar de rijbaan voor het verkeer van de tegengestelde richting om zodoende de beoogde afslag (alsnog) te kunnen nemen.
Ook dit verweer van de raadsman faalt.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 11 augustus 2010, te Meppel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande
weg, de Hoogeveenseweg, aanmerkelijk onvoorzichtig naar links heeft gestuurd en naar links is uitgeweken met een (aanmerkelijk) hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximum snelheid van 50 km per uur, en niet zijn, verdachtes, snelheid zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was dat motorrijtuig (motorfiets) tot stilstand te brengen binnen de afstand
waarover hij, verdachte, die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of in een slip is geraakt en vervolgens met zijn, verdachtes, voertuig is gebotst tegen een zich op die rotonde
bevindend schrikhek, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (C. [slachtoffer]) zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeersweg 1994 terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 10 februari 2011
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte in aanmerking dient te komen voor strafvermindering nu hij aantoonbaar contact heeft onderhouden met het slachtoffer, de door het slachtoffer geleden schade heeft vergoed en hij zelf zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen bij het ongeval. Nu volgens de raadsman daarnaast slechts het subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden kan volstaan worden met het opleggen van een geldboete.
Beoordeling van de standpunten
Verdachte heeft tijdens een nachtelijke motorrit te hard gereden, waardoor hij niet tijdig in staat was zijn snelheid te verminderen om linksaf te slaan bij een rotonde en hij al dan niet in een slip is geraakt en tegen een op de rotonde staand schrikhek is gebotst. Zijn passagier heeft hierbij letsel opgelopen en zelf heeft verdachte zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Dit is een ernstig feit.
De militaire kamer rekent het verdachte met name aan dat hij als zeer ervaren motorrijder te hard heeft gereden en daarbij niet tijdig rekening heeft gehouden met de weg- en weersomstandigheden op dat moment en de eigenschappen van zijn motor, waardoor hij niet alleen zichzelf en zijn passagier in gevaar heeft gebracht, maar gezien het slechte zicht die nacht, ook andere weggebruikers in gevaar had kunnen brengen.
In het voordeel van verdachte spreekt dat hij na het ongeval contact heeft onderhouden met het slachtoffer, de materiële schade aan haar vergoed heeft en dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Hoewel het slachtoffer geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en inmiddels weer helemaal hersteld zou zijn, heeft verdachte zelf wel zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Het is zelfs de vraag of hij ooit nog wel helemaal zal herstellen van het opgelopen letsel. Verdachte zal dan ook nog de rest van de zijn leven geconfronteerd worden met de gevolgen van zijn daden.
Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen is de militaire kamer van oordeel dat voor de afdoening van de onderhavige zaak volstaan kan worden het opleggen van een geldboete van
€ 500 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden met aftrek overeenkomstig het bepaalde in artikel 179 lid 6 van de Wegenverkeerswet.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
A. Het betalen van een geldboete van € 500 (vijfhonderd euro) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
B. Een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 (drie) maanden met aftrek overeenkomstig artikel 179 lid 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
mr. M.F. Gielissen, als voorzitter,
mr. A.G. Broek-de Stigter, rechter,
kolonel mr. B.F.M. Klappe, militair lid,
in tegenwoordigheid van M.H. van de Pol, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 maart 2011.