zaaknummer / rolnummer: 194306 / HA ZA 09-2348
MR. [curator]
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MPC Mind Product Concepts B.V.,
kantoorhoudende te Nijmegen,
eiser,
advocaat mr. B.S. Witteveen te Nijmegen,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FAGA BELEGGINGEN B.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.
Partijen zullen hierna de curator en Faga genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 augustus 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 12 oktober 2010
- de akte wijziging c.q. vermeerdering eis van de curator
- de akte van Faga.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Bij vonnis van 10 februari 2009 is de besloten vennootschap MPC Mind Products Concepts BV (hierna te noemen MPC) in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. [eiser] tot curator. Tegelijkertijd is ook ISSU BV (hierna te noemen Issu) in staat van faillissement verklaard met benoeming van dezelfde curator. Bestuurder van MPC en indirect bestuurder en indirect aandeelhouder van Issu is [betrokkene] (hierna te noemen [betrokkene]). Hij is op 17 februari 2009 in staat van faillissement verklaard, wederom met benoeming van mr. [eiser] als curator.
2.2. [betrokkene] heeft in MPC en/of Issu dan wel in beide vennootschappen gezamenlijk getracht een apparaat te ontwikkelen dat door het filteren van tabaksrook de omgeving van de roker vrijwaart van hinderlijk meeroken (hierna te noemen het rookapparaat of -kortweg- het apparaat).
2.3. MPC heeft op 20 maart 2006 twee betalingen gedaan aan de rechtsvoorgangster van Faga (Faga Beleggingen II B.V.). De eerste betaling betrof een bedrag van EUR 250.000,00 met als omschrijving:
0369741528 Faga spoedopdracht 9379 aanbetaling drie Smookzz BV’s incl. rechten, lic., octrooien etc.
2.4. De tweede betaling betrof een bedrag van EUR 100.000,00 en had als omschrijving:
0369741528 Faga spoedopdracht 9381 aanbetaling drie Smookzz BV’s incl. rechten, lic., octrooien etc.
2.5. Op 4 april 2006 heeft MPC nog een bedrag van EUR 150.000,00 betaald aan de rechtsvoorgangster van Faga, onder vermelding van:
036941528 Faga spoedopdracht 9507 aanbetaling drie smookzz BV’s incl. rechten, lic. Octrooien etc.
2.6. In de bedrijfsadministratie van MPC bevindt zich een niet gedateerde en niet ondertekende “koopovereenkomst aandelen en rechten” waarbij Faga Beleggingen II B.V. als verkoper wordt genoemd en MPC als koper. In deze overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
Artikel 1:
1) Verkoper verkoopt aan Koper, gelijk Koper koopt van Verkoper, onder de hierna genoemde bepalingen en met inachtneming van alle daarbij gegeven garanties en verklaringen, alle door Verkoper gehouden aandelen in SmookzZ, in totaal groot € 18.000. (…)
Artikel 2
1) De koopprijs van het verkochte bedraagt € 1.100.000.
2) De koopprijs zal als volgt worden voldaan:
- uiterlijk op 1 april 2006 een bedrag van € 500.000 door overmaking op de bankrekening van Faga Beleggingen b.v.
- uiterlijk op 1 augustus 2006 -bij levering van de aandelen- een bedrag van € 600.000 door overmaking op en nader op te geven bankrekening van de notaris waar de aandelenoverdracht zal geschieden. (…)
Artikel 3
1) Koper en verkoper zijn ten aanzien van het moment van de levering van de aandelen overeengekomen, dat deze zal worden geëffectueerd, zodra de slottermijn van de koopsom zal zijn ontvangen door de notaris.
2) (…)
Artikel 6
Koper verklaart er mee bekend te zijn, dat de rechten op basis waarvan SmookzZ het rookapparaat kan ontwikkelen en verkopen afhankelijk zijn gesteld van een tijdsvoorwaarde.
Indien niet voor 1 maart 2007 een bruikbaar rookapparaat beschikbaar is verkoop is SmookzZ gehouden haar verworven licentierechten terug te leveren aan de licentiegever, Gidding Holding B.V.
2.7. In het handelsregister stonden en staan drie Smookzz-vennootschappen ingeschreven: Smookzz Group B.V., Smookzz Licence B.V. en Smookzz International B.V.
