zaaknummer / rolnummer: 204327 / HA ZA 10-1591
de vereniging
NIJKERKSE ONDERNEMERS VERENIGING,
gevestigd te Nijkerk,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. T.E. Kuijpers te Amersfoort,
[ged.conv./eis.reconv.],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. D. van Loon te Soest.
Partijen zullen hierna NOV en [ged.conv./eis.reconv.] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 oktober 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 2 februari 2011
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de akte van NOV.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [ged.conv./eis.reconv.] is in 2005 lid van het bestuur en penningmeester van NOV geworden.
2.2. Bij een brief die in het najaar van 2008 aan [ged.conv./eis.reconv.] wordt overhandigd, schorst het bestuur van NOV hem als bestuurslid/penningmeester. Als reden noemt het bestuur de vertrouwensbreuk die is ontstaan door de weigering van [ged.conv./eis.reconv.] het bestuur inzage te geven in de financiële gegevens van NOV nadat het bestuur onregelmatigheden had geconstateerd in de jaarrekening 2007 en de begroting 2008 van NOV.
2.3. Bij mail van 10 november 2008 laat [betrokkene1] namens het bestuur [ged.conv./eis.reconv.] weten dat NOV ‘per direct het uitstaande saldo aan beleggingen’ wenst te ontvangen. [ged.conv./eis.reconv.] betaalt in de periode november 2008-januari 2009, € 27.000,00 aan NOV. In september en oktober 2009 vraagt het bestuur nadere informatie van [ged.conv./eis.reconv.].
3. Het geschil
in conventie
3.1. NOV stelt dat [ged.conv./eis.reconv.] is tekortgeschoten in de uitoefening van zijn taak als penningmeester. De hierdoor geleden schade is door de huidige penningmeester berekend op een bedrag van ruim € 46.000,00 dat in 2008 is afgeboekt aan onverklaarbare debetposten. Hiermee verrekent NOV de van [ged.conv./eis.reconv.] ontvangen € 27.000,00. Zij acht de door hem afgelegde verantwoording onvoldoende.
3.2. NOV vordert op deze gronden, samengevat:
- een verklaring voor recht dat [ged.conv./eis.reconv.] toerekenbaar is tekortgeschoten in de uitoefening van zijn taak als penningmeester,
- veroordeling van [ged.conv./eis.reconv.] tot betaling van het bedrag van het resterende kastekort, € 19.000,00,
- veroordeling van [ged.conv./eis.reconv.] tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.075,76,
- een en ander vermeerderd met rente en kosten, waaronder beslagkosten en nakosten.
3.3. [ged.conv./eis.reconv.] voert verweer. Op de stellingen van partijen zal de rechtbank hierna, voor zover van belang, nader ingaan.
in reconventie
3.4. [ged.conv./eis.reconv.] vordert samengevat veroordeling van NOV tot betaling van € 9.650,00, vermeerderd met rente en kosten. Hij stelt dat hij kosten heeft moeten maken en omzet heeft verloren in verband met ten onrechte door NOV ten laste van hem gelegde beslagen onder SNS-Bank en Rabobank.
3.5. NOV voert verweer. Op de stellingen van partijen zal de rechtbank hierna, voor zover van belang, nader ingaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. [ged.conv./eis.reconv.] voert in de eerste plaats als verweer aan dat hij een goedkeurende verklaring van de kas-controlecommissie heeft gekregen op 14 april 2008 en décharge in de ledenvergadering van 14 april 2008.
4.2. NOV legt aan haar stellingen juist ten grondslag dat zij op die datum niet over de informatie beschikte waarover zij thans beschikt. Die informatie verkreeg zij pas toen de opvolgend penningmeester Van de Bunt een onderzoek had ingesteld. Daarop heeft zij de hierboven onder 2.2 e.v. bedoelde actie ondernomen. Dit betekent dat de vordering is gebaseerd op het bestaan van na de goedkeuring en décharge gebleken feiten, waarvoor de goedkeuring noch de décharge kan zijn verleend. De rechtbank verwerpt dan ook het onder 4.1 bedoelde verweer.
4.3. Vervolgens betoogt [ged.conv./eis.reconv.] dat hij als penningmeester heeft besloten om ten behoeve van NOV te beleggen via zijn privébeleggingsrekening bij SNS-Bank, die gemiddeld 8% per jaar opbracht, meer dan de opbrengst van een deposito-/spaarrekening die NOV hield bij Rabobank. Tegenover het geld dat hij op deze wijze voor NOV belegde op zijn privérekening stond volgens [ged.conv./eis.reconv.] verrekening met een aantal bedragen tot een totaal van € 23.000,00.
