ECLI:NL:RBARN:2011:BP7676

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
16 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/701570-10 en 05/701825-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens poging moord en bedreiging met een vuurwapen

Op 16 maart 2011 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 44-jarige man uit Nijmegen, die werd beschuldigd van poging moord, bedreiging en het bezit van een schietpen. De man had op 12 april 2010 geprobeerd een Bulgaarse straatmuzikant te doden door op een slaapkamerdeur te schieten, waarachter het slachtoffer zich bevond. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van opzet en voorbedachten rade, aangezien de verdachte meerdere momenten had om zijn handelen te overdenken maar toch gericht schoot. Het schot doorboorde de deur en het slachtoffer raakte lichtgewond aan zijn hand. Daarnaast had de verdachte ook andere aanwezige Bulgaren bedreigd met het vuurwapen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zeven jaar geëist, maar de rechtbank legde een lagere straf op van vijf jaar, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank verklaarde dat het bewezenverklaarde feit, namelijk poging moord, en de bedreiging met een vuurwapen, zeer ernstige feiten zijn die een zware straf rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat het bezit van een vuurwapen ook krachtig moet worden veroordeeld, omdat dit gemakkelijk tot gebruik kan leiden. De inbeslaggenomen schietpen en munitie werden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en de rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promiss II
Parketnummers : 05/701570-10, 05/701825-10
Data zittingen : 7 juli 2010, 29 september 2010, 15 december 2010, 2 maart 2011
Datum uitspraak : 16 maart 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid, Ir.Molsweg 5
Arnhem.
Raadsman : mr. R. Lonterman, advocaat te Haarlem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Parketnummer 05-701570-10:
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 april 2010 te Nijmegen,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met
voorbedachten rade [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4] en/of [slachtoffer5] en/of [slachtoffer6] van het leven te
beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort)
tevoren genomen besluit, in de directe nabijheid van eerder genoemde personen
een (vuur)wapen tevoorschijn heeft gehaald en/of (vervolgens) dat (vuur)wapen
heeft doorgeladen en/of (vervolgens) van zéér korte afstand een of meer malen
gericht heeft geschoten op een deur (van een slaapkamer), waarachter die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4]
en/of [slachtoffer5] en/of [slachtoffer6] zich had(den) verscholen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 12 april 2010 te Nijmegen,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer1]
en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4] en/of [slachtoffer5] en/of [slachtoffer6] van het leven te beroven, opzettelijk
in de directe nabijheid van eerder genoemde personen een (vuur)wapen
tevoorschijn heeft gehaald en/of (vervolgens) dat (vuur)wapen heeft
doorgeladen en/of (vervolgens) van zéér korte afstand een of meer malen
gericht heeft geschoten op een deur (van een slaapkamer), waarachter die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4]
en/of [slachtoffer5] en/of [slachtoffer6] zich had(den) verscholen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 12 april 2010 te Nijmegen,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4] en/of [slachtoffer5]
en/of [slachtoffer6] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
opzettelijk in de directe nabijheid van eerder genoemde personen een
(vuur)wapen tevoorschijn heeft gehaald en/of (vervolgens) dat (vuur)wapen
heeft doorgeladen en/of (vervolgens) van zéér korte afstand een of meer malen
gericht heeft geschoten op een deur (van een slaapkamer), waarachter die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4]
en/of [slachtoffer5] en/of [slachtoffer6] zich had(den) verscholen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 12 april 2010 te Nijmegen, [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4] en/of [slachtoffer5] en/of [slachtoffer6], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met
zware mishandeling, door opzettelijk dreigend in de directe nabijheid van
eerder genoemde personen een (vuur)wapen tevoorschijn te halen en/of
(vervolgens) dat (vuur)wapen door te laden en/of (vervolgens) dat doorgeladen
(vuur)wapen te richten op, althans te bewegen in de richting van die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4]
en/of [slachtoffer5] en/of [slachtoffer6];
Parketnummer 05/701825-10:
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2009
tot en met 14 mei 2010 te Nijmegen en/of te Arnhem, althans in Nederland,
(telkens) een of meer wapens van categorie II, te weten een schiet(bal)pen
(kaliber .22), en/of munitie van categorie III, te weten 39, althans een of
meer patronen (kaliber .22), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 2 maart 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R. Lonterman, advocaat te Haarlem.
