ECLI:NL:RBARN:2011:BP7688

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
16 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/720987-10, 05/720863-10 en 05/720707-10(tul)
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en zware mishandeling, veroordeling voor winkeldiefstal

Op 16 maart 2011 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 42-jarige man uit Ede. De man werd vrijgesproken van poging doodslag en zware mishandeling. Het incident vond plaats op 18 september 2010, toen de man, die op dat moment dakloos was, ruzie kreeg met twee andere daklozen. Een vriendin van de man probeerde de situatie te sussen, maar raakte daarbij gewond aan haar neus. De rechtbank oordeelde dat er geen opzet was van de man om de vrouw te verwonden, en dat hij ook geen kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel op de koop toe had genomen. De rechtbank sprak de man vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat zowel de man als de vrouw verklaarden dat er geen opzet in het spel was.

De rechtbank veroordeelde de man echter wel voor andere feiten, waaronder een winkeldiefstal met verbaal geweld en een poging tot winkeldiefstal. Voor deze feiten kreeg hij een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd. Daarnaast moest hij een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één week alsnog uitzitten. De rechtbank overwoog dat, hoewel de justitiële documentatie van de man omvangrijk was, de huidige veroordeling onvoldoende was om de ISD-maatregel op te leggen. De rechtbank besloot de man de kans te geven om zijn leven een positieve wending te geven.

De uitspraak werd gedaan in een meervoudige kamer van de Rechtbank Arnhem, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank baseerde haar beslissing op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen waren vervat, en concludeerde dat de man niet schuldig was aan de zwaardere tenlasteleggingen, maar wel aan de winkeldiefstal.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummers : 05/720987-10, 05/720863-10, 05/720707-10 (tul)
Data zittingen : 15 december 2010, 2 maart 2011
Datum uitspraak : 16 maart 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord, Wilhelminastraat 16
Arnhem.
Raadsvrouw : mr. W. van Veen, advocaat te Ede.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Parketnummer 05/720987-10:
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 september 2010 te Ede,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk Ch. N.L.
[slachtoffer1] van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer1] met een mes, althans
met een puntig en/of scherp voorwerp in het gezicht heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 18 september 2010 te Ede,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan Ch.N.L [slachtoffer1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk met een mes,
althans met een puntig en/of scherp voorwerp die [slachtoffer1] in haar gezicht heeft
gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 18 september 2010 te Ede opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten Ch.N.L. [slachtoffer1]),met een mes, althans met een puntig en/of
scherp voorwerp in haar gezicht heeft gestoken, waardoor deze letsel heeft
bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 18 september 2010 te Ede H. van den [slachtoffer2] en/of A. van
[slachtoffer3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met
zware mishandeling, door opzettelijk dreigend met een kabelslot, althans een
daarop gelijk voorwerp in de richting van voormeld/e persoon/personen te slaan
en/of daarmee in de richting van dat/die persoon/personen te zwaaien en/of met
een mes in de richting van dat/die persoon/personen te zwaaien en/of op korte
afstand een mes op dat/die persoon/personen gericht te houden;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 18 september 2010 te Ede met een ander of anderen, op of
aan de openbare weg, Kuiperplein, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen H. van den [slachtoffer2] en/of
A. van [slachtoffer3], welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen van die Van de
[slachtoffer2] en/of met een kabelslot, althans een daarop
gelijk voorwerp slaan en/of zwaaien in de richting van voormeld/e
persoon/personen en/of het met een mes zwaaien in de richting van dat/die
persoon/personen en/of het op korte afstand een mes, althans een puntig en/of
scherp voorwerp, gericht te houden op dat/die persoon/personen;
Parketnummer 05/720863-10:
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 augustus 2010 te Ede met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 2 video encoders, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan I Centre (Grotestraat 56), in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen D. [slachtoffer4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, verdachte die [slachtoffer4] dreigend de woorden: "Als je me
aanraakt, doe ik je wat", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking heeft toegevoegd;
2.
hij op of omstreeks 20 augustus 2010 te Ede,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goed/eren en/of geld, geheel of ten
dele toebehorende aan J. [slachtoffer5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, door het aande Grotestraat 111 gelegen winkel/warenhuis binnen te
sluipen, althans daar naar binnen te gaan en/of in een jaszak/ken te voelen
en/of te doorzoeken, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05/720707-10).
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 2 maart 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. W. van Veen, advocaat te Ede.