4.4. Hierbij, zo merkt de rechtbank op, blijft in het midden waarom [ged.conv./eis.reconv.] dan, zoals hij onweersproken stelt, € 23.000,00 per 1 januari 2007 en € 2.000,00 per 1 januari 2008 naar die beleggingsrekening heeft overgemaakt. Ook blijft onduidelijk hoe [ged.conv./eis.reconv.] zich het vervolg voorstelde, waarover hij op een vraag van de rechtbank ter comparitie alleen, kort samengevat, heeft geantwoord dat er niets te verrekenen viel omdat er al verrekend was.
4.5. In de visie van [ged.conv./eis.reconv.] was dus door hem € 25.000,00 belegd via zijn privérekening met als doel het rendement aan NOV ten goede te laten komen. Wat de hoofdsom betreft zou geen terugbetaling hoeven plaatsvinden omdat hij een aantal bedragen voor NOV had voorgeschoten. Die voorschotten kwalificeren als leningen. Dit betekent dat hij € 25.000,00 met NOV heeft verrekend.
4.6. Ter comparitie daarnaar gevraagd heeft [ged.conv./eis.reconv.] niet kunnen aangeven waar in de desbetreffende jaarstukken deze leningen waren verantwoord. Ook heeft hij niet aangegeven waaruit het verloop van de hiermee gemoeide geldstromen blijkt buiten zijn betoog dat de jaarstukken kloppen.
4.7. [ged.conv./eis.reconv.] heeft als penningmeester op eigen houtje de beslissingen tot de hierboven bedoelde leningen, verrekening en belegging genomen. Er is geen overleg hierover binnen het bestuur of met anderen geweest. Hem kan dan ook, erkent [ged.conv./eis.reconv.], worden verweten dat hij hiervoor geen toestemming aan het bestuur heeft gevraagd.
4.8. Daarmee is niet alles gezegd. [ged.conv./eis.reconv.] is tot beleggingen overgegaan zonder dat daarvoor een andere aanwijsbare reden bestond dan zijn eigen mening dat de beleggingsrekening meer opbracht dan het deposito bij Rabobank. Hij heeft niet gesteld en evenmin is gebleken dat deze hogere opbrengst in enig opzicht gegarandeerd was. Daar komt bij dat hij kennelijk een reeks van overeenkomsten van geldlening als bestuurder van NOV met zichzelf heeft gesloten zonder daar andere bestuursleden bij te betrekken (4.7). Tenslotte heeft [ged.conv./eis.reconv.], zoals hierboven is overwogen, vooralsnog niet kunnen aangeven waar in de jaarstukken deze overeenkomsten met hem van onder meer geldlening waren verantwoord of waaruit het verloop van de hiermee gemoeide geldstromen blijkt.
4.9. De rechtbank is van oordeel dat hier sprake is van een tekortkoming in [ged.conv./eis.reconv.]s taakvervulling als bestuurder van NOV. Geen redelijk oordelend en verstandig handelend bestuurder had op eigen houtje tot al deze handelingen mogen komen en [ged.conv./eis.reconv.] valt hiervan dan ook een ernstig verwijt te maken. De gevorderde verklaring voor recht ligt hiermee in beginsel voor toewijzing gereed.
4.10. Het voorgaande betekent dat [ged.conv./eis.reconv.] tegenover NOV aansprakelijk is voor de gevolgen van het hem verweten handelen.
4.11. Dat [ged.conv./eis.reconv.] ontkent dat er sprake is van een tekort van ruim € 46.000,00 is hierbij niet van belang, omdat ter comparitie door NOV is uitgelegd dat hier sprake is van een boekhoudkundige verliespost. Zij stelt echter dat zij na verrekening van het van [ged.conv./eis.reconv.] ontvangen bedrag van € 27.000,00 nog steeds met een onverklaard ‘gat’ in haar bezittingen van € 19.000,00 zit. Dat is het bedrag dat zij stelt aan schade te hebben geleden.
4.12. Partijen verschillen van mening over de juiste berekening van het door NOV geleden nadeel.
4.13. Zij hebben zich na de comparitie samen beraden over een ten behoeve van deze berekening te benoemen deskundige en de hem voor te leggen vragen. NOV heeft zich hierover bij akte uitgelaten, mede namens [ged.conv./eis.reconv.] met wie zij stelt hieromtrent overeenstemming te hebben bereikt, zoals ook ter comparitie aan de orde is geweest.
4.14. Als deskundige is voorgesteld de heer J. Los AA/Fb. De rechtbank heeft met de heer Los getelefoneerd, hem bereid gevonden het onderzoek uit te voeren en hem tevens gevraagd naar de tijd die hij hiervoor nodig meent te hebben en naar een begroting van het voorschot inclusief btw. De resultaten daarvan zijn hieronder in de beslissing verwerkt. De rechtbank ziet in de omstandigheden dat [ged.conv./eis.reconv.] tekortgeschoten is in zijn taakvervulling als penningmeester en onduidelijkheden in de administratie het deskundigenonderzoek noodzakelijk maken, aanleiding [ged.conv./eis.reconv.] het voorschot te laten betalen.
