zaaknummer / rolnummer: 199260 / HA ZA 10-750
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. R.L.A.M. Oors te ‘s-Hertogenbosch,
de naamloze vennootschap
DSB SCHADE N.V.,
gevestigd te Wognum,
gedaagde,
advocaat mr. C.J. Blauw te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en DSB genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 juni 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 17 november 2010, met als bijlage de akte houdende wijziging/vermeerdering van eis van [eiser]
- de antwoordakte van DSB.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 25 oktober 2006 hebben partijen met ingang van 12 augustus 2006 een verzekeringsovereenkomst gesloten ter verzekering van inkomen tijdens arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en ziekenhuisopname. Het verzekerd maandbedrag bij werkloosheid is volgens de polis € 1000,00. Op deze overeenkomst zijn de “VERZEKERINGSVOORWAARDEN VIB Excellent”, hierna: de polisvoorwaarden, van toepassing, die, voor zover van belang, als volgt luiden:
Artikel 1 Definities
[…]
10. Onvrijwillige werkloosheid: volledige werkloosheid van verzekerde die het gevolg is van gedwongen ontslag van de verzekerde resulterende in het volledige verlies van arbeidsinkomen, waarbij de verzekerde bovendien voldoet aan alle criteria van de Werkloosheidswet (WW), recht heeft op een WW-uitkering en deze ontvangt. […]
Artikel 3 Omvang van de dekking
Deze verzekering bestaat uit dekking tegen arbeidsongeschiktheid, ziekenhuisdaggeld en, indien het bij deze dekking behorende verzekerd maandbedrag op de polis staat vermeld, werkloosheid. De omvang van de verzekerde risico’s is omschreven in de bijzondere bepalingen inzake arbeidsongeschiktheid, ziekenhuisdaggeld en werkloosheid.
IV BIJZONDERE BEPALINGEN INZAKE WERKLOOSHEID
Artikel 23 Uitkering
[…]
2. Uitkeringen aan de eerste begunstigde zullen plaatsvinden dan wel doorgaan, voor zolang als de verzekerde een WW-uitkering krachtens een verplichte WW-verzekering ontvangt op basis van de beschikking van de WW-uitkerende instantie. Tevens dient de verzekerde officieel en onvrijwillig werkloos te zijn. […]
3. Het maximum aantal maandelijkse uitkeringen per schadegeval bedraagt 18. Een en ander ongeacht of de verzekerde na die periode nog een WW-uitkering geniet.
Artikel 24 Uitsluitingen bij onvrijwillige werkloosheid
Geen uitkering wordt verleend in geval van werkloosheid indien:
a. Er geen sprake is van gedwongen of onvrijwillig ontslag uit een volledig betaald loondienstverband;
[…]
f. Verzekerde niet (meer) officieel krachtens de Werkloosheidswet als werkloos wordt aangemerkt en derhalve niet (meer) een WW-uitkering geniet;
g. De onvrijwillige werkloosheid ontstaat omdat een tijdelijk dienstverband eindigt;
[…]
2.2. De toelichting bij de polisvoorwaarden luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. Wanneer heb ik recht op een uitkering?
[…]
Bij werkloosheid:
Als u 30 dagen na de eerste werkloosheidsdag nog steeds niet aan het werk bent, heeft u recht op uitkering vanaf de 1e dag van werkloosheid.
Een voorbeeld:
1. Ontslag gaat in per 15 april 2008.
2. 30 dagen later (dus na het verstrijken van de wachttijd), op 15 mei, kan de eerste uitkering plaatsvinden, over de periode van 15 april tot 15 mei.
3. Daarna steeds op de 15e van iedere maand een uitkering, zolang de werkloosheid blijft voortbestaan.
4. Per 1 september begint u aan uw nieuwe baan. De laatste uitkering is geweest op 15 augustus. Er volgt geen pro-rata slotuitkering.
[…]
4. De claim is toegekend. Hoe lang blijft u doorgaan met uitkeren?
[…]
Werkloosheid:
Bij de werkloosheidsdekking worden maximaal 18 uitkeringen per schadegeval uitgekeerd, waarbij het aantal schades onbeperkt is.
[…]
2.3. Ten tijde van het sluiten van de verzekeringsovereenkomst had [eiser] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met [...] Sign-A-Rama B.V. (hierna: Sign-A-Rama). Op 25 juni 2007 hebben Sign-A-Rama en [eiser] een beëindigingsovereenkomst gesloten, die, voor zover van belang, als volgt luidt:
[…]
NEMEN IN AANMERKING:
[…]
• Inmiddels is echter gebleken dat de financiële situatie dermate ernstig is dat het dienstverband met Werknemer moet worden beëindigd.