2.8. Faga had de (in aanvraag zijnde) intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot het apparaat op 3 maart 2005 gekocht van Gidding Holding B.V. (hierna te noemen Gidding Holding) Zij had daarvoor een koopprijs betaald van EUR 500.000,00. In de overeenkomst die zij met Gidding Holding had gesloten was een bepaling opgenomen op grond waarvan de intellectuele eigendomsrechten bij voorbaat werden terugovergedragen aan Gidding Holding indien er op 3 maart 2007 nog geen variant van het apparaat in productie was genomen. Faga had deze intellectuele eigendomsrechten op het apparaat vervolgens weer overgedragen aan Smookzz License B.V., dochter van Smookzz Group B.V. De aandelen in Smookzz Group B.V. werden gehouden door (onder meer) Faga Beleggingen II B.V.
2.9. De aandelen van de Smookzz Group B.V. zijn niet geleverd aan MPC.
MPC is wel doorgegaan met de ontwikkeling van het apparaat.
2.10. Op 3 maart 2007 was het apparaat nog niet in productie genomen. De intellectuele eigendomsrechten zijn als gevolg van de onder 2.8 genoemde overeenkomst tussen Gidding Holding en Faga terug overgedragen aan Gidding Holding. Gidding Holding en Faga hebben dit nader geformaliseerd in een overeenkomst houdende nadere afspraken inzake overdracht van 1 mei 2007.
Op 2 mei 2007 heeft Gidding Holding met MPC weer een overeenkomst gesloten met betrekking tot het gebruik van de intellectuele eigendomsrechten op het apparaat. MPC is doorgegaan met de ontwikkeling van het apparaat.
2.11. Medio 2008 is Faga weer betrokken bij de ontwikkeling van het apparaat. Aan MPC en Issu is op 28 juli 2008 een lening verstrekt voor een bedrag van EUR 150.000,00.
2.12. De intellectuele eigendomsrechten op het apparaat zijn uiteindelijk door Gidding Holding verkocht aan BJM Morewater (hierna te noemen BJM). In deze overeenkomst, ondertekend op 2 oktober 2008, waar ook Issu en [betrokkene] bij betrokken waren, is opgenomen dat de licentieovereenkomst tussen Gidding Holding en Issu van 2 mei 2007 per 2 oktober 2008 eindigt.
2.13. BJM en Faga hebben op 30 januari 2009 een overeenkomst gesloten waarbij Faga alle rechten uit hoofde van de geldleningsovereenkomst van 28 juli 2008 heeft gecedeerd aan BJM. Op 25 juni 2009 heeft Faga de aandelen in Smookzz Group B.V. verkocht aan een aan BJM gelieerde partij voor EUR 1,00.
2.14. Bij brief van 4 december 2009 heeft de curator de overeenkomst tussen Faga en MPC uit 2006, ‘voor zover deze overeenkomst er wel mocht zijn’, ontbonden.
3. Het geschil
3.1. De curator vordert, na wijziging eis, samengevat - veroordeling van Faga tot betaling van EUR 500.000,00, vermeerderd met rente, althans voor recht te verklaren dat de tussen MPC en de rechtsvoorgangster van Faga gesloten overeenkomst is ontbonden met een brief van 4 december 2009 met veroordeling van Faga tot betaling van EUR 500.000,00 vermeerderd met rente, althans de tussen MPC en de rechtsvoorgangster van Faga gesloten overeenkomst te ontbinden, met veroordeling van Faga tot betaling van EUR 500.000,00, vermeerderd met rente, een en ander vermeerderd met kosten.
3.2. De curator legt aan zijn vordering primair ten grondslag de stelling dat er sprake is van onverschuldigde betaling. Subsidair heeft hij gesteld dat Faga een ongedaanmakingsverplichting heeft tot betaling van EUR 500.000,00 omdat de curator de overeenkomst met (de rechtsvoorgangster van) Faga op grond waarvan een betaling van EUR 500.000,00 is gedaan, heeft ontbonden. Voor zover de curator de overeenkomst nog niet zou hebben ontbonden, vordert de curator alsnog ontbinding. Volgens de curator is Faga ongerechtvaardigd verrijkt door de ontbinding tot een bedrag van EUR 500.000,00.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Nu Faga zich niet heeft verzet tegen de wijziging c.q. vermeerdering van eis aan de zijde van de curator en er overigens niet is gebleken van strijd met de eisen van een goede procesorde zal in het hiernavolgende worden uitgegaan van de gewijzigde c.q. vermeerderde (grondslag van de) eis.
