ECLI:NL:RBARN:2011:BP6993

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
9 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/900645-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en vrijspraak van dwangmiddelen in prostitutiezaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 9 maart 2011, stond de verdachte terecht voor mensenhandel en andere strafbare feiten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging van dwangmiddelen in de prostitutie, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van deze beschuldigingen. De rechtbank erkende echter dat de verdachte zijn vriendin gedurende een periode van vijf jaar had uitgebuit door haar tegen haar wil in de prostitutie te laten werken. De verdachte maakte misbruik van de kwetsbare positie van de aangeefster, die verslaafd was aan drugs en alcohol, en had controle over haar financiën, waaronder haar bankpas en paspoort. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte opzettelijk voordeel had getrokken uit de seksuele uitbuiting van de aangeefster. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijf jaar geëist, maar de rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 55.000,- toegewezen aan de benadeelde partij, die de geleden immateriële schade en het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte betrof. De rechtbank oordeelde dat de behandeling van de overige vorderingen van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/900645-10
Data zittingen : 6 oktober 2010, 22 december 2010, 23 februari 2011
Datum uitspraak : 9 maart 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid, Ir.Molsweg 5
Arnhem.
Raadsman : mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2000 tot en met 31 december 2004, te Nijmegen en/of Eindhoven en/of Haps en/of Nuland en/of Well en/of Mook en/of Tiel en/of Boxtel en/of Oss, in elk geval (telkens) in Nederland,
een ander, te weten [slachtoffer 1],
(lid 1, onder 1°)
door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met (en/of voor) een derde tegen betaling
en/of
onder voornoemde omstandigheden (een) handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor tot het verrichten van die (seksuele) handelingen beschikbaar stelde,
en/of
(lid 1, onder 4°)
opzettelijke voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die [slachtoffer] met (en/of voor) een derde tegen betaling, terwijl hij wist of redelijkewijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich onder de onder 1° genoemde genoemde omstandigheden beschikbaar heeft gesteld tot het plegen van die handelingen
bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte
- die [slachtoffer] mishandelde wanneer zij niet (of minder) als prostituee wilde werken;
- die [slachtoffer] bedreigde met de dood voor het geval dat zij hem, verdachte, zou willen verlaten en/of naar de politie zou gaan om een belastende verklaring tegen hem af te leggen;
- die [slachtoffer] bedreigde met de opmerking dat hij haar clitoris af zou knippen en/of met de opmerking dat hij zou zorgen dat zij haar kind niet meer zou mogen/kunnen zien;
- die [slachtoffer] heeft gedwongen seks met hem, verdachte, te hebben;
en/of bestaande die (ondernomen) handeling(en) hieruit dat verdachte
- die [slachtoffer] beledigd en/of gekleineerd en/of vernederd;
- de werktijden van die [slachtoffer] als prostituee bepaalde;
- controleerde hoeveel klanten die [slachtoffer] had en/of hoeveel geld ze daarmee verdiende;
- het door [slachtoffer] verdiende geld innam en/of beheerde en/of (deels) aangewendde voor zijn eigen gebruik;
- de bankpas en bijbehorende pincode van die [slachtoffer] in beheer had en/of hield;
- het paspoort van die [slachtoffer] in beheer gehad en/of gehouden;
- de tas en/of mobiele telefoon en/of privé-contacten en/of privé-bezigheden van die [slachtoffer] controleerde (teneinde haar privé-leven te kunnen beheersen);
art 250a lid 1 ahf/ond 4° Wetboek van Strafrecht
2.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 20 mei 2010 te Nijmegen en/of Groningen en/of Eindhoven en/of Haps, Well en/of Mook en/of Tiel en/of Boxtel en/of Oss en/of Nuland, in elk geval (telkens) in Nederland,
een ander, te weten, [slachtoffer 1],
(lid 1, onder 1°)
door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden, door fraude, afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer],
en/of
(lid 1, onder 4°)
(telkens) met één of meerdere van de onder 1° van dit artikel genoemde middelen, die [slachtoffer] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten en/of de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten,
en/of
(lid 1, onder 6°)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer],
en/of
(lid 1, onder 9°)
(telkens) met één of meerdere van de onder 1° genoemde middelen die [slachtoffer] heeft bewogen hem, verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met en/of voor een derde,
immers heeft verdachte (één of meermalen)
- die [slachtoffer] mishandeld wanneer zij verdachte aangaf niet, danwel minder, als prostituee te willen werken;
- die [slachtoffer] bedreigd met de dood voor het geval dat zij hem, verdachte, zou willen verlaten en/of naar de politie zou gaan om een belastende verklaring tegen hem af te leggen;
- die [slachtoffer] bedreigd met de opmerking dat hij haar clitoris af zou knippen en/of met de opmerking dat hij zou zorgen dat zij haar kind niet meer zou mogen/kunnen zien;
- die [slachtoffer] heeft gedwongen seks met hem, verdachte, te hebben;
- die [slachtoffer] beledigd en/of gekleineerd en/of vernederd;
- de werktijden van die [slachtoffer] als prostituee bepaald;
- gecontroleerd hoeveel klanten die [slachtoffer] had en hoeveel geld ze daarmee had verdiend;
- het door [slachtoffer] verdiende geld ingenomen en/of beheerd en/of (deels) aangewend voor zijn eigen gebruik;
- de bankpas en bijbehorende pincode van die [slachtoffer] in beheer gehad en/of gehouden;
- het paspoort van die [slachtoffer] in beheer gehad en/of gehouden;
- de tas en/of mobiele telefoon en/of privé-contacten en/of privé-bezigheden van die [slachtoffer] gecontroleerd (teneinde haar privé-leven te kunnen beheersen);
- één of meerdere auto-kentekens en/of schuldeisers van verdachte op naam van die [slachtoffer] gezet;
art 273f lid 1 ahf/sub 9 Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 6 Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 27 mei 2010 te Hernen, gemeente Wijchen, althans in Nederland,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] aldaar) weg te nemen
een pendule, althans enig(e) goed(eren),
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die plaats des misdrijfs te verschaffen en/of daarbij voormeld(e) goed(eren) onder verdachtes bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
immers heeft verdachte en/of zijn mededader zich door het open (keuken)raam (deels) naar binnen begeven en/of gebogen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 26 mei 2010 te Nijmegen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan [adres] aldaar) heeft/hebben weggenomen
een laptop en/of een fotocamera (merk Canon 400d) en/of een lens (merk Canon 18/55) en/of een lens (merk Tamron 70/300) en/of een foto/filmtas (merk Canon) en/of twee, althans één geheugenkaart(en) (merk Sandisk) en/of een geheugenkaart (merk a-data), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader,
waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door de voordeur met een breekvoorwerp (ter hoogte van het slot) open te breken);
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 23 februari 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd: [slachtoffer]. Ter zitting van 23 februari 2011 is de benadeelde vertegenwoordigd door mr. I.M.F. Obers.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 425.352,30 wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Feit 1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tenlastegelegde bewezen met uitzondering van hetgeen onder het derde gedachtestreepje ten laste is gelegd. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat bewezen kan worden dat verdachte misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en de kwetsbare positie van aangeefster waardoor zij zich gedwongen voelde in de prostitutie te werken. Bovendien heeft verdachte aangeefster mishandeld en bedreigd met geweld. Daartoe heeft de officier van justitie gewezen op de verklaringen van aangeefster, de verklaringen van getuigen, de foto’s die gemaakt zijn van aangeefster, de mutaties van de politie en hulpverlening, de medische gegevens van aangeefster, een uitgewerkt telefoongesprek en het zich in het dossier bevindende overzicht van kentekens.