• Werkgever heeft naar aanleiding hiervan onderzoek gepleegd naar eventueel passende alternatieven voor werknemer, maar heeft moeten constateren dat deze niet voorhanden zijn.
• Zonder dat Werkgever Werknemer hiervan enig verwijt heeft willen maken, heeft zij hem dan ook moeten voorhouden dat beëindiging van het dienstverband onontkoombaar is geworden. Werknemer wordt geplaatst voor een voldongen feit.
• Werkgever benadrukt dat aan deze beëindiging geen dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 7:678 BW en benadrukt voorts dat de arbeidsovereenkomst eindigt op initiatief van Werkgever.
[…]
KOMEN ALS VOLGT OVEREEN:
[…]
Partijen beëindigen met ingang van 1 september 2007 de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. De reden van de beëindiging is gelegen in de hierboven omschreven financiële situatie van Werkgever waarvan Werknemer geen verwijt kan worden gemaakt. […]
2.4. Op 31 augustus 2007 heeft [eiser] een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gesloten met EXPO Franchise International B.V. (hierna: EXPO), ingaande 1 september 2007 voor de duur van één jaar.
2.5. Bij de stukken bevindt zich voorts een door [eiser] voor akkoord getekende brief van EXPO van 28 september 2007, met onder meer de volgende tekst:
[…]
Betreft: wijziging in arbeidsovereenkomst.
Hierbij bevestig ik de afspraak die wij heden hebben gemaakt inzake jouw arbeidsovereenkomst. De daarin genoemde einddatum wordt naar voren gehaald en op 31 december 2007 gesteld. Per die datum moet wederzijds duidelijk zijn of er een goede match is tussen jou en onze organisatie. De daarvoor te hanteren criteria zullen wij in gezamenlijk overleg opstellen en moeten per 15 oktober duidelijk zijn.
Uitgangspunt is nog steeds dat we op langere termijn een relatie aangaan. Vanuit die optiek is het voornemen dan ook om bij een positief besluit in december het contract vanaf 1 januari 2008 voor onbepaalde tijd voort te zetten.
[…]
2.6. EXPO heeft vervolgens het dienstverband per 31 december 2007 niet verlengd. Hierop heeft [eiser] een uitkering aangevraagd op grond van de Werkloosheidswet (hierna: WW), welke hem per 1 januari 2008 is toegekend. Deze WW-uitkering is geëindigd per 1 mei 2009, op welke datum [eiser] wederom een dienstverband is aangegaan.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert na wijziging van eis samengevat - veroordeling van DSB, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 16.000,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 mei 2008, alsmede tot betaling van € 952,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. Voorts vordert [eiser] veroordeling van DSB in de kosten van dit geding, de nakosten daaronder begrepen.
3.2. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij om bedrijfseconomische redenen onvrijwillig werkloos is geworden, zowel uit het dienstverband met Sign-A-Rama als uit het dienstverband met EXPO. Omdat hij in dat verband een WW-uitkering ontving, stelt [eiser] dat DSB op grond van de verzekeringsovereenkomst gehouden is tot uitkering van de (maximum) maandbedragen ad € 1.000,00 over de periode van 1 januari 2008 tot 1 mei 2009.
3.3. DSB voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het meest verstrekkende verweer van DSB is dat de werkloosheid van [eiser] per 1 januari 2008, die is ontstaan door het eindigen van zijn tijdelijke arbeidsovereenkomst met EXPO, uitdrukkelijk van dekking is uitgesloten in artikel 24, aanhef en onder g, van de polisvoorwaarden.
4.2. [eiser] stelt (primair) dat een juiste uitleg van de polisvoorwaarden in onderlinge samenhang bezien, meebrengt dat artikel 24, aanhef en onder g, in de gegeven omstandigheden het recht op uitkering niet uitsluit. In dat verband stelt [eiser] dat de polisvoorwaarden innerlijk tegenstrijdig zijn. Enerzijds was hij na het eindigen van zijn dienstverband met Sign-A-Rama verplicht het tijdelijke dienstverband bij Expo te aanvaarden. Als hij daarvan had afgezien, had hij immers geen recht op een WW-uitkering en daarmee evenmin op een uitkering van DSB (artikel 23 van de polisvoorwaarden). Anderzijds zou hij juist door het aanvaarden van het tijdelijke dienstverband bij Expo zijn recht op uitkering verspelen (artikel 24, aanhef en onder g, van de polisvoorwaarden).
Ter comparitie heeft DSB daarop geantwoord dat enkel het laatste dienstverband bepalend is.