4.15. De volgende vragen zijn voorgesteld.
1. Sluit de jaarrekening 2007 aan bij de gevoerde administratie?
2. Heeft [ged.conv./eis.reconv.] een behoorlijke boekhouding/administratie gevoerd?
3. Heeft [ged.conv./eis.reconv.] de gelden van NOV zorgvuldig beheerd?
4. Had hij de aan hem toevertrouwde kasgelden moeten storten op een bankrekening van NOV en had hij die kasgelden in de boekhouding moeten verantwoorden op een grootboekrekening?
5. Is de door [ged.conv./eis.reconv.] gepresenteerde opstelling beleggingsrekening correct (prod. 18 bij conclusie van antwoord in conventie, eis in reconventie)?
6. Zijn de grootboekrekeningen, kruisposten en vraagposten correct verwerkt in de boekhouding/administratie en sluiten deze posten aan bij de jaarrekening?
7. Zijn de vragen die NOV aan [ged.conv./eis.reconv.] heeft voorgelegd (prod. 6 bij dagvaarding) reëel en zijn deze adequaat beantwoord door [ged.conv./eis.reconv.]?
8. Wat zijn uw overige bevindingen?
4.16. De rechtbank zal deze vragen om de hierna te noemen redenen niet onverkort overnemen.
Vraag 1. zal aan de deskundige worden voorgelegd.
Vraag 2. houdt een waardeoordeel in dat op grond van de rapportage door de rechtbank gegeven moet worden. De rechtbank zal de vraag dan ook herformuleren zoals hieronder aangegeven.
Vraag 3. is voor een deel overbodig omdat de rechtbank al heeft overwogen dat [ged.conv./eis.reconv.] voor een deel van zijn activiteiten een ernstig verwijt treft. Voor het overige wordt de vraag gekoppeld aan het vergelijkende oordeel dat de deskundig mag geven.
De vragen 4., 5. en 6. betreffen technische kwesties en zullen aan de deskundige worden voorgelegd.
Vraag 7. is overbodig voor zover gevraagd wordt of de vragen van NOV reëel zijn. Dat zijn ze al omdat ze gesteld zijn.
4.17. De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. Zij dienen hiertoe nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige te verstrekken als hij daarom vraagt, hem toegang te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, de deskundige ook voor het overige gelegenheid te geven tot het verrichten van het onderzoek, en binnen vier weken nadat dit hun is toegezonden, te reageren op het conceptbericht van de deskundige. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.18. Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundigedoet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
in conventie en in reconventie
4.19. De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Sluit de jaarrekening 2007 aan bij de gevoerde administratie?
2. Heeft [ged.conv./eis.reconv.] een inzichtelijke boekhouding/administratie gevoerd?
3. Heeft [ged.conv./eis.reconv.] de gelden van NOV met inachtneming van hetgeen in dit vonnis is overwogen en rekening houdend met het al onder 4.9 gegeven oordeel, beheerd zoals van hem als redelijk bekwaam en redelijk handelend penningmeester verwacht mocht worden?
4. Had hij de aan hem toevertrouwde kasgelden moeten storten op een bankrekening van NOV en had hij die kasgelden in de boekhouding moeten verantwoorden op een grootboekrekening?
5. Is de door [ged.conv./eis.reconv.] gepresenteerde opstelling beleggingsrekening (prod. 18 bij conclusie van antwoord in conventie, eis in reconventie) correct?
6. Zijn de grootboekrekeningen, kruisposten en vraagposten correct verwerkt in de boekhouding/administratie en sluiten deze posten aan bij de jaarrekening?
7. Zijn de vragen die NOV aan [ged.conv./eis.reconv.] heeft voorgelegd (prod. 6 bij dagvaarding) door [ged.conv./eis.reconv.] voor zover zij van belang zijn voor de beoordeling van het functioneren van [ged.conv./eis.reconv.] als redelijk bekwaam en redelijk handelend penningmeester gelet op de eisen die hem gesteld mogen worden, voldoende beantwoord?
8. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
5.2. benoemt tot deskundige:
[gegevens deskundige]
5.3. stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op € 15.000,00 inclusief btw,
5.4. bepaalt dat [ged.conv./eis.reconv.] het voorschot binnen twee weken na deze beslissing dient over te maken op rekeningnummer 56.99.90.548 ten name van MvJ arrondissement Arnhem onder vermelding van “voorschot deskundigenrapport 204327/HA ZA 10-1591”,
5.5. draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
5.6. bepaalt dat NOV haar procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
5.7. draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
5.8. wijst de deskundige er op dat de griffie hem een leidraad zal toesturen met informatie over de totstandkoming van deskundigenrapporten,
5.9. bepaalt dat de zaak op de rol zal komen van 29 juni 2011 voor conclusie na deskundigenrapport aan de zijde van NOV,
5.10. draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde termijn is ontvangen, voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken,
in conventie en in reconventie
5.11. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2011.