Standpunt raadsman
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat verdachte van het onder 1 tenlastegelegde zal moeten worden vrijgesproken danwel ontslagen zal moeten worden van alle rechtsvervolging. Daartoe heeft hij, kort gezegd, betoogd dat geen sprake is geweest van een uitbuitingssituatie.
Beoordeling
Onder feit 1 is allereerst ten laste gelegd dat verdachte door (bedreiging met) geweld en/of andere feitelijkheden aangeefster heeft gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde. Daartoe worden in de tenlastelegging vier omstandigheden genoemd waaruit die dwangmiddelen zouden bestaan. Onder het eerste gedachtestreepje wordt vermeld dat verdachte aangeefster mishandelde wanneer zij niet (of minder) als prostituee wilde werken. De rechtbank acht dit niet wettig en overtuigend bewezen. Weliswaar heeft aangeefster in één van haar verklaringen verklaard dat zij zich door verdachte gedwongen voelde om te gaan werken in de prostitutie door geweld, vooral later, maar in een latere verklaring verklaart zij dat het niet zo was dat ze geslagen werd als ze niet wilde gaan werken. Dat aangeefster door verdachte mishandeld werd kan uit het dossier wel afgeleid worden, maar in het dossier bevindt zich onvoldoende bewijs dat dit gebeurde omdat zij niet (of minder dan hij, verdachte, wilde) als prostituee wilde werken.
De rechtbank acht evenmin wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder het tweede gedachtestreepje ten laste is gelegd, kort gezegd het bedreigen van aangeefster met de dood. Hiertoe bevindt zich in het dossier alleen de verklaring van aangeefster. Weliswaar heeft getuige [getuige 1] bij de politie ook verklaard over een bedreiging met de dood door verdachte jegens aangeefster, maar bij de rechter-commissaris heeft [getuige 1] verklaard dat aangeefster niet één twee drie bedreigd werd. Ook overigens bevindt zich in het dossier onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van aangeefster.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat ook hetgeen onder het derde gedachtestreepje ten laste is gelegd, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte aangeefster in de tenlastegelegde periode heeft gedwongen seks met hem te hebben. In het dossier bevindt zich echter geen bewijsmiddel om bewezen te kunnen achten dat verdachte door dit te doen, aangeefster gedwongen heeft zich beschikbaar te stellen tot prostitutie. Kort gezegd: er is geen relatie aangetoond tussen de gedwongen seks met verdachte enerzijds en de prostitutieactiviteiten van die [slachtoffer] anderzijds.
Hetgeen hiervoor is overwogen geldt ook in onderling verband en samenhang bezien.
Op zich zijn onderdelen van het geweld (mishandeling en gedwongen seks) als overwogen nog wel bewijsbaar, maar in het verband van het ten laste gelegde moet er enige relatie bestaan met het (in afhankelijkheid, gedwongen of uitgebuit) in de prostitutie werken. Dat is niet komen vast te staan.
Gelet op het voorgaande kan evenmin bewezen worden dat verdachte, zoals tevens tenlastegelegd, onder voornoemde omstandigheden, waarbij gedoeld wordt op de hiervoor genoemde dwangmiddelen, handelingen heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat aangeefster zich daardoor tot prostitutie beschikbaar stelde, danwel dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de door aangeefster verrichte prostitutie terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij zich onder de genoemde dwangmiddelen beschikbaar heeft gesteld tot die prostitutie. Een dergelijk verband tussen de tenlastegelegde dwangmiddelen en het door aangeefster zich beschikbaar stellen tot de prostitutie kan immers, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet bewezen worden.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Feit 2
De feiten.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte en aangeefster [slachtoffer] hebben elkaar in 2000 leren kennen. Aangeefster was toen 19 jaar oud, hetgeen verdachte wist en verdachte was 39 jaar oud. Ze hebben een relatie gekregen. Aangeefster werkte toen al als prostituee en is dat tot half mei 2010 blijven doen.
In de periode van januari 2005 tot en met 20 mei 2010 was aangeefster verslaafd aan drugs en/of alcohol. Verdachte wist dit. Aangeefster heeft in die periode samengewoond met verdachte en heeft toen als prostituee gewerkt in Nijmegen. Verdachte bracht haar naar de tippelzone en weer terug naar huis. Verdachte gebruikte in de tenlastegelegde periode ook drugs. Verdachte leefde van het geld dat aangeefster verdiende in de prostitutie. Daarvan werd ook zijn drugsgebruik bekostigd en van dat geld heeft hij ook gegokt.