Onverschuldigde betaling
4.2. De eerste vraag die voorligt is dan of er sprake is geweest van onverschuldigde betaling. De curator heeft in dit verband nader gesteld dat MPC in 2006 EUR 500.00,00 heeft overgemaakt aan Faga (althans haar rechtsvoorgangster) zonder dat daar (kennelijk) enige tegenprestatie tegenover stond. Betwist wordt dat er een overeenkomst is gesloten met Faga. De bestuurder van Faga heeft, aldus de curator, aan hem medegedeeld dat er inderdaad aandelen zouden worden verkocht voor EUR 1.100.000,00 maar dat dit er nooit van is gekomen. Er is de curator niets bekend van tot de boedel behorende (intellectuele eigendoms-)rechten. Er is geen enkel octrooi, merken- en/of auteursrecht dat aan MPC, Issu of [betrokkene] in privé toebehoort.
4.3. Faga heeft gemotiveerd betwist dat sprake is geweest van onverschuldigde betaling. Aan de betaling ligt een mondelinge koopovereenkomst met betrekking tot de aandelen Smookzz en de gebruiksrechten op het apparaat ten grondslag, aldus Faga. Onder intellectueel eigendomsrecht, dat moest worden geleverd, werd verstaan het eerste intellectuele eigendomsrecht dat was gekocht van Gidding en het tweede intellectuele eigendomsrecht dat was ontstaan doordat Faga was doorgegaan met de ontwikkeling van het rookapparaat middels Smookzz License B.V. Beiden stonden slechts tot en met 3 februari 2007 tot beschikking van Faga.
Op grond van de overeenkomst diende MPC hiervoor een bedrag van EUR 1.100.000,00 te voldoen. Levering van de gebruiksrechten en levering van de know how heeft plaatsgevonden. Omdat MPC in verzuim was met het voldoen van de (gehele) koopprijs heeft MPC haar verplichting tot levering van de aandelen opgeschort.
Het feit dat de curator geen intellectuele eigendomsrechten in de boedels heeft aangetroffen, zegt volgens Faga niets over de over de vraag of Faga heeft voldaan aan de op haar rustende verplichtingen. MPC wist dat de gebruiksrechten die zij kochten zouden eindigen per 3 februari 2007 indien zij het rookapparaat niet voor die datum in gebruik zou hebben genomen.
Ter comparitie heeft de directeur van Faga, [ ] [betrokkene 2] (hierna te noemen [betrokkene 2]), in dit verband nog verklaard dat hij met [betrokkene] heeft afgesproken dat [betrokkene] een bedrag van EUR 1.100.000,00 zou betalen en dat dit bedrag overeenstemde met de kosten die Faga had gemaakt. [betrokkene 2] heeft tegen [betrokkene] gezegd dat hij de aandelen pas zou over dragen als het totale bedrag was betaald. [betrokkene] wilde uiteindelijk de Smookzz-aandelen niet meer omdat hij inmiddels de naam Issu had bedacht en een bijbehorende B.V. had opgericht. Hij had al wat hij wilde, namelijk de gebruiksrechten. Daaronder werd volgens [betrokkene 2] verstaan het recht om het idee verder te ontwikkelen. Faga had van Gidding een ordner met ideeën gekregen en daar een aantal jaren mee gewerkt. Het doorontwikkelde idee is verkocht en geleverd aan MPC.
4.4. Gelet op deze gemotiveerde betwisting aan de zijde van Faga,was het aan de curator om nader te onderbouwen, bijvoorbeeld aan de hand van een verklaring van [betrokkene], dat er geen overeenkomst ten grondslag lag aan de betaling door MPC. Hij heeft dat echter nagelaten. Het is de curator zelf geweest die juist een op schrift gestelde overeenkomst tussen MPC en Faga heeft overgelegd. Die schriftelijke overeenkomst is weliswaar niet getekend en niet gedateerd maar dat laat op zichzelf onverlet dat hetgeen daarin is opgenomen de weergave kan vormen van een mondelinge overeenkomst tussen MPC en Faga, zoals ook is bevestigd door [betrokkene 2] ter comparitie. Het enkele gegeven dat er geen intellectuele eigendomsrechten zijn aangetroffen in de boedel, is in dit verband onvoldoende. Faga heeft immers gemotiveerd gesteld, en heeft dit kunnen onderbouwen aan de hand van de tekst van de op schrift gestelde overeenkomst, dat die rechten werden geleverd onder een ontbindende voorwaarde.