4.3. Partijen verschillen derhalve van mening over de uitleg van de polisvoorwaarden.
Volgens vaste jurisprudentie kan de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, niet worden beantwoord op grond van alleen maar een taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Tevens is van belang de uitleg die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (het zogenaamde Haviltexcriterium).
4.4. Nu gesteld noch gebleken is dat partijen over de tekst van de polisvoorwaarden voorafgaand of bij het sluiten van de overeenkomst gesproken hebben, zodat een gemeenschappelijke partijbedoeling niet achterhaald kan worden, dient een objectieve uitleg van deze bepaling gehanteerd te worden, zeker nu deze is opgenomen in standaard polisvoorwaarden. Het komt bij de uitleg van de polisvoorwaarden derhalve aan op de betekenis die redelijke personen aan de desbetreffende bepalingen zouden hebben toegekend. Bij die uitleg is de toelichting van groot belang. In de toelichting heeft de opsteller van de polisvoorwaarden aangegeven wat de bedoeling van de diverse bepalingen is. Dat de partijen andere, van de tekst en toelichting van de polisvoorwaarden afwijkende, wederzijds kenbare bedoelingen hadden, is niet gesteld.
4.5. Zowel uit de tekst van de polisvoorwaarden (artikel 23, derde lid) als uit de toelichting (paragraaf 4) volgt dat per schadegeval in beginsel een nieuw recht op uitkering ontstaat van maximaal 18 maandelijkse uitkeringen en voorts dat het aantal schadegevallen dat onder de dekking valt, niet beperkt is. Bij [eiser] is sprake van twee schadegevallen, te weten de werkloosheid na het dienstverband met Sign-A-Rama alsmede de werkloosheid na het dienstverband met EXPO. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] redelijkerwijs mocht verwachten dat beide schadegevallen in beginsel een recht op uitkering konden doen ontstaan en niet enkel het laatste schadegeval, zoals DSB meent. Uitgaande van twee verschillende uitkeringsrechten, is ook geen sprake van de door [eiser] gestelde innerlijke tegenstrijdigheid. Ter zake beide schadegevallen overweegt de rechtbank als volgt.
Werkloosheid na dienstverband met EXPO
4.6. Niet in geschil is dat het dienstverband met EXPO, dat voor bepaalde tijd was aangegaan, per 1 januari 2008 van rechtswege is geëindigd. De werkloosheid die dientengevolge ontstond, daargelaten of deze al dan niet onvrijwillig was, is uitdrukkelijk van dekking uitgesloten in artikel 24, aanhef en onder g, van de polisvoorwaarden. Dit artikellid is ondubbelzinnig en in redelijkheid niet voor meer dan één uitleg vatbaar, zodat onderhavige werkloosheid niet tot een recht op uitkering leidt.
Werkloosheid na dienstverband met Sign-A-Rama
4.7. De rechtbank stelt voorop dat werkloosheid slechts onder de dekking valt, indien deze onvrijwillig is (artikel 23 van de polisvoorwaarden), oftewel indien sprake is van gedwongen ontslag (artikel 1 onder 10 van de polisvoorwaarden). Anders dan DSB meent, stelt de Ombudsman Financiële Dienstverlening in zijn advies d.d. 20 oktober 2009 (productie 16 bij dagvaarding) niet dat zonder een ontbindingsbeschikking van de kantonrechter of toestemming van het CWI geen sprake kan zijn van gedwongen ontslag, integendeel. Zoals de Ombudsman terecht opmerkt, dient (ook) deze polisvoorwaarde te worden uitgelegd met gebruikmaking van het Haviltexcriterium. De rechtbank komt tot de volgende uitleg.
4.8. Nu in de polisvoorwaarden uitdrukkelijk aansluiting wordt gezocht bij de WW met als aanvullende eis dat sprake moet zijn van volledig verlies van arbeidsinkomen (artikel 1 onder 10 van de polisvoorwaarden), mocht [eiser] redelijkerwijs verwachten dat indien hij niet verwijtbaar werkloos zou zijn in de zin van de WW, hij evenmin vrijwillig werkloos zou zijn in de zin van de polisvoorwaarden. Sinds 1 oktober 2006 leidt het instemmen van de werknemer met een beëindiging van de dienstbetrekking door de werkgever op zichzelf niet langer tot verwijtbare werkloosheid (artikel 24, zesde lid, WW). Doel van deze wetswijziging was een einde te maken aan de zogeheten proforma procedures, waar DSB op doelt. Derhalve hoefde [eiser] redelijkerwijs niet te verwachten dat hij voor zijn particuliere verzekering alsnog een dergelijke proforma procedure moest doorlopen. Daarbij is wel van doorslaggevend belang dat het beëindigingsinitiatief van de werkgever is uitgegaan (artikel 24, tweede lid, aanhef en onder b, WW). Uit de tekst van de beëindigingsovereenkomst (2.3) volgt duidelijk dat de beslissing tot beëindiging van de overeenkomst eenzijdig door Sign-A-Rama is genomen, daartoe genoodzaakt wegens haar slechte financiële situatie, hetgeen DSB niet heeft weersproken. Daarmee staat in rechte vast dat het beëindigingsinitiatief van Sign-A-Rama is uitgegaan, zodat [eiser] niet verwijtbaar en dus onvrijwillig werkloos was.