Verdachte heeft aangeefster tijdens hun relatie geslagen.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 2 als sub 1 en 6 tenlastegelegde bewezen, met uitzondering van de tenlastegelegde pleegplaatsen Mook, Tiel, Boxtel, Oss en Groningen en met uitzondering van de tenlastegelegde fraude, afpersing, misleiding en de gedwongen seks.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat bewezen kan worden dat verdachte misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en de kwetsbare positie van aangeefster waardoor zij zich gedwongen voelde in de prostitutie te werken. Bovendien heeft verdachte aangeefster mishandeld en bedreigd met geweld. Daartoe heeft de officier van justitie gewezen op de verklaringen van aangeefster, de verklaringen van getuigen, de foto’s die gemaakt zijn van aangeefster, de mutaties van de politie en hulpverlening, de medische gegevens van aangeefster, een uitgewerkt telefoongesprek en het zich in het dossier bevindende overzicht van kentekens.
Standpunt raadsman
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat verdachte van het onder 2 tenlastegelegde zal moeten worden vrijgesproken danwel moeten ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe heeft hij het volgende betoogd.
De verklaringen van [slachtoffer] moeten worden uitgesloten van het bewijs nu deze op essentiële punten strijdig zijn met ander bewijs en inconsistent, onvolledig en onlogisch zijn. Daarnaast vinden haar verklaringen in onvoldoende mate steun in de inhoud van ander bewijs. Er is geen sprake geweest van een uitbuitingssituatie. Voor de tenlastegelegde feitelijke handelingen is onvoldoende bewijs danwel is er geen relatie met de tenlastegelegde uitbuiting. In dat laatste geval zal een ontslag van alle rechtsvervolging moeten volgen.
Beoordeling
De rechtbank oordeelt ten aanzien van de tenlastegelegde feitelijke handelingen als volgt.
De rechtbank acht evenals de officier van justitie en de raadsman niet bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode aangeefster heeft gedwongen seks met hem te hebben.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster mishandelde wanneer zij hem aangaf niet, danwel minder, als prostituee te willen werken. De rechtbank verwijst hiervoor naar hetgeen zij bij feit 1 heeft geoordeeld. Hetzelfde geldt ten aanzien van hetgeen ten laste is gelegd, kort gezegd, als bedreiging met de dood.
De rechtbank acht evenmin wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft bedreigd met de opmerking dat hij haar clitoris af zou knippen nu de verklaring van aangeefster hierover geen ondersteuning vindt in het dossier.
Ook het in de tenlastegelegde periode tenlastegelegde controleren van aangeefsters tas, mobiele telefoon en privé-contacten danwel privé-bezigheden acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen nu zich hiervoor, naast de verklaring van aangeefster, onvoldoende ondersteunend bewijs in het dossier bevindt.
Ten aanzien van de tenlastegelegde feitelijke handelingen die de rechtbank wel bewezen acht oordeelt zij als volgt.
Bedreiging van aangeefster met de opmerking dat hij zou zorgen dat zij haar kind niet meer zou mogen/kunnen zien
Getuige [getuig[getuige 2] heeft hierover het volgende verklaard. [getuige 2] heeft aangeefster voor 2005 leren kennen. [getuige 2] werkte als hulpverlener bij de tippelzone in Nijmegen waar aangeefster zich prostitueerde. [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte aangeefster afhankelijk maakte van hem door onder meer te zeggen dat zij haar kind niet meer mocht zien.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij aangeefster 4 of 5 weken voor zijn verhoor op 20 mei 2010 voor het eerst heeft ontmoet. Hij verklaart dat verdachte aangeefster heel vaak heeft bedreigd met haar kindje. Verdachte zou er wel voor zorgen dat ze haar kind nooit meer zou zien. Deze bedreigingen heeft getuige zelf ook gehoord. Hij heeft zo’n 140 sms berichten op zijn telefoon staan waarop verdachte dreigde.
Gelet op deze bewijsmiddelen acht de rechtbank de genoemde tenlastegelegde feitelijke handeling wettig en overtuigend bewezen.
Belediging, kleinering en/of vernedering van aangeefster
Aangeefster [slachtoffer] heeft hierover het volgende verklaard. Ze kreeg allerlei opmerkingen van verdachte zoals ‘de niets verdienende hoer’, ‘je hebt je familie ziek gemaakt’. Verdachte maakte rotopmerkingen en vernederde haar. Hij beledigde haar ook en zei kwetsende dingen zoals dat zij hem verwaarloosde, dat ze een Suske en Wiske hoofd had en hij zei kwetsende dingen over haar uiterlijk.
In het dossier bevindt zich tevens een mutatie van 5 april 2009. Daarin wordt door de rapporteur gemuteerd dat hij tijdens de CVD-dienst gebeld werd door [getuige 4], werkzaam bij Hera Oosterbeek. [getuige 4] gaf aan dat ze sinds gisteren [slachtoffer] met haar kindje onder hadden gebracht. Die dag zou de vader van [slachtoffer] naar Oosterbeek bellen. Er werd gebeld door iemand die zich uitgaf als de vader van [slachtoffer], maar het bleek [verdachte] te zijn. Hij begon haar te bedreigen e.d..
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat er op een gegeven moment een bed voor [slachtoffer] was geregeld bij de Hera samen met haar dochtertje. Toen [slachtoffer] daar zat zocht [verdachte] contact met.haar. Hij belde naar de receptie als de vader van [slachtoffer]. Hij kreeg [slachtoffer] aan de telefoon en [slachtoffer] was daar erg van overstuur. Op verzoek van De Cirkel heeft de politie enkele vuilniszakken opgehaald bij [verdachte] thuis voor [slachtoffer]. Getuige heeft die zakken geopend waarbij zij zag dat het grootste gedeelte huis, tuin- en keukenafval was, een gedeelte kleding waarbij de kleding van [slachtoffer] gedeeltelijk kapot was gescheurd of gesneden. [verdachte] heeft later toegegeven aan mij telefonisch dat dit niet goed was wat hij had gedaan met de spullen van [slachtoffer].
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [verdachte] verbaal agressief was naar [slachtoffer] toe.
Ter terechtzitting van 23 februari 2011 heeft verdachte verklaard dat hij aangeefster uitgescholden heeft.
Nu de verklaring van aangeefster ondersteund wordt door de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank deze verklaring van aangeefster betrouwbaar en bezigt zij deze, in onderling verband en samenhang met de andere bewijsmiddelen, tot het bewijs van de genoemde tenlastegelegde feitelijke handelingen.