Ter terechtzitting van 2 maart 2011 zijn de zaken van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem, onder bovenstaande parketnummers bij afzonderlijke dagvaardingen aanhangig gemaakt, gevoegd.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van:
- het onder parketnummer 05/701570 feit 1 primair tenlastegelegde en het onder feit 2 tenlastegelegde; en
- het onder parketnummer 05/701825 tenlastegelegde feit;
zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Parketnummer 05/701570-10
Feit 1
Op grond van de bewijsmiddelen worden de navolgende feiten, die verder ook niet ter discussie staan, vastgesteld.
Op 12 april 2010 heeft verdachte zich op enig moment op het adres [adres] te Nijmegen bevonden. Vervolgens is hij naar zijn eigen woning daarboven, [adres], gegaan om een vuurwapen te halen. Daarna is hij teruggegaan naar [adres] en heeft hij het vuurwapen tevoorschijn gehaald. Vervolgens heeft hij het vuurwapen doorgeladen en er mee geschoten. Door het incident heeft [slachtoffer1] een wondje aan zijn vinger opgelopen.
Standpunt officier van justitie
De officier acht het onder feit 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie wijst hierbij op de verklaringen van [slachtoffer1], [slachtoffer4], [slachtoffer2] en [slachtoffer5]. Voorts wijst de officier van justitie op het proces-verbaal sporenonderzoek, opgemaakt door H.W. [naam].
Volgens de officier van justitie is er sprake van voorwaardelijk opzet van de verdachte op de dood van [slachtoffer1]. De officier van justitie neemt hierbij in aanmerking dat de ruimte waarin geschoten is klein is. Ook neemt de officier van justitie in aanmerking dat verdachte dicht bij de slaapkamerdeur gestaan moet hebben toen hij schoot. Uit de verklaring van [slachtoffer1] maakt de officier van justitie op dat hij nog langs de deur richting verdachte gekeken heeft. Verdachte moet zich bewust zijn geweest van het feit dat zich een persoon achter de deur bevond toen hij schoot. Doordat het schot halverwege de deur zit, heeft verdachte willens en wetens bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [slachtoffer1] dodelijk zou treffen. Gelet op het proces-verbaal sporenonderzoek is de officier van justitie van mening dat de andere in de tenlastelegging genoemde personen niet geraakt hadden kunnen worden.
Volgens de officier van justitie is er bovendien sprake van voorbedachten rade. Verdachte ging na een incident met de Bulgaren bewust boven een wapen halen. Vervolgens gaat hij met het wapen naar de woning en rennen de Bulgaren richting de slaapkamer. Daarna kiest verdachte ervoor richting de slaapkamerdeur te schieten. Verdachte heeft dus volgens de officier van justitie drie momenten voor overweging van en keuze in zijn handelen gehad. Dus is sprake van voorbedachte rade
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde.
De raadsman van verdachte merkt op dat uit de diverse verklaringen en het uitgevoerde sporenonderzoek is op te maken dat verdachte niet gericht op een persoon heeft geschoten. Als verdachte opzet had gehad op de dood van een persoon, zou hij ook wel meer dan eenmaal hebben geschoten. Uitgaande van de juistheid van de verklaring van [slachtoffer1], namelijk dat hij nog langs de deur naar verdachte gekeken zou hebben, is het vreemd dat het schot ter hoogte van het deurbeslag zit als verdachte de intentie had om [slachtoffer1] te doden.
De raadsman van verdachte merkt voorts op dat er geen sprake is van voorwaardelijk opzet en wijst hierbij op een uitspraak van de Hoge Raad van 6 september 2005, LJN: AT2760.
Voorts is er geen sprake van voorbedachten rade. Niet vastgesteld kan worden dat verdachte het wapen is gaan pakken met de intentie om iemand dood te schieten. Verdachte wilde zich slechts laten gelden.
Volgens de raadsman van verdachte kan verdachte mogelijk veroordeeld worden voor een poging zware mishandeling. De raadsman refereert zich op dit punt aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
[slachtoffer1] heeft bij de politie verklaard dat hij gezien heeft dat de oudste zoon van de huisbaas (verdachte ) bij de [adres] binnenkwam en zei: ‘Ik zal jullie nu een lesje leren’. Vervolgens heeft verdachte het pistool vanachter zijn rug tevoorschijn gehaald. Verdachte heeft het pistool gericht en doorgeladen. Toen was er sprake van paniek. De aanwezigen in de kamer gingen zich verstoppen en renden allemaal naar de slaapkamer. [slachtoffer1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij als laatste bij de slaapkamer kwam. Voordat hij probeerde de deur dicht te doen, heeft hij nog naar verdachte gekeken. [slachtoffer1] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte op hen richtte om te schieten. Terwijl [slachtoffer1] de slaapkamerdeur dicht deed, schoot de verdachte. De deur was hierbij nog open. [slachtoffer1] heeft verklaard dat hij op het moment van het schot de deurklink al vasthad met zijn linkerhand. Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer1] verklaard dat hij een soort windvlaag voelde en dat hij later keek en bloed op zijn hand zag.