Ter terechtzitting van 2 maart 2011 zijn de zaken van de officier van justitie in het arron¬dissement Arnhem, onder bovenstaande parketnummers bij afzonderlijke dagvaardingen aanhangig gemaakt, gevoegd.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van:
- het onder parketnummer 05/720987-10, feit 1 subsidiar tenlastegelegde en het onder feit 2 primair tenlastegelegde; en
- het onder parketnummer 05/720863-10, feit 1 tenlastegelegde;
zal worden veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van de tijd door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling heeft de officier van justitie gevorderd die ten uitvoer te leggen.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Parketnummer 05/720987-10
Feit 1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht een poging doodslag niet wettig en overtuigend bewezen en vordert vrijspraak van het onder feit 1 primair tenlastegelegde.
De officier van justitie acht het subsidiair tenlastegelegde, poging zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie wijst hierbij op de verklaringen van verbalisant [verbalisant] en getuige Van [slachtoffer3]. Doordat verdachte gezwaaid heeft met een mes, terwijl verschillende mensen dichtbij elkaar stonden, is er volgens de officier van justitie sprake van voorwaardelijk opzet van verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer1].
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank verdachte vrij te spreken van het onder feit 1, primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. De verdediging heeft betoogd dat er geen sprake is van opzet van verdachte op het doden van [slachtoffer1] en/of het toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel bij [slachtoffer1]. Ook is er, aldus de raadsvrouw van verdachte, geen sprake van voorwaardelijk opzet.
Beoordeling
De rechtbank acht het onder feit 1, primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Er is geen sprake van opzet van de verdachte om [slachtoffer1] te doden dan wel haar (zwaar) lichamelijk letsel toe te brengen. Dit blijkt uit de verklaring van verdachte zelf, maar ook uit de verklaring van [slachtoffer1].
Ook van voorwaardelijk opzet is daarbij geen sprake. Wil voorwaardelijk opzet kunnen worden aangenomen, dan moet verdachte immers de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat [slachtoffer1] als gevolg van zijn handelen zou kunnen komen te overlijden, dan wel (zwaar) lichamelijk letsel op had kunnen lopen. Uit het dossier is niet gebleken dat verdachte door zijn handelen willens en wetens deze kansen aanvaard heeft. Uit de verklaringen van verdachte en [slachtoffer1] blijkt juist dat verdachte helemaal niet gewild heeft dat [slachtoffer1] iets zou overkomen. Terwijl verdachte ruzie had met anderen is [slachtoffer1] er tussen gaan staan om de situatie te sussen. Niet is gebleken dat verdachte zich op enige wijze rekenschap heeft gegeven van de mogelijke gevolgen van de bewegingen welke hij daarbij met zijn armen gemaakt heeft.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
Feit 2
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie wijst hierbij op de verklaringen van verbalisant [verbalisant] en getuige Van [slachtoffer3].
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank verdachte vrij te spreken van het onder feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde. De raadsvrouw van verdachte heeft naar voren gebracht dat de interpretatie van verbalisant [verbalisant] verkeerd is, omdat hij pas halverwege de vechtpartij ter plaatse is gekomen. Verdachte heeft enkel met het kabelslot gezwaaid om de aanvallende mannen van zich af te houden. Uit de verklaring van getuige Van [slachtoffer3] blijkt bovendien niet dat hij bedreigd is met een kabelslot. Dat verdachte een mes gericht gehouden zou hebben op een persoon blijkt voorts op geen enkele wijze uit het dossier.
Beoordeling
De rechtbank acht het onder feit 2 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Voor veroordeling terzake van bedreiging is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden heeft plaatsgevonden dat bij de bedreigde personen de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook daadwerkelijk gepleegd zou worden.
Uit het dossier is niet gebleken van een bedreiging uitgaande van verdachte jegens de personen die zijn genoemd in de tenlastelegging, waardoor bij deze personen redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte enig misdrijf jegens hen daadwerkelijk zou begaan.
Ook het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen. Uit het dossier blijkt op geen enkele wijze dat verdachte in vereniging geweld gebruikt zou hebben jegens Van den [slachtoffer2] en/of Van [slachtoffer3].
Parketnummer 05/720863-10
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zijn:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 2 maart 2011;
- het proces-verbaal van aangifte, D. [slachtoffer4], opgemaakt door B. [verbalisant], d.d. 18 augustus 2010.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 18 augustus 2010 te Ede met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 2 video encoders toebehorende aan I Centre (Grotestraat 56) welke diefstal werd
gevolgd van bedreiging met geweld tegen D. [slachtoffer4], gepleegd met het oogmerk om het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte die [slachtoffer4] dreigend de woorden: "Als je me aanraakt, doe ik je wat", heeft toegevoegd;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Feit 2
Op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte zich op 20 augustus 2010 te Ede bevonden heeft in het aan de Grotestraat 111 gelegen warenhuis.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht een poging diefstal niet wettig en overtuigend bewezen en vraagt vrijspraak van het onder feit 2 tenlastegelegde.