Het bepalen van de werktijden van aangeefster als prostituee
Aangeefster heeft hierover het volgende verklaard. [verdachte] bepaalde mijn werktijden. Als ik op de baan werkzaam was wilde ik, als het bijvoorbeeld koud was, mij binnen warmen. [verdachte] zei dan: ‘He, er zijn nog klanten’ en moest ik gewoon doorwerken. Ik moest tot op het laatst, net zolang er klanten waren, op de baan blijven.
In een proces-verbaal wordt door de politie gerelateerd dat zij op 9 april 2006 een prostitutiecontrole hielden op de tippelzone in Nijmegen. Daar verklaarde [slachtoffer] dat [verdachte] bepaalde of zij moest werken op de baan. Hij bepaalde hoe lang ze moest werken en wanneer ze ’s avonds mag stoppen.
Getuige [getuige 5] heeft ter terechtzitting van 23 februari 2011 als getuige het volgende verklaard. [slachtoffer] werkte samen met haar op de baan in Nijmegen. Op de baan ging verdachte kijken of [slachtoffer] wel haar best deed om klanten te krijgen en iedere auto wel aanhield. [slachtoffer] was bang voor verdachte en hij had veel overwicht op haar. Toen [slachtoffer] en verdachte samen drugs gingen gebruiken werd het meer een dwang erachter en een moeten. Verdachte werd dwingend en forcerend naar [slachtoffer] toe. [slachtoffer] wilde hem altijd plezieren en zorgen dat hij het fijn had. Ze voelde zich nooit goed genoeg. Dan nog was verdachte ontevreden terwijl [slachtoffer] veel deed om hem op zijn gemak te stellen, maar dat is gewoon heel moeilijk bij verdachte. De drugs maakten verdachte agressief en dwingend. Tegenover de politie heeft getuige nog verklaard dat aangeefster moest werken als prostituee op de baan om te voorzien in hun drugsverslaving.
Getuige [getuige 6] heeft op 24 augustus 2010 het volgende verklaard. Zijn vrouw is eigenaar van het escortbemiddelingsbedrijf ‘Nightlife’ in Nijmegen. Ongeveer 4 jaar geleden meldde zich via de telefoon een man die zijn vriendin aanbood om voor het bureau als escortdame te gaan werken. Getuige en zijn vrouw hebben met de man de werkzaamheden als escortdame voor het bedrijf besproken. De vrouw [slachtoffer] is vervolgens daar gaan werken. De vriend voerde altijd het woord. Getuige verklaart ook dat het een aantal malen voor is gekomen dat wanneer zijn vrouw [slachtoffer] belde om naar een klant te gaan, [slachtoffer] haar vertelde dat zij ziek op bed lag en niet kon gaan. De vrouw van getuige ging hier mee akkoord en na een paar minuten belde de vriend van [slachtoffer] en zei dat [slachtoffer] wel naar de klant kon gaan.
Bij de rechter-commissaris heeft getuige [getuige 7] op 11 februari 2011 verklaard dat verdachte al een jaar of vijf zijn buurman is. Voorts heeft de getuige verklaard dat verdachte wel eens trots vertelde dat hij [slachtoffer] naar de baan bracht en zij dan niet eerder mocht bellen dan als zij een honderdje of 4 had verdiend.
Nu de verklaring van aangeefster ondersteund wordt door de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank deze verklaring van aangeefster betrouwbaar en bezigt zij deze, in onderling verband en samenhang met de andere bewijsmiddelen, tot het bewijs van de genoemde tenlastegelegde feitelijke handeling.
Het controleren hoeveel klanten aangeefster had en hoeveel geld ze daarmee had verdiend
Aangeefster heeft hierover het volgende verklaard. [verdachte] hield alles heel scherp in de gaten op de baan. Hij wist hoeveel ik verdiend had, hij hield namelijk het aantal klanten bij. Ik mocht niet te lang bij één klant blijven, want in dezelfde tijd kon ik er meer hebben en zo meer geld verdienen.
Getuige [getuige 8] heeft verklaard in juni 2010 dat zij aangeefster al heel lang kent. Getuige werkt als toezichthouder en heeft veel contact met de prostituees die op de Nieuwe Markstraat te Nijmegen werken. Getuige heeft verklaard dat de prostituees haar vertelden dat [verdachte] daar stond te posten en controleerde wanneer [slachtoffer] met een klant de loods in reed. Ook seinde hij de koplampen van zijn auto als [slachtoffer] te lang zonder klanten op de baan stond.
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat op de baan [verdachte] vaak stond te kijken of aangeefster wel klanten oppikte en anders zei hij er wel wat van. Dan zei hij waar ze moest gaan staan en zo.
Getuige [getuige 6] heeft op 24 augustus 2010 het volgende verklaard. Zijn vrouw is eigenaar van het escortbemiddelingsbedrijf ‘Nightlife’ in Nijmegen. Ongeveer 4 jaar geleden meldde zich via de telefoon een man die zijn vriendin, [slachtoffer], aanbood om voor het bureau als escortdame te gaan werken. Getuige en zijn vrouw hebben met de man de werkzaamheden als escortdame voor het bedrijf besproken. Ook hebben zij het financiële gedeelte met de man besproken zoals het bedrag wat zijn vriendin zou ontvangen bij een escort.
Bij de rechter-commissaris heeft getuige [getuige 7] op 11 februari 2011 verklaard dat verdachte al een jaar of vijf zijn buurman is. Voorts heeft de getuige verklaard dat verdachte wel eens trots vertelde dat hij [slachtoffer] naar de baan bracht en zij dan niet eerder mocht bellen dan als zij een honderdje of 4 had verdiend.
Getuige B. [getuige 1] heeft op 6 januari 2011 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij al bijna 3 jaar op de baan werkt. Als [slachtoffer] op de baan was, was [verdachte] er ook altijd. Hij hield haar in de gaten of zij een klant had. Als ze een klant had gehad moest ze haar geld afgeven.
Nu de verklaring van aangeefster ondersteund wordt door de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank deze verklaring van aangeefster betrouwbaar en bezigt zij deze, in onderling verband en samenhang met de andere bewijsmiddelen, tot het bewijs van de genoemde tenlastegelegde feitelijke handelingen.