[slachtoffer2] heeft bij de politie verklaard dat hij zag dat, voordat [slachtoffer3] de deur dicht wilde doen, [slachtoffer3] naar verdachte gekeken heeft en dat er toen geschoten werd. Volgens getuige [slachtoffer2] heeft verdachte gericht, terwijl [slachtoffer3] keek en toen geschoten. De deur stond helemaal open op het moment dat het schot gelost werd. Alle anderen bevonden zich al in de slaapkamer toen het schot gelost werd.
[slachtoffer3] heeft bij de politie verklaard dat hij zag dat verdachte, nadat hij binnengekomen was, het pistool vanaf zijn rechterzijde pakte en het doorlaadde. Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer3] [slachtoffer2] verklaard dat de verdachte na het doorladen van het wapen geroepen heeft: ‘Vanavond gaan jullie wat beleven’. [slachtoffer3] [slachtoffer2] heeft verklaard dat hij vervolgens naar de slaapkamer gerend is.
[slachtoffer5] heeft verklaard dat verdachte, nadat hij binnengekomen was, zei: ‘Ik zal jullie een lesje leren’. [slachtoffer5] heeft gezien dat verdachte het pistool in zijn rechterhand hield.
[slachtoffer4] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte, terwijl hij het pistool vasthield, heeft gezegd: ‘Geef het geld, anders gaat iemand dood’.
In een proces-verbaal sporenonderzoek staat beschreven dat verdachte, terwijl hij schoot, in het halletje naast de wasmachine gestaan moet hebben, omdat daar de huls werd aangetroffen. Bij het proces-verbaal sporenonderzoek is een plattegrond gevoegd met daarop aangegeven de plek waar verdachte gestaan moet hebben ten tijde van het schot
Nadere overweging met betrekking tot het opzet
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk geprobeerd heeft [slachtoffer1] dodelijk letsel toe te brengen.
Verdachte is immers de woning van de Bulgaren binnengegaan en heeft dreigende woorden geuit. Vervolgens heeft hij zijn vuurwapen tevoorschijn gehaald en het doorgeladen. De Bulgaren werden bang en zijn richting de slaapkamer gevlucht. Toen [slachtoffer1] de slaapkamerdeur achter zich dicht wilde trekken, heeft hij nog naar verdachte gekeken. Verdachte heeft vervolgens gericht geschoten op de slaapkamerdeur, terwijl hij geweten/gezien moet hebben dat [slachtoffer1] zich achter deze deur bevond. De rechtbank merkt hierbij op dat zij uit de plattegrond, behorend bij het proces-verbaal sporenonderzoek, opmaakt dat verdachte van zeer korte afstand op de slaapkamerdeur geschoten heeft. Uit het proces-verbaal sporenonderzoek is op te maken dat [slachtoffer1] in zijn hand of arm, maar ook elders in zijn lichaam geraakt had kunnen worden door het schot van verdachte.
De gedragingen van verdachte moeten naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel bij [slachtoffer1], dat verdachte om die reden reeds geacht moet worden opzettelijk te hebben gehandeld.
Ten aanzien van de anderen was geen sprake van opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm.
Voorbedachten rade
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met voorbedachten rade gehandeld heeft.
Verdachte heeft zelf verklaard dat hij, na een ruzie bij de Bulgaren thuis, het vuurwapen is gaan ophalen in zijn eigen woning. Uit andere verklaringen blijkt dat verdachte daarna het huis van de Bulgaren is binnengegaan en het wapen tevoorschijn heeft gehaald. De verdachte heeft het pistool vervolgens doorgeladen. De Bulgaren zijn toen in paniek gevlucht richting de slaapkamer en verdachte heeft gericht geschoten.
Op meerdere momenten heeft verdachte tijd en gelegenheid gehad zich over zijn handelen te beraden. Verdachte had immers kunnen besluiten het vuurwapen niet mee te nemen naar het huis van de Bulgaren. Op het moment dat verdachte aldaar het wapen tevoorschijn haalde en het doorlaadde had hij zich ook nog kunnen bedenken. Toen de Bulgaren richting de slaapkamer vluchtten, had verdachte ook nog kunnen afzien van het schieten op de slaapkamerdeur. Verdachte heeft dit alles echter nagelaten.