Nu de nadere onderbouwing aan de zijde van de curator ontbreekt, dient zijn stelling dat de betaling zonder rechtsgrond is geschied als onvoldoende gemotiveerd te worden gepasseerd. Ten overvloede wordt opgemerkt dat voor een bewijsopdracht dan geen plaats meer is.
Ontbinding
4.5. Subsidair heeft de curator gesteld dat op Faga een ongedaanmakingsverbintenis rust na ontbinding door de curator van de overeenkomst op grond waarvan MPC EUR 500.000,00 heeft betaald. Volgens de curator kan Faga, nu zij de aandelen in de Smookzz-vennootschappen heeft geleverd aan een derde, niet meer aan MPC leveren. Dit levert een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst op en daarmee een directe grond voor ontbinding. Van schuldeisersverzuim aan de zijde van MPC is geen sprake, aldus de curator. Faga heeft zich ten onrechte op een opschortingsrecht beroepen. Het restant van de koopsom is betaald door middel van aan Faga te verstrekken royalty’s.
4.6. Faga heeft betwist dat de overeenkomst tussen Faga en MPC is ontbonden. MPC beschikte ook niet over het recht tot ontbinding vanwege het feit dat Faga niet tekort schoot in de nakoming van haar verbintenissen en bovendien niet in verzuim verkeerde. Pas ten tijde van de overdracht van de aandelen van de Smookzz Group B.V. aan de BJM gelieerde partij, op 25 juni 2009, kon Faga in beginsel niet meer nakomen, aldus Faga. Faga heeft hier echter aan toegevoegd dat zij met de uiteindelijke koper wel heeft afgesproken dat zij de aandelen in Smookzz Group B.V. kan terugkopen. Zij heeft de aandelen ook al twee keer aangeboden aan de curator. Primair stelt Faga zich, gelet hierop, op het standpunt dat nakoming van de verplichting tot levering van de aandelen niet onmogelijk is.
Subsidiair heeft Faga in dit verband naar voren gebracht dat MPC in schuldeisersverzuim is komen te verkeren doordat Faga gebruik heeft gemaakt van haar opschortingsrecht jegens MPC. Een schuldeiser kan geen ontbinding vorderen van verbintenissen ten aanzien waarvan de schuldeiser in schuldeisersverzuim verkeert. Het bepaalde in artikel 6:266 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) is niet van toepassing nu Faga, zoals zij hiervoor heeft aangegeven, nog steeds kan nakomen. In dit verband heeft Faga verder nog opgemerkt dat MPC en Faga aanvullende afspraken hebben gemaakt over betaling van het restant van de koopsom van EUR 600.000,00 door het verlenen van een extra royaltyrecht maar dat uiteindelijk van deze afspraak niets terecht is gekomen. Het bedrag van EUR 600.000,00 was ten tijde van het verstrekken van de geldlening door Faga reeds geruime tijd opeisbaar.
4.7. Bij de beoordeling staat voorop dat, indien al zou kunnen worden aangenomen dat Faga is tekort geschoten in haar leveringsverplichting, voor ontbinding door de curator geen plaats is als MPC ter zake van haar uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen eerst zelf in verzuim is geraakt (zoals volgt uit artikel 6:266 lid 1 BW). In het onderhavige geval kan worden geconcludeerd dat die situatie zich voordoet. Tussen partijen is niet in geschil dat de aandelen pas geleverd hoefden te worden als de slottermijn van de koopsom zou zijn ontvangen door Faga. Dit blijkt ook uit artikel 3 van de koopovereenkomst. Faga mocht haar leveringsverplichting opschorten, zoals zij ook heeft gedaan, totdat volledige betaling had plaatsgevonden.
Door de curator is in dit verband nog wel naar voren gebracht dat die EUR 600.000,00 zou zijn betaald middels royalty’s maar in die stelling kan hij niet worden gevolgd. Hij heeft terzake slechts gewezen op een tweetal producties met handgeschreven aantekeningen van [betrokkene 2] en de verklaring van [betrokkene 2] ter comparitie maar daaruit volgt nog niet dat de afspraak om door middel van royalty’s te betalen ook is nagekomen en dat het bedrag van EUR 600.000,00 daadwerkelijk middels royalty’s is voldaan. Gelet op de gemotiveerde betwisting door Faga van de naleving van de eerder genoemde afspraak, had van de curator mogen worden verwacht dat hij zijn stelling op dit punt in elk geval bij akte wijziging c.q. vermeerdering eis verder zou hebben onderbouwd. Dat heeft hij echter nagelaten. Hij heeft volstaan met de stelling dat de betaling blijkt uit de eerder genoemde producties. Dat brengt mee dat zijn stelling terzake wordt gepasseerd.