Het innemen, beheren en/of (deels) aanwenden van het door aangeefster verdiende geld voor eigen gebruik
Aangeefster heeft hierover het volgende verklaard. Ik had geen zicht meer op mijn geld omdat ik het na elke klant aan [verdachte] moest afdragen. [verdachte] gebruikte cocaïne. Als ik op de tippelzone was en ik had € 300,- verdiend dan kreeg ik voor € 100,- aan drugs en hij nam € 200,-. [verdachte] betaalde zijn drugsgebruik met het geld wat ik verdiende als prostituee. [verdachte] leefde van mijn geld. Dus als ik zou stoppen had hij geen geld.
Getuige B. [getuige 1] heeft op 6 januari 2011 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij al bijna 3 jaar op de baan werkt. Als [slachtoffer] op de baan was, was [verdachte] er ook altijd. Hij hield haar in de gaten of zij een klant had. Als ze een klant had gehad moest ze haar geld afgeven. Getuige zag vaak bewegingen van [slachtoffer] dat ze dat niet wilde maar [verdachte] bleef dan fysiek aandringen. Getuige heeft wel eens met [slachtoffer] gepraat. Het ging er vaak over dat ze haar kind terug wilde en dat ze daarvoor uit de prostitutie moest stappen en moest stoppen met de drugs, maar [verdachte] had er geen zin in omdat hij dan zijn inkomsten kwijt was. Dat gaf ‘trubbels’.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij twee keer geld betaald heeft om tijd met [slachtoffer] door te brengen en dat hij dit geld aan [verdachte] moest geven. Hij heeft ook een paar keer gezien dat [slachtoffer] op de baan haar geld aan [verdachte] gaf.
Getuige [getuige 5] heeft ter terechtzitting van 23 februari 2011 verklaard dat aangeefster het geld dat zij verdiend had op de baan elke keer aan verdachte gaf, na iedere klant. Dan ging verdachte er coke van kopen, voor hen samen.
Getuige [getuige 9] heeft het volgende verklaard. Zij heeft samen met [slachtoffer] als prostituee gewerkt op de tippelzone Nijmegen. De klant moest bij [verdachte] afrekenen als [slachtoffer] thuis klanten ontving. Op de tippelzone gaf [slachtoffer] haar verdiende geld aan [verdachte]. [verdachte] hield [slachtoffer] in de gaten. [verdachte] ging van dat geld dan drugs kopen.
Nu de verklaring van aangeefster ondersteund wordt door de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank deze verklaring van aangeefster betrouwbaar en bezigt zij deze, in onderling verband en samenhang met de andere bewijsmiddelen, tot het bewijs van de genoemde tenlastegelegde feitelijke handelingen.
Het in beheer hebben en/of houden van de bankpas en bijbehorende pincode van aangeefster
Aangeefster heeft verklaard dat [verdachte] haar bankpasjes had. Zij wist haar eigen pincode niet eens. Ze moest haar pincode afhalen bij de bank, hij scheurde het open en las haar pincode. [verdachte] had het beheer over haar bankpas sinds 2005.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 23 februari 2011 verklaard nadat hem deze verklaring van aangeefster is voorgehouden dat hij heel vaak tegen [slachtoffer] zei: ‘hier heb je het pasje’, maar dat zij dan zei dat ze niet kon pinnen en hij het geld kon halen. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij de bankzaken deed omdat [slachtoffer] zei dat ze niet wist hoe zij moest pinnen.
Nu de verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de verklaring van verdachte acht de rechtbank deze verklaring van aangeefster betrouwbaar en bezigt zij deze, in onderling verband en samenhang met de genoemde verklaringen van verdachte, tot het bewijs van de genoemde tenlastegelegde feitelijkheden.
Het in beheer hebben en/of houden van het paspoort van aangeefster
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar paspoort in bezit had.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat [verdachte] het paspoort van [slachtoffer] in zijn bezit had. Daarom heeft getuige [verdachte] geld moeten betalen om haar paspoort terug te krijgen. Nadat getuige dit had gedaan kreeg [slachtoffer] haar paspoort terug.
Getuige [getuige 10] heeft op 7 juli 2010 verklaard dat [verdachte] rond een jaar of 6 geleden zijn buurman is geworden aan de [adres] te Nijmegen. [verdachte] ging daar met [slachtoffer] wonen. Een kameraad van getuige had drugs voor [verdachte] geregeld, maar betalen deed [verdachte] niet. Als onderpand had de kameraad het paspoort van [verdachte] en de ID-kaart van [slachtoffer]. Toen de kameraad van getuige op de baan was, hoorde getuige dat [verdachte] tegen hen zei dat ze later maar naar zijn huis moesten komen. [slachtoffer] zou daar nog een klant krijgen waarvoor ze geld kreeg en dat geld zou dan naar de kameraad gaan. Getuige heeft die avond gezien dat [verdachte] geld aan zijn kameraad gaf en deze vervolgens het paspoort van [verdachte] aan [verdachte] teruggaf. De ID-kaart van [slachtoffer] is op een gegeven moment ook teruggegeven.
Nu de verklaring van aangeefster ondersteund wordt door de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank deze verklaring van aangeefster betrouwbaar en bezigt zij deze, in onderling verband en samenhang met de andere bewijsmiddelen, tot het bewijs van de genoemde tenlastegelegde feitelijke handeling.
Het op naam van aangeefster zetten van één of meerdere auto-kentekens en/of schuldeisers van verdachte
Aangeefster heeft verklaard dat er jongens bij haar en [getuige 2] aan de deur komen die geld willen hebben. Zij schijnt daar schulden bij te hebben volgens [verdachte]. [verdachte] had die jongens gezegd dat de schulden die hij had voor drugs bij mij te halen waren. Dus dat zij het geld had voor de schulden van [verdachte].
In het dossier bevindt zich een mutatie opgemaakt op 31 mei 2006. De betreffende verbalisant relateert dat hij tijdens prostitutiecontrole heeft gesproken met [slachtoffer]. Ze was zwanger en stond te werken. Ze zei dat ze niet anders kon omdat ze zoveel boetes moest betalen. Deze boetes waren veroorzaakt door haar vriend [verdachte] met de auto. Omdat de auto waarmee de boetes zijn veroorzaakt op haar naam staat is zij genoodzaakt deze te betalen.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat [verdachte] dreigde dat hij nog meer schuldeisers naar hen zou sturen. [verdachte] had het paspoort van [slachtoffer] nodig vanwege schuldeisers. Getuige heeft bij elkaar zo’n € 2500,- á € 2600,- aan [verdachte] betaald voor schuldeisers en ook aan schuldeisers die bij getuige aan de deur kwamen. Die stuurde [verdachte] naar zijn huis. [verdachte] liet hen een paar dagen met rust en dan kwam [verdachte] weer met schuldeisers.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat aangeefster haar vertelde dat er allerlei auto’s/kentekens op naam van [slachtoffer] stonden. Deze waren door [verdachte] op haar naam gezet. [slachtoffer] vertelde ook dat er meerdere boetes op haar naam binnenkwamen die ze moest betalen.
