ECLI:NL:RBARN:2011:BP6613

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
9 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
207135
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.C.A. Walda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot oproeping in vrijwaring van het dagelijks bestuur van de gemeente Arnhem afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 9 februari 2011 uitspraak gedaan in een vrijwaringsincident. De eiseres, Phanos Nederrijn B.V., een projectontwikkelaar en eigenaar van de ASM-haven in Arnhem, heeft een vordering ingediend tot oproeping in vrijwaring van het dagelijks bestuur van de gemeente Arnhem. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen. De rechtbank overweegt dat het dagelijks bestuur van de gemeente Arnhem niet als procespartij kan optreden in deze zaak. De vordering tot vrijwaring is niet gebaseerd op een rechtsverhouding tussen de eisers en de gemeente, waardoor de gemeente niet gehouden kan worden om hen vrij te houden van de gevolgen van het verlies van de hoofdzaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Phanos, die de ligplaatsen in de haven wil ontruimen, niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het niet nakomen van toezeggingen door de gemeente. De gemeente had beloofd binnen vijf jaar een alternatieve locatie voor de woonschepen te vinden, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank concludeert dat de vordering tot vrijwaring niet voor toewijzing in aanmerking komt en dat de eisers in het incident in de kosten van het incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Phanos zijn begroot op € 452,--.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de vordering tot oproeping in vrijwaring wordt afgewezen en dat de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. De hoofdzaak zal op 23 maart 2011 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 207135 / HA ZA 10-2099
Vonnis in incident van 9 februari 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PHANOS NEDERRIJN B.V.,
gevestigd te Houten,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. H.H. van Gaal te Arnhem,
tegen
[gedn.hfdz./eis.inc.]
allen wonende te [woonplaats],
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. drs. D.H. Woelinga te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Phanos en [gedn.hfdz./eis.inc.]. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. Phanos is een projectontwikkelaar en is eigenaar van de ASM-haven en de daaromheen gelegen gronden, gelegen in de wijk Stadsblokken-Meinerswijk te Arnhem. Ten tijde van de koop van die haven hadden [gedn.hfdz./eis.inc.]., volgens Phanos zonder recht of titel, met 15 woonschepen ligplaats in die haven. In het ‘Aanwijzingsbesluit woonschepen’ van 12 juli 2007 van de gemeente Arnhem is de ASM-haven als voor ligging van woonschepen niet wenselijke locatie aangewezen. Het besluit vermeldt dat de gemeente voor woonschepen op niet wenselijke locaties een locatie elders in de gemeente zoekt of zal ontwikkelen en dat de woonschapen tot die tijd op de niet wenselijke locatie mogen blijven liggen. In een memo van 6 maart 2008 aan Phanos licht de gemeente toe dat binnen vijf jaar een alternatieve locatie voor de woonschepen gevonden moet zijn en in een brief van 26 mei 2009 aan Phanos dat binnen een termijn van vijf jaar vooruitzicht moet zijn op een andere voor woonschepen gewenste locatie. [gedn.hfdz./eis.inc.]. zijn niet ingegaan op het aanbod van 16 oktober 2009 van Phanos om een overeenkomst te sluiten voor een ingebruikneming van de haven als ligplaats voor de woonschepen tot en met 31 juli 2012. Phanos stelt zich op het standpunt dat het niet nakomen door de gemeente van haar toezegging om binnen vijf jaar een alternatieve locatie te vinden, niet voor haar rekening en risico komt.
2.2. Phanos stelt dat [gedn.hfdz./eis.inc.]. inbreuk maken op haar eigendomsrecht en vordert – kort gezegd – veroordeling van [gedn.hfdz./eis.inc.]. de ligplaatsen in de haven te ontruimen en ontruimd te houden op verbeurte van een dwangsom.
2.3. [gedn.hfdz./eis.inc.]. vorderen dat hun wordt toegestaan om het dagelijks bestuur van de gemeente Arnhem in vrijwaring op te roepen. Zij stellen daartoe dat de gemeente niet aan hen maar aan Phanos heeft toegezegd om binnen vijf jaar een alternatieve locatie te vinden en dat Phanos met de onderhavige procedure de gemeente wil bewegen tot het doen van concrete toezeggingen. Volgens [gedn.hfdz./eis.inc.]. behoort Phanos de gemeente aan te spreken en hebben zij recht en belang de burgemeester en wethouders van Arnhem in vrijwaring te roepen.
2.4. Phanos voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.5. Nog daargelaten dat ‘het dagelijks bestuur van de gemeente Arnhem’ niet als procespartij kan optreden, gronden [gedn.hfdz./eis.inc.]. hun vordering tot vrijwaring niet op een rechtsverhouding die tussen hen en de gemeente bestaat of heeft bestaan, waardoor de gemeente gehouden zou kunnen zijn om hen vrij te houden van de nadelige gevolgen van het verlies van de hoofdzaak. De vordering komt niet voor toewijzing in aanmerking.
2.6. Als de in het ongelijk te stellen partij zullen [gedn.hfdz./eis.inc.]. in de kosten van het incident worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van Phanos worden begroot op
€ 452,-- (1 punt x tarief II € 452,--).
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
wijst de vordering af;
veroordeelt [gedn.hfdz./eis.inc.]. in de kosten van het incident, aan de zijde van Phanos bepaald op
€ 452,--,
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 23 maart 2011 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.A Walda en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2011.