4.8. Op de hoofdregel van artikel 6:266 lid 1 BW kan slechts een uitzondering worden gemaakt als tijdens het verzuim van MPC behoorlijke nakoming door Faga geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt en die onmogelijkheid aan Faga kan worden toegerekend omdat zij is tekort geschoten in de zorg die in de gegeven omstandigheden van haar mocht worden verwacht. Dit volgt uit lid 2 van voornoemd artikel. Klaarblijkelijk doelt de curator (mede) hierop als hij stelt dat Faga ten tijde van de ontbinding niet meer kon nakomen.
Ook in deze stelling kan hij echter niet worden gevolgd. Nog daargelaten dat, gelet op het onder 4.6 weergegeven primaire verweer van Faga, niet zonder meer kan worden aangenomen dat nakoming door Faga onmogelijk is, kan in elk geval niet worden vastgesteld dat die eventuele onmogelijkheid het gevolg is van een tekortschieten in de zorg door Faga. Faga heeft onbetwist gesteld dat zij ruim drie jaar heeft gewacht voor zij de aandelen Smookzz aan een derde verkocht. Na het faillissement van MPC heeft zij nog ruim 4,5 maand gewacht voor dat zij de aandelen verkocht. Aldus moet er van worden uitgegaan dat zij MPC voldoende gelegenheid heeft gegeven om de koopprijs te voldoen en de aandelen af te nemen. Met Faga kan worden geconcludeerd dat zij, gezien het faillissement van MPC, het aanzienlijke restant van de koopsom, het aanbod dat zij heeft gedaan aan de curator en de tijd die zij heeft gewacht gedurende het faillissement voor zij de aandelen verkocht mocht verwachten dat de curator geen aanspraak meer zou maken op levering van de aandelen. Van een tekortschieten in zorg kan dan -zonder nadere onderbouwing, die niet wordt gegeven- geen sprake zijn.
4.9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot de ontbinding door de curator niet toewijsbaar is.
4.10. Meer subsidair heeft de curator gevorderd dat de rechtbank de overeenkomst tussen MPC en Faga ontbindt. Volgens hem zijn beide partijen bevoegd tot ontbinding als beide partijen zijn tekort geschoten in de nakoming. Ter onderbouwing hiervan heeft hij verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 11 januari 2008, NJ 2009, 342. De curator gaat er aldus echter aan voorbij dat dit arrest betrekking had op een situatie waarin partijen gehouden zijn tot gelijk oversteken, maar onafhankelijk van elkaar op het beslissende tijdstip geen van beide kunnen nakomen. In een zodanig geval moet worden aangenomen dat beide partijen op grond van de tekortkoming in de nakoming van de prestatie van de ander bevoegd zijn tot ontbinding. Deze situatie doet zich echter in het onderhavige geval niet voor omdat, zoals hiervoor reeds is geconcludeerd, tussen partijen vaststaat dat Faga de aandelen pas behoefde te leveren indien de volledige koopsom was ontvangen. Er is in het onderhavige geval sprake van schuldeisersverzuim en dat staat aan de vordering van de curator tot ontbinding in de weg.
4.11. Tenslotte heeft de curator naar voren gebracht dat Faga ongerechtvaardigd is verrijkt. De stellingen daaromtrent behoeven echter geen bijzondere bespreking aangezien hier geen aparte vordering voor is ingesteld. De curator heeft zijn stellingen terzake ingekleed in het licht van de ontbinding. Nu er geen ontbinding heeft plaatsgevonden en de vordering daartoe wordt afgewezen, doet zich geen situatie voor die vergelijkbaar met degene die ten grondslag aan het arrest van de Hoge Raad van 9 juli 2010, NJ 2010, 498 naar welk arrest de curator in dit verband verwijst.
4.12. Een en ander leidt tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat er een verplichting bestaat voor Faga om het door haar van MPC ontvangen bedrag van EUR 500.000,00 terug te betalen.
4.13. De curator zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Faga worden begroot op:
- explootkosten EUR 0,00
- vast recht 4.938,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 6.450,00 (2,5 punten × tarief EUR 2.580,00)
Totaal EUR 11.388,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van Faga tot op heden begroot op EUR 11.388,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2011.