Verdachte heeft verklaard dat hij rijdt in een Kia Sephia, dat de auto van hem is en op naam van [slachtoffer] staat. Deze auto heeft als kenteken [nummer]. In het dossier bevindt zich een faxbericht van het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit waarin is opgenomen dat [slachtoffer 1] vanaf 1 januari 2010 het kenteken met [nummer] op naam heeft.
Nu de verklaring van aangeefster ondersteund wordt door de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank deze verklaring van aangeefster betrouwbaar en bezigt zij deze, in onderling verband en samenhang met de andere bewijsmiddelen, tot het bewijs van de genoemde tenlastegelegde feitelijke handelingen.
Dwangmiddelen
Ten aanzien van de in de tenlastelegging onder lid 1 onder 1 genoemde dwangmiddelen overweegt de rechtbank het volgende.
Aangeefster heeft verklaard dat als zij aangaf dat zij geen zin had om te werken verdachte chagrijnig werd. Ze deed het dan toch om hem tevreden te houden. Voor de sfeer. Als ze het niet deed werd hij steeds chagrijniger en was de sfeer niet te harden. Ze kreeg dan allerlei opmerkingen en hij vernederde haar. Ze wilde ruzie voorkomen. Hij oefende druk op haar uit om te gaan tippelen door beledigingen die hij uitte. Zij voelde zich daardoor vernederd. [verdachte] was leidend in hun relatie. Er gebeurde wat hij zei dat er moest gebeuren. Zij deed alles. Ze zorgde voor de inkomsten en probeerde de sfeer goed te houden.
Getuige [getuige 5] heeft ter terechtzitting van 23 februari 2011 verklaard dat ze het idee had dat [slachtoffer] moest werken van verdachte. [slachtoffer] was bang voor verdachte en hij had veel overwicht en was dwingend en forcerend naar [slachtoffer] toe. [slachtoffer] was altijd bezig te zorgen dat verdachte het fijn had en voelde zich nooit goed genoeg. Verdachte was dan altijd nog ontevreden terwijl [slachtoffer] heel veel deed om hem op zijn gemak te stellen, maar dat is gewoon heel moeilijk bij verdachte. Getuige heeft verklaard dat zij het niet terecht vond hoe verdachte met [slachtoffer] omging maar omdat [slachtoffer] zo labiel was liet zij dat toe.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte gebruik maakte van het onveiligheidsgevoel van [slachtoffer]. [slachtoffer] heeft niet het vertrouwen in zichzelf om op eigen benen te staan. Ergens heeft ze dat wel maar in de relatie is [slachtoffer] afhankelijk van [verdachte] geworden en gemaakt en [verdachte] heeft daar dankbaar misbruik van gemaakt. [verdachte] maakte [slachtoffer] afhankelijk van hem door te zeggen dat hij haar uit huis zou zetten, [slachtoffer] haar kind niet meer mocht zien en door haar te verlaten.
Conclusie
Gelet op deze verklaringen en de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht dat hij op aangeefster had en misbruik heeft gemaakt van haar kwetsbare positie. Aangeefster was 19 en verdachte 39 jaar oud toen zij een relatie kregen. Aangeefster werkte toen al als prostituee. Aangeefster was verslaafd aan drugs en/of alcohol. Verdachte wist van deze omstandigheden. In hun relatie was sprake van huiselijk geweld. Ook bedreigde verdachte haar door te zeggen dat zij haar kind niet meer zou mogen zien en vernederde hij haar. Verdachte beheerde haar bankpas, pincode en paspoort en controleerde hoeveel klanten aangeefster had en hoeveel ze daarmee verdiende.
Uit het dossier komt tevens naar voren dat aangeefster, ook wanneer zij niet onder de invloedssfeer van verdachte verkeerde, in de prostitutie werkte om haar drugsgebruik te kunnen bekostigen. Zij heeft echter wel, als gevolg van de afhankelijke positie waarin zij verkeerde, van verdachte méér moeten werken dan zij wilde. Aldus verkeerde aangeefster in een situatie die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Zij had niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid een bewuste keuze te maken ten aanzien van het bepalen van haar werktijden.
Verdachte heeft het door aangeefster verdiende geld ingenomen en heeft dat deels aangewend voor eigen gebruik. Hij leefde van haar geld en bekostigde hier ook zijn eigen drugsgebruik van.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misbruik van de kwetsbare positie van aangeefster haar heeft vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van haar en heeft, door te handelen zoals hiervoor omschreven, opzettelijk voordeel getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van aangeefster.
Gelet hierop verwerpt de rechtbank de verweren van de raadsman.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
2.
hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 20 mei 2010 te Nijmegen,
een ander, te weten, [slachtoffer 1],
(lid 1, onder 1°)
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen
met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer],
en
(lid 1, onder 6°)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting
van die [slachtoffer],
immers heeft verdachte (één of meermalen)
- die [slachtoffer] bedreigd met de opmerking dat hij zou zorgen dat zij haar kind niet meer zou mogen/kunnen zien;
- die [slachtoffer] beledigd en/of gekleineerd en/of vernederd;
- de werktijden van die [slachtoffer] als prostituee bepaald;
- gecontroleerd hoeveel klanten die [slachtoffer] had en hoeveel geld ze daarmee had verdiend;
- het door [slachtoffer] verdiende geld ingenomen en/of beheerd en (deels) aangewend voor zijn eigen gebruik;
- de bankpas en bijbehorende pincode van die [slachtoffer] in beheer gehad en/of gehouden;
- het paspoort van die [slachtoffer] in beheer gehad en/of gehouden;
- één auto-kenteken en schuldeisers van verdachte op naam van die [slachtoffer] gezet;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zijn:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2011;
- proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 393, 394;
- proces-verbaal van aangifte, verklaring [slachtoffer 2], p. 400, 401;
- proces-verbaal van verhoor, verklaring getuige [getuige 11], p. 415, 416.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsman, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
3.
hij op 27 mei 2010 te Hernen, gemeente Wijchen,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan de [adres] aldaar) weg te nemen
een pendule,
toebehorende aan [slachtoffer 2],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Feit 4
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit, samen met een ander, heeft gepleegd op grond van de aangifte, de verklaring van getuige [getuige 12], het onderzoek van de technische recherche en het werktuigsporenonderzoek op het aangetroffen breekijzer in de auto van verdachte. De officier van justitie heeft daarbij gelet op het korte tijdsbestek tussen hetgeen de getuige heeft gezien en het moment van de inbraak en het feit dat er geen andere meldingen van inbraken zijn geweest op en rond die dag.