Gelet op het feit dat [slachtoffer1] geen dodelijk letsel heeft opgelopen, is het slechts bij een poging gebleven.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 12 april 2010 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer1] van het leven te beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg in de directe nabijheid van eerder genoemde persoon
een vuurwapen tevoorschijn heeft gehaald en vervolgens dat vuurwapen heeft doorgeladen en vervolgens van zéér korte afstand gericht heeft geschoten op een deur van een slaapkamer, waarachter die [slachtoffer1] zich had verscholen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Feit 2
Op grond van de bewijsmiddelen worden de navolgende feiten, die verder ook niet ter discussie staan, vastgesteld.
Op 12 april 2010 heeft verdachte zich op enig moment in de [adres] te Nijmegen bevonden. Hij heeft aldaar een vuurwapen tevoorschijn gehaald.
Standpunt officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan wettig en overtuigend bewezen worden dat [slachtoffer1], [slachtoffer5], [slachtoffer3] en [slachtoffer4] door verdachte bedreigd zijn met een misdrijf tegen het leven gericht. De officier van justitie wijst hierbij op de verklaringen van genoemde personen. Jegens [slachtoffer2] en [slachtoffer6] kan, gelet op hun eigen verklaringen, de bedreiging door verdachte volgens de officier van justitie niet wettig en overtuigend bewezen worden.
Standpunt verdediging
De raadsman van verdachte sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie.
Beoordeling
[slachtoffer1] heeft bij de politie verklaard dat hij gezien heeft dat de oudste zoon van de huisbaas (verdachte ) binnenkwam en zei: ‘Ik zal jullie nu een lesje leren’. Vervolgens heeft verdachte het pistool vanachter zijn rug tevoorschijn gehaald. Verdachte heeft het pistool gericht op de aanwezigen in de kamer en het wapen doorgeladen. [slachtoffer1] heeft verklaard dat hij hierdoor erg bang geworden was.
[slachtoffer5] heeft verklaard dat verdachte zei: ‘Ik zal jullie een lesje leren’. Verdachte hield het pistool in zijn rechterhand. [slachtoffer5] heeft verklaard dat hij hoorde dat verdachte het pistool aanspande. [slachtoffer5] heeft bij de politie verklaard dat hij, toen hij het pistool zag, dacht dat er wel iemand vermoord kon worden.
[slachtoffer3] heeft bij de politie verklaard dat hij zag dat verdachte, nadat hij binnengekomen was, het pistool vanaf zijn rechterzijde pakte en het doorlaadde. M. ([slachtoffer3]) [slachtoffer2] heeft verklaard dat hij erg bang was toen hij het pistool zag.
[slachtoffer4] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte binnengekomen was en het pistool eerst naar beneden gericht vasthield. Verdachte heeft vervolgens gezegd: ‘Geef het geld, anders gaat iemand dood’. Daarna heeft hij het pistool omhoog gericht. Getuige [slachtoffer4] heeft toen tegen de andere aanwezigen gezegd dat het pistool echt was en dat zij zich moesten verstoppen. Daarna laadde verdachte het pistool door. Getuige [slachtoffer4] heeft bij de politie verklaard dat hij erg schrok van het feit dat verdachte zijn pistool doorlaadde.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer1], [slachtoffer5], [slachtoffer3] en [slachtoffer4] opzettelijk bedreigd heeft met een misdrijf tegen het leven gericht. De bedreiging is van dien aard en onder zodanige omstandigheden gebeurd dat bij deze personen redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte hen daadwerkelijk om het leven zou brengen. Verdachte heeft in hun directe nabijheid een vuurwapen tevoorschijn gehaald, het wapen doorgeladen en op hen gericht nadat hij gezegd heeft: ‘Ik zal jullie een lesje leren’ en/of ‘Geef het geld, anders gaat iemand dood’.
Gelet op de verklaringen van [slachtoffer6] en [slachtoffer2], namelijk dat zij zelf het vuurwapen niet gezien hebben, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat ook bij hen redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte hen iets zou aandoen. Van de tenlastegelegde bedreiging ten aanzien van deze twee personen zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
2.
hij op 12 april 2010 te Nijmegen, [slachtoffer1] en [slachtoffer3] en [slachtoffer4] en [slachtoffer5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door opzettelijk dreigend in de directe nabijheid van eerder genoemde personen een vuurwapen tevoorschijn te halen en
vervolgens dat vuurwapen door te laden en vervolgens dat doorgeladen vuurwapen te richten op die [slachtoffer1] en [slachtoffer3] en [slachtoffer4] en [slachtoffer5];
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Parketnummer 05/701825-10
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zijn:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 2 maart 2011;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 17 mei 2010, p. 45-47;
- het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 17 mei 2010, p. 66-68.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op tijdstippen in de periode van 01 januari 2009 tot en met 14 mei 2010 in Nederland,
een wapen van categorie II, te weten een schiet(bal)pen (kaliber .22), en munitie van categorie III, te weten 39 patronen (kaliber .22), voorhanden heeft gehad;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/701570-10
Ten aanzien van feit 1:
Poging moord.