Standpunt verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het onder feit 2 tenlastegelegde wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Beoordeling
Aangever Van [slachtoffer5] heeft bij de politie verklaard dat hij op de camerabeelden uit de winkel een licht getinte man met donker krullerig haar het winkelpand aan de Grotestraat 111 te Ede binnen zag komen lopen via de binnenplaats. Aangever heeft verklaard dat hij op de camerabeelden gezien heeft dat de man in de zakken van een jas keek die recht tegenover de deur hing.
Verbalisant [verbalisant] heeft in een proces-verbaal van bevindingen vastgesteld dat verdachte de manspersoon op de camerabeelden is.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte schuldig is aan een poging tot diefstal. Naar de uiterlijke verschijningsvorm lijkt de gedraging van verdachte, namelijk het binnengaan van een winkel via de binnenplaats en vervolgens het kijken in een jaszak van een jas die in deze winkel hangt, zozeer gericht op de diefstal van geld en/of goederen, dat de verdachte geacht wordt opzettelijk te hebben gehandeld. Omdat verdachte niet daadwerkelijk goederen en/of geld heeft weggenomen, is het bij een poging tot diefstal gebleven.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 20 augustus 2010 te Ede, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goed/eren en/of geld, geheel of ten
dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, door het aan de Grotestraat 111 gelegen warenhuis binnen te gaan en een jaszak te doorzoeken, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/720863-10:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen gepleegd om het bezit van het gestolene te verzekeren.
Ten aanzien van feit 2:
Poging tot diefstal.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is strafbaar.
6. De motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 18 februari 2011;
• een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 26 oktober 2010, betreffende verdachte;
• een pro justitia rapportage opgemaakt door M. Drost, psychiater, d.d. 12 januari 2011, betreffende verdachte.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van de tijd door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de tenlastegelegde feiten onder parketnummer 05/720987-10 en ten aanzien van het tenlastegelegde feit 2 onder parketnummer 05/720863-10 vrijspraak bepleit. Voor het tenlastegelegde feit 1 onder parketnummer 05/720863-10 verzoekt de raadsvrouw de rechtbank verdachte een volledig voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Beoordeling
De rechtbank overweegt het navolgende.
De rechtbank zal, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, de ISD-maatregel niet opleggen. Hoewel de justitiële documentatie van verdachte zeer omvangrijk is en aan alle formele vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel wordt voldaan, acht de rechtbank onderhavige veroordeling onvoldoende om aan verdachte nu de ISD-maatregel op te leggen. De rechtbank zal verdachte in de gelegenheid stellen te laten zien dat hij een positieve wending aan zijn leven kan geven.
De rechtbank neemt artikel 63 Wetboek van Strafrecht in aanmerking bij de op te leggen straf.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen ten aanzien van parketnummer 05/720987-10, zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen, genoemd onder nummers 1 en 3 tot en met 11 behoren toe aan de verdachte en dienen aan hem te worden teruggegeven.
Ook de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen ten aanzien van parketnummer 05/720863-10, zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen, genoemd onder nummers 1 tot en met 4 en 6 behoren toe aan de verdachte en dienen aan hem te worden teruggegeven.
6a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie juist.
Zij zal dus de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Arnhem, d.d. 28 juli 2010, onder parketnummer 05/720707-10.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14g, 27, 45, 63, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder parketnummer 05/720987-10 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde straf en beveelt de onmiddellijke invrijheidsstelling van veroordeelde.
Beveelt de teruggave aan de verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwer¬pen, te weten:
- de goederen zoals genoemd onder nummers 1 en 3 tot en met 11 op de aan dit vonnis gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen behorende bij parketnummer 05/720987-10;
- de goederen zoals genoemd onder nummers 1 tot en met 4 en 6 op de aan dit vonnis gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen behorende bij parketnummer 05/720863-10.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Arnhem, d.d. 28 juli 2010, onder parketnummer 05-720707-10.
Aldus gewezen door:
mr. J.M. Hamaker, rechter, als voorzitter,
mr. H.P.M. Kester-Bik, rechter,
mr. L.C.P. Goossens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.E. Schaap, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 maart 2011.