Standpunt raadsman
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat verdachte van dit feit vrijgesproken dient te worden. Daartoe heeft hij het volgende betoogd. De verklaring van getuige [getuige 12] is niet relevant voor het feit nu de bevindingen van de getuige dateren van 4 dagen voor 26 mei 2010 en een andere woning betreffen in een ander blok. De conclusie van het vergelijkend werktuigsporenonderzoek is dat het blauwe breekijzer waarschijnlijk is gebruikt bij de inbraak in de woning. Deze conclusie geeft volgens de bijlage aan dat ‘de onderzoeker de kans dat een ander werktuig het spoor heeft veroorzaakt (in afnemende mate) als gering beschouwt. Een alternatieve lezing van verdachte die niet in strijd is met de bewijsmiddelen kan niet worden uitgesloten. Derhalve is er onvoldoende bewijs dat de inbraak met behulp van het in de auto met kenteken [nummer] aangetroffen breekijzer heeft plaatsgevonden. Daar komt bij dat het breekijzer is aangetroffen in een auto die niet op naam van verdachte staat en waarvan ook anderen dan verdachte gebruik maakten. Uit het dossier kan niet blijken dat verdachte op 26 mei 2010 in de auto heeft gereden.
Beoordeling
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit, al dan niet in samenwerking met een ander, heeft gepleegd. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Er is aangifte gedaan van een inbraak gepleegd op 26 mei 2010 aan de [adres] te Nijmegen. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van sporenonderzoek waarbij vermeld wordt dat de dader de voordeur opengebroken heeft met een breekvoorwerp, vermoedelijk een breekijzer. Tevens wordt vermeld dat op de sluitplaat van het slot van de voordeur een blauwkleurig lakspoor werd aangetroffen, vermoedelijk afkomstig van het breekijzer en gezet bij het openbreken van de deur. Op de tochtstrip op de kozijnstijl werd een krasspoor aangetroffen. Op 28 mei 2010 is in de auto van verdachte, kenteken [nummer], een blauw breekijzer aangetroffen. Door de Forensische Opsporing is met dit breekijzer en het aangetroffen spoor een vergelijkend werktuigsporenonderzoek ingesteld. Geconcludeerd wordt dat de afgevormde werktuigsporen van de tochtstrip waarschijnlijk zijn veroorzaakt met het breekijzer uit de auto van verdachte. In de daarin opgenomen bijlage staat dat de conclusies dat een werktuigspoor zeer waarschijnlijk, waarschijnlijk of mogelijk is veroorzaakt met een werktuig aangeven dat de onderzoeker de kans dat een ander werktuig het spoor heeft veroorzaakt in afnemende mate als gering beschouwt.
Getuige [getuige 12] heeft verklaard dat hij op 22 mei 2010 uit de tuin van zijn buren aan de [adres] een man aan zag komen lopen die met een auto met kenteken [nummer] wegreed. In de auto zat een tweede persoon.
Gelet op de conclusie van het werktuigsporenonderzoek dat het spoor waarschijnlijk afkomstig is van het breekijzer uit de auto van verdachte en getuige [getuige 12] 4 dagen voor de inbraak iemand heeft gezien bij een ander adres dan waar de inbraak is gepleegd en verdachte het feit ontkent, acht de rechtbank niet buiten redelijke twijfel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de inbraak, al dan niet samen met een ander, heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte derhalve van dit feit vrijspreken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
mensenhandel
Ten aanzien van feit 3:
Poging diefstal
Gelet op hetgeen de rechtbank bij de bewezenverklaring heeft geoordeeld, wordt het door de raadsman gedane beroep op ontslag van alle rechtsvervolging verworpen.
De feiten zijn derhalve strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten met name ook niet uit de hierna te noemen deskundigenrapportage.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 3 februari 2011;
• een beknopt reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 1 juli 2010, betreffende verdachte;
• een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 16 september 2010, betreffende verdachte en
• een pro justitia rapportage, opgemaakt door prof. dr. J.J. Baneke, klinisch & forensisch psycholoog, gedateerd 8 december 2010, betreffende verdachte.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen acht, namelijk het gedurende een periode van 10 jaar door verdachte uitbuiten van zijn vriendin door haar tegen haar zin in de prostitutie te laten werken en haar verdiende geld af te pakken en op te maken, een gevangenisstraf van 5 jaren geëist. Daarbij heeft de officier van justitie het volgende aangegeven. Seksuele uitbuiting is een ernstige vorm van criminaliteit en vormt een hoogst ernstige inbreuk op de persoonlijke vrijheid en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft zijn eigen financieel gewin op de voorgrond gesteld. Uit zijn handelen blijkt een volstrekte minachting en volledig gebrek aan respect voor de medemens.
De officier van justitie heeft voorts rekening gehouden met de gevolgen die het feit voor het slachtoffer heeft gehad en nog in de toekomst zal hebben.
De officier van justitie heeft de richtlijn voor strafvordering in de seksuele uitbuiting van het openbaar ministerie als uitgangspunt genomen. Gelet op het aantal jaren dat het binnen de relatie afspeelde en de mate van geweld en rekening houdend met de persoonlijkheidsstoornis van verdachte, zijn documentatie op het gebied van diefstallen en met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, acht de officier van justitie de door haar geëiste straf passend.