4.9. Deze onvrijwillige werkloosheid leidt echter niet tot een recht op uitkering voor de periode dat [eiser] werkzaam was bij EXPO. In die periode ontving hij immers geen WW-uitkering (artikel 24, aanhef en onder f, van de polisvoorwaarden). De vraag die dan voorligt, is of [eiser] na afloop van het dienstverband met EXPO alsnog recht had op een uitkering in verband met zijn werkloosheid uit het diensverband met Sign-A-Rama en, zo ja, hoe lang.
4.10. De tekst noch de toelichting van de polisvoorwaarden biedt hierover uitsluitsel. Weliswaar is in de toelichting een voorbeeld uitgewerkt waarbij is opgemerkt dat geen pro-rata slotuitkering volgt bij een nieuwe baan, maar dat zegt niets over de situatie waarin dat nieuwe dienstverband binnen 18 maanden na het oorspronkelijke ontslag weer eindigt.
4.11. Nu DSB is aan te merken als een professionele gebruiker van de polisvoorwaarden en [eiser] als een partij die te vergelijken is met een natuurlijke persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, mag ten aanzien van de polisvoorwaarden de eis worden gesteld dat de bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld en dat bij twijfel over de betekenis van een beding de voor [eiser] gunstigste uitleg prevaleert (art. 6:238, tweede lid, BW). In dat verband is van belang dat [eiser] onbetwist heeft gesteld dat deze verzekeringsovereenkomst is gesloten met het doel om ingeval van onvoorziene omstandigheden een zodanig inkomen te garanderen dat hij aan zijn maandelijkse hypotheeklasten kan blijven voldoen, welke garantie blijkens de polisvoorwaarden per schadegeval gedurende maximaal 18 maanden wordt gegeven. Daarvan uitgaande mocht [eiser] redelijkerwijs verwachten dat hij na afloop van het dienstverband met EXPO, toen hij terugviel op zijn WW-uitkering, in beginsel alsnog recht had op het resterende deel van die 18 maanden.
4.12. DSB verwijt [eiser] in dat verband nog dat hij heeft ingestemd met verkorting van zijn tijdelijke dienstverband met EXPO. Artikel 24, zevende lid, WW bepaalt dat voor beantwoording van de vraag of een werknemer door eigen toedoen geen passende arbeid behoudt (eerste lid, aanhef en onder b, sub 3 WW) en daarmee zijn recht op WW-uitkering verspeelt, de criteria van verwijtbare werkloosheid van overeenkomstige toepassing zijn. Onder verwijzing naar rechtsoverweging 4.8 is de rechtbank van oordeel dat [eiser] redelijkerwijs mocht verwachten dat dezelfde eisen zouden gelden voor de onderhavige verzekering. Nu DSB ten aanzien van de verkorting van de duur van het tijdelijke dienstverband niet heeft betwist dat dit op initiatief van EXPO heeft plaatsgevonden, zoals ook volgt uit de brief van EXPO van 28 september 2007 (2.5), wordt ook dit verweer gepasseerd.
4.13. Het voorgaande brengt mee dat [eiser] recht heeft op uitkering van de maandbedragen van januari 2008 tot en met februari 2009, in totaal € 14.000,00. De vordering is in zoverre toewijsbaar. De daarover gevorderde wettelijke rente is, als niet afzonderlijk betwist, eveneens toewijsbaar.
4.14. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. [eiser] heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat hij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.15. DSB zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 87,93
- vast recht 405,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.396,93
De gevorderde nakosten zijn, op de voet van het arrest van de Hoge Raad van 19 maart 2010, LJN: BL1116, voor toewijzing vatbaar als na te melden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt DSB om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 14.000,00 (veertienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 9 mei 2008 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt DSB in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.396,93,
5.3. veroordeelt DSB in de nakosten, aan de zijde van [eiser] bepaald op € 131,00, dan wel, als betekening van dit vonnis plaatsvindt, € 199,00, vermeerderd met de wettelijke rente over die kosten vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar, mr. M.J.P. Heijmans en mr. A.M.P.T. Blokhuis en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2011.