zaaknummer / rolnummer: 186791 / HA ZA 09-1204
[curator]
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KINZO TRADING B.V.,
wonende te Mook,
eiser,
advocaat mr. W. Aerts te Nijmegen,
1. de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK RIJN EN VALLEI U.A.,
gevestigd te Ede,
gedaagde,
advocaat mr. E.S.T. Scheenstra te Amsterdam,
2. de naamloze vennootschap
FORTIS COMMERCIAL FINANCE N.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaat mr. H.J. Alberts te Tilburg.
Partijen zullen hierna de curator, Rabobank en FCF genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 oktober 2010
- de akte na tussenvonnis van FCF van 17 november 2010
- de akte na tussenvonnis tevens akte houdende vermindering van eis van de curator van 1 december 2010
- de antwoordakte van FCF van 5 januari 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. De rechtbank blijft bij hetgeen zij heeft overwogen en beslist in het tussenvonnis van 13 oktober 2010. In dat tussenvonnis heeft de rechtbank de curator en FCF in de gelegenheid gesteld bij akte een legal opinion in het geding te brengen. In deze legal opinion diende door een in het Duits recht gespecialiseerde jurist uiteen te worden gezet of de vorderingen van Kinzo Trading op Metro, Rewe en Praktiker naar Duits recht rechtsgeldig verpand zijn aan FCF.
2.2. FCF heeft met haar akte een legal opinion van dr. York Strothmann, verbonden aan CMS Hasche Sigle, in het geding gebracht. De curator heeft met zijn akte een legal opinion in het geding gebracht van de heer Christian Kokew, als advocaat verbonden aan Kapellmann & partner.
2.3. De curator heeft met zijn akte voorts zijn vordering verminderd, in die zin dat de vordering te verklaren voor recht dat geen rechtsgeldige verpanding van vorderingen aan FCF heeft plaatsgevonden wordt ingetrokken met betrekking tot de debiteuren Rewe en Praktiker.
2.4. FCF heeft bezwaar gemaakt tegen de vermindering van eis, in die zin dat zij de rechtbank verzoekt om ondanks de eisvermindering op dit punt te beslissen omdat het voor haar een principiële zaak betreft. FCF heeft geen reconventionele eis ingesteld op dat punt.
2.5. De rechtbank overweegt als volgt. Art. 129 Rv bepaalt dat de eiser zijn eis te allen tijde kan verminderen, zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen. De gedaagde kan zich derhalve tegen een dergelijke eiswijziging niet verzetten. De rechtbank dient dan ook te beslissen op de gewijzigde eis, zo volgt uit art. 23 Rv. Dat brengt met zich dat geen beslissing zal worden gegeven op de vraag of de vorderingen van Kinzo Trading op Rewe en Praktiker rechtsgeldig zijn verpand naar Duits recht.
2.6. In de legal opinion, die door FCF is overgelegd, is door dr. Strothmann beschreven of de vorderingen van Kinzo Trading op Rewe, Metro en Praktiker rechtsgeldig zijn verpand naar Duits recht. De conclusie in deze legal opinion luidt:
Aldus kan worden geconcludeerd dat op grond van § 354a HGB de tussen Kinzo Trading enerzijds en Rewe, Metro en Praktiker anderzijds overeengekomen cessie- en verpandingsverboden niet in de weg staan aan een rechtsgeldige verpanding.
2.7. FCF concludeert op grond daarvan dat de betreffende vorderingen rechtsgeldig aan haar zijn verpand en dat de vordering van de curator op dat punt dient te worden afgewezen.
2.8. In de legal opinion, die door de curator is overgelegd, is door de heer Kokew beschreven dat de vorderingen van Kinzo Trading op Metro rechtsgeldig zijn verpand. De conclusie in deze Legal opinion luidt:
Die niederländische Bank [FCF, de rechtbank] hat somit wirksam die Kaufpreisforderung der Kinzo Trading B.V. gegen die MGB [Metro, de rechtbank] auf Grund Abtretung bzw. Verpfändung erhalten.
2.9. De curator refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
2.10. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de vorderingen van Kinzo Trading op Metro rechtsgeldig verpand zijn aan FCF, nu beide legal opinions deze conclusie bevatten. De gevorderde verklaring voor recht kan met betrekking tot debiteur Metro dan ook niet worden gegeven.
2.11. Partijen strijden nog over de vraag welke partij in de kosten moet worden veroordeeld en in hoeverre de kosten van de legal opinion die door FCF in het geding is gebracht daarbij moeten worden meegenomen. Partijen hebben daarover geen overeenstemming bereikt naar aanleiding van de fax van de curator van 14 oktober 2010. Hetgeen partijen daarover nog in hun aktes stellen kan verder onbesproken blijven, nu de kosten van deze legal opinion op grond van art. 237 Rv. voor rekening van de in het ongelijk gestelde partij dienen te komen.
2.12. De curator is in overwegende mate in het gelijk gesteld, nu het merendeel van zijn vorderingen wordt toegewezen. De rechtbank verwijst hiervoor naar r.ov. 4.15., 4.17., 4.23. en 4.32. uit het tussenvonnis van 13 oktober 2010, waarin is overwogen welke vorderingen zullen worden toegewezen. Dit leidt ertoe dat Rabobank en FCF als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten zullen worden veroordeeld.
2.13. Tegen de door de curator gevorderde wettelijke rente is geen verweer gevoerd. Deze zal dan ook worden toegewezen als na te melden. Rabobank en FCF hebben geen verweer gevoerd tegen de vordering hen hoofdelijk te veroordelen, zodat de rechtbank ook de gevorderde hoofdelijke veroordeling zal toewijzen.
2.14. De curator heeft geen opgave gedaan van de kosten van de door hem in het geding gebrachte legal opinion. De rechtbank zal hem die gelegenheid niet meer geven, nu het op de weg van de curator lag om de kosten van de legal opinion reeds in zijn akte te vermelden en te onderbouwen, zoals FCF dat ook heeft gedaan. Deze kosten worden dus niet meegenomen in de hierna te melden kostenveroordeling.
2.15. De kosten aan de zijde van de curator worden tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 163,23
- vast recht 4.938,00
- salaris advocaat 9.030,00 (3,5 punten × factor 1,0 × tarief € 2.580,00)
Totaal € 14.131,23
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt Rabobank en FCF hoofdelijk tot betaling aan de curator van een bedrag van € 390.000,00 ter zake van de huurpenningen over de maanden mei tot en met juli 2009, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 9 juni 2009,
3.2. veroordeelt Rabobank en FCF hoofdelijk tot betaling aan de curator van een bedrag van €130.000,00 ter zake van de huurpenningen over de maand augustus 2009, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2009,
3.3. verklaart voor recht dat de vorderingen van Kinzo Trading op Intergamma B.V. en op Rheika-Delta Warenhandelsgesellschaft mbH niet rechtsgeldig verpand zijn aan FCF,
3.4. veroordeelt Rabobank en FCF hoofdelijk in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de curator begroot op € 14.131,23,
3.5. verklaart dit vonnis met betrekking tot de punten 3.1., 3.2. en 3.4. uitvoerbaar bij voorraad,
3.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom, mr. J.D.A. den Tonkelaar en mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2011.