Standpunt raadsman
De raadsman heeft verzocht verdachte een lagere of andere straf op te leggen dan geëist. Door het opleggen van de geëiste straf wordt het belang van een consistente straftoemeting schade aangedaan. Zo de rechtbank toch de eis mocht volgen, heeft de raadsman betoogd een groot deel daarvan voorwaardelijk op te leggen omdat zo een stok achter de deur gecreëerd wordt met betrekking tot de goede plannen voor een behandeling die verdachte heeft.
Beoordeling
De rechtbank acht, in tegenstelling tot de periode die de officier van justitie bewezen acht, bewezen dat verdachte gedurende een periode van 5 jaren zijn vriendin heeft uitgebuit.
Aangeefster was 19 jaar en verdachte 39 jaar oud toen zij een relatie kregen. Aangeefster werkte toen al in de prostitutie. Aangeefster was verslaafd aan drugs en/of alcohol. Verdachte beheerde haar bankpas en paspoort. Binnen de relatie was sprake van huiselijk geweld waarbij ook aangeefster zich niet onbetuigd liet.
Uit het dossier kan niet afgeleid worden dat aangeefster enkel en alleen in de prostitutie werkte als gevolg van het misbruik dat verdachte maakte van haar afhankelijke positie. Veeleer blijkt daar uit dat aangeefster voornamelijk in de prostitutie werkte om haar eigen drugsgebruik te kunnen bekostigen. Zelfs toen zij in Groningen in een Blijf van mijn Lijf-huis zat, heeft zij drugs gebruikt en ook daar nog gewerkt in de prostitutie.
Het is verdachte wel aan te rekenen dat hij, door misbruik te maken van de kwetsbare positie van aangeefster en het overwicht dat hij op haar had, haar méér in de prostitutie heeft laten werken dan zij wilde. Op die manier bepaalde hij haar werktijden. Verdachte nam het geld dat aangeefster verdiende in en leefde daarvan. Ook bekostigde hij daarvan zijn eigen drugsgebruik Hij maakte daarnaast schulden op haar naam. Door aldus te handelen heeft verdachte op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de vrijheid van aangeefster om haar eigen werktijden te bepalen en heeft hij haar uitgebuit en daarmee zijn eigen financieel gewin vooropgesteld.
Uitbuiting waarbij de lichamelijke integriteit in het geding is behoort tot de meest ernstige vormen van uitbuiting.
Voorts heeft verdachte geprobeerd diefstal te plegen. Uit het aangehaalde uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van diefstallen is veroordeeld.
Naast hetgeen hiervoor is overwogen heeft de rechtbank tevens rekening gehouden met de psychologische rapportage die omtrent verdachte is uitgebracht en waarin wordt geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en persoonlijkheidsstoornis.
Alles in aanmerking nemend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren passend en geboden. De rechtbank acht het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf niet aangewezen nu reclasseringscontact en behandeling ook kunnen geschieden in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting aangegeven al stappen in die richting te hebben ondernomen.
6a. De beoordeling van de civiele vorde¬ring, alsmede de gevor¬derde op¬legging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een bedrag van € 590.211,12.
Ten aanzien van immateriële schade wordt een voorschot gevraagd van € 100.000,-.
Bij het bepalen van het bedrag dat de rechtbank in ieder geval toewijsbaar acht, heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat de rechtbank een periode van 5 jaar bewezen heeft geacht waarin verdachte misbruik heeft gemaakt van de afhankelijke positie waarin aangeefster verkeerde. De rechtbank heeft ook aangegeven dat uit het dossier niet is af te leiden dat aangeefster in de prostitutie werkte enkel en alleen als gevolg van het misbruik dat verdachte maakte van haar afhankelijke positie, maar dit vooral deed om haar eigen drugsgebruik te kunnen bekostigen. Wel heeft zij, door het misbruik dat verdachte maakte van haar situatie, méér moeten werken dan zij wilde.
De rechtbank acht derhalve voldoende bewezen dat [slachtoffer] door hetgeen haar is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat zij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade juist is. Zij is echter van oordeel dat in ieder geval een bedrag van € 5.000,- aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag in ieder geval zal toewijzen aan het slachtoffer. Voor zover de vordering strekt tot vergoeding van een hoger bedrag wegens immateriële schade levert de behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Tevens wordt door de benadeelde partij een bedrag gevraagd van € 398.825,- bestaande uit inkomsten uit prostitutie die zij aan verdachte af heeft moeten staan. Daarbij wordt verwezen naar het rapport inzake wederrechtelijk verkregen voordeel. Daarin wordt ten aanzien van de bewezenverklaarde periode ervan uitgegaan dat benadeelde al haar inkomsten af moest staan aan verdachte.
Wat er van deze voor een civiele vordering veel te simplistische onderbouwing, uit het dossier is gebleken is dat benadeelde veel van haar inkomsten besteedde aan haar eigen drugsgebruik. Bovendien is in het rapport geen rekening gehouden met kosten voor haar levensonderhoud. Wel is uit het dossier gebleken dat verdachte leefde van de inkomsten van benadeelde uit de prostitutie waarvan hij ook zijn eigen drugsgebruik bekostigde. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen hoe groot dit bedrag is geweest. De rechtbank is echter van oordeel dat, gelet op de bewezenverklaarde periode, verdachte [slachtoffer] in ieder geval voor een bedrag van € 50.000,- heeft benadeeld zodat de rechtbank dit bedrag zal toewijzen.
Voor het overige deel van de vordering geldt dat behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert omdat dit deel van de vordering onvol¬doende met stukken is onderbouwd, niet nader te begroten is danwel het causaal verband tussen het bewezenverklaarde en de schade ontbreekt zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De toegewezen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente met ingang vanaf de datum van indiening van de vordering, te weten 15 februari 2011.
De rechtbank legt geen schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op. Gelet op de leeftijd van verdachte en zijn gezondheidstoestand is de rechtbank van oordeel dat een dergelijke maatregel voorzienbaar zal leiden tot een verlenging van de vrijheidsbeneming van verdachte, hetgeen de rechtbank niet wenselijk acht.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 45, 57, 63, 273a (oud), 273f en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 4 tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3 van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (feit 2).
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer] te betalen € 55.000,- (zegge vijfenvijftigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 15 februari 2011.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. H.P.M. Kester-Bik, rechter, als voorzitter,
mr. L.C.P. Goossens, rechter,
mr. H.C. Leemreize, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 maart 2011.