Ten aanzien van feit 2:
Bedreiging met met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Parketnummer 05/701825-10
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 27 november 2010; en
• een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 29 juni 2010, betreffende verdachte;
• een pro justitia rapportage, opgemaakt door prof. dr. J.J. Baneke, klinisch en forensisch psycholoog, gedateerd 21 juni 2010, betreffende verdachte;
• een pro justitia rapportage, opgemaakt door drs. E.L.G. Heinsman-Carlier, psychiater, gedateerd 11 juni 2010, betreffende verdachte;
• een voorlichtingsrapport van het NIFP, locatie Pieter Baan Centrum, gedateerd 10 december 2010, betreffende verdachte.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie wijst bij haar strafeis op de ernst van de feiten. Ten aanzien van de poging moord wijst de officier van justitie op enkele vergelijkbare zaken. De officier van justitie houdt bij haar strafeis voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Standpunt verdediging
De raadsman van verdachte verzoekt de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, gecombineerd met een voorwaardelijke veroordeling onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering ook als dat inhoudt het ondergaan van een behandeling van zijn alcoholproblematiek. De raadsman van verdachte wijst erop dat de detentie verdachte zwaar valt. Ook wijst de raadsman van verdachte op de moeilijke persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij is onlangs zijn eigen zaak en zijn woning verloren en hij is gescheiden van zijn vrouw. Voorts wijst de raadsman van verdachte op de bescheiden justitiële documentatie van verdachte.
Beoordeling
De rechtbank overweegt het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging moord, een bedreiging en een overtreding van artikel 26 Wet Wapens en Munitie. Dit zijn zeer ernstige feiten.
Verdachte schiet op 12 april bewust op de deur van een slaapkamer waarachter zich een persoon bevindt, met het kennelijke doel deze persoon dodelijk letsel toe te brengen. Verdachte doet dit welbewust. Hij heeft tijd en gelegenheid gehad zich te bedenken, maar schiet vervolgens op een persoon in diens eigen woning. Er had gemakkelijk een dodelijk slachtoffer kunnen vallen.
Het handelen van verdachte moet zeer bedreigend zijn geweest voor de betrokken Bulgaren.
Dergelijke feiten zorgen bovendien voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving in het algemeen.
Vuurwapenbezit dient ook krachtig te worden veroordeeld. Bezit leidt al te gemakkelijk tot gebruik, zoals is gebleken.
Uit het aangehaalde uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld. Het is echter al lang geleden dat verdachte voor dergelijke delicten is veroordeeld en in de tussenliggende periode heeft verdachte nauwelijks documentatie opgebouwd.
De rechtbank kwalificeert het gebeurde als een poging moord gezien de aanloop naar het schieten en de aard en wijze van het schieten zelf, zoals hiervoor omschreven in de bewezenverklaring. Dat maakt dat het in de optiek van de rechtbank geen poging doodslag is, al zit het daar dicht tegenaan. De rechtbank realiseert zich dat het handelen van verdachte voor een deel kan worden verklaard vanuit zijn hevige emoties, die mede het gevolg waren van serieuze problemen in de privésfeer.
De rechtbank houdt hiermee rekening bij het bepalen van de strafmaat.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot oplegging van een lagere straf dan door de officier van justitie geëist.
De rechtbank oordeelt dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven schiet(bal)pen en de 39 bijbehorende patronen, met betrekking tot en met behulp waarvan het onder parketnummer 05/701825-10 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven huls betreft een voorwerp met behulp waarvan feit 1 primair zoals tenlastegelegd onder parketnummer 05/701570-10 is begaan. De rechtbank zal dit voorwerp verbeurd verklaren.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 45, 57, 91,285, 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 26, 55 en 56 van de Wet Wapens en Munitie.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- de schiet(bal)pen;
- de 39 bijbehorende patronen.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven huls.
Aldus gewezen door:
mr. H.P.M. Kester-Bik, rechter, als voorzitter,
mr. L.C.P. Goossens, rechter,
mr. J.M. Hamaker, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.E. Schaap, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 maart 2011.