zaaknummer / rolnummer: 201882 / HA ZA 10-1176
Vonnis van 16 februari 2011
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. G.E. Hattink te Cuijk,
de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD GROEP PARTICULIERE SCHADEVERZEKERINGEN,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Delta Lloyd genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 augustus 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 15 december 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] schaft op 2 april 2009 bij [juwelier] te [woonplaats] een horloge aan van het merk Maurice Lacroix. De aankoopnota vermeldt een prijs van € 1.550,00, afgeprijsd van € 2.130,00.
[juwelier] stelt in dat verband op 3 april 2009 een taxatierapport op dat onder meer als volgt luidt:
[…] 1 Maurice Lacroix damespolshorloge. Ref. [nr.] Staal met 750/00 goud Briljant in lunette. Quartz uurwerk. Model MIROS € 2.130,00 […].
2.2. [eiseres] sluit met betrekking tot voormeld horloge, hierna: de Maurice Lacroix, een kostbaarhedenverzekeringsovereenkomst met Interpolis. Interpolis gaat tot uitkering van die verzekering over na een melding van verlies van de Maurice Lacroix op 15 november 2009.
2.3. Op 28 december 2009 dient [eiseres] een aanvraagformulier in bij Ohra Schadeverzekeringen, een handelsnaam van Delta Lloyd, onder meer ten behoeve van het sluiten van een kostbaarhedenverzekeringsovereenkomst voor een horloge, waarbij zij de aankoopnota van de Maurice Lacroix (2.1) voegt. Op dit formulier beantwoordt [eiseres] de vraag “Heeft u, of iemand wiens belang mede is gedekt, in de afgelopen 12 maanden een schade gehad in relatie tot de door u aangevraagde verzekering(en)?” met nee. Ook de vraag “Bent of was u elders verzekerd?” beantwoordt zij (voor wat betreft de kostbaarhedenverzekering) met nee.
2.4. Hierop sluiten de partijen met ingang van 1 januari 2010 een kostbaarheden-verzekeringsovereenkomst met een totaal verzekerd bedrag van € 2.130,00.
2.5. Op 18 januari 2010 dient [eiseres] een schadeformulier in, waarin zij melding maakt van een inbraak in haar auto op 14 januari 2010 en claimt vergoeding van de Maurice Lacroix. [eiseres] voegt het taxatierapport (2.1) bij.
2.6. Bij brief van 5 maart 2010 bericht Delta Lloyd aan [eiseres] dat zij de verzekering per direct beëindigt en niet tot uitkering zal overgaan. Voorts bericht zij, voor zover van belang, als volgt:
[…] Tevens wijzen wij u erop dat wij op grond van voormelde feiten uw gegevens hebben op laten nemen in het incidentenregister. […]
Daarnaast hebben wij uw volledige personalia doorgegeven aan de Stichting CIS te Zeist. Andere financiële instellingen in Nederland kunnen, conform het daarvoor geldende Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen, toetsen of u voorkomt in een incidentenregister. […]
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert samengevat - veroordeling van Delta Lloyd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, om uiterlijk 14 dagen na betekening van het vonnis de interne registratie in haar incidentenregister en de externe registratie bij de Stichting Centraal Informatie Susteem van in Nederland werkzame schadeverzekeringsmaatschappijen (Stichting CIS) ongedaan te maken op straffe van een dwangsom van € 1.000,00, alsmede tot betaling van € 4.676,70 aan buitengerechtelijke kosten vermeerderd met de kosten van dit geding.
3.2. [eiseres] stelt dat haar persoonsgegevens ten onrechte zijn geregistreerd omdat zij geen opzet heeft gehad om Delta Lloyd te misleiden en dat registratie buitenproportioneel is. Daartoe stelt zij dat zij feitelijk een ander horloge, van het merk Ebel, wilde verzekeren, welk horloge op 14 januari 2010 uit haar auto is gestolen. Omdat zij niet beschikte over een aankoopnota of een taxatierapport van de Ebel en in die periode wegens depressieve klachten zich er niet toe kon zetten om dit alsnog te regelen, heeft zij de aankoopnota en het taxatierapport van de Maurice Lacroix gebruikt.
3.3. Delta Lloyd voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Naar de rechtbank begrijpt, legt [eiseres] aan haar vordering ten grondslag dat de registratie van haar persoonsgegevens in het incidentenregister van Delta Lloyd alsmede in het Intern Verwijzingsregister en het (door de Stichting CIS beheerde) Extern Verwijzingsregister, onrechtmatig is. Beoordeeld moet derhalve worden of Delta Lloyd onder de gegeven omstandigheden tot registratie in de verschillende registers heeft mogen overgaan. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.2. In artikel 4 van de polisvoorwaarden, waarvan de toepasselijkheid niet is betwist, is op de interne verwerking van persoonsgegevens de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen (hierna: Gedragscode) van toepassing verklaard en op de externe verwerking van persoonsgegevens het Privacy Reglement van de Stichting CIS. In artikel 5.5 van de Gedragscode, zoals dat luidde ten tijde van het bestaan van de onderhavige verzekeringsovereenkomst, is bepaald dat de voorwaarden voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van veiligheid en integriteit van de sector zijn vastgelegd in het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem financiële instellingen (Protocol). Ook in het privacyreglement van de Stichting CIS (artikel 4) wordt voor registratie in het Extern Verwijzingsregister verwezen naar het Protocol.
4.3. De vraag rijst dan of Delta Lloyd het Protocol op juiste wijze heeft toegepast. Het Protocol bepaalt, voor zover van belang, het volgende:
4. Incidentenregister
4.1 Doel incidentenregister
Met het oog op het kunnen deelnemen aan het incidentenwaarschuwingssysteem, financiële instellingen is iedere deelnemer gehouden de volgende doelstelling voor het incidentenregister te hanteren:
“Het geheel aan verwerkingen heeft tot doel het ondersteunen van activiteiten gericht op het waarborgen van de veiligheid en de integriteit van de financiële sector, daaronder mede begrepen (het geheel van) activiteiten die gericht zijn:
• op het onderkennen, voorkomen, onderzoeken en bestrijden van gedragingen die kunnen leiden tot benadeling van financiële instellingen;
• op het onderkennen, voorkomen, onderzoeken en bestrijden van oneigenlijk gebruik van producten, diensten en voorzieningen en/of (pogingen) tot strafbare of laakbare gedragingen en/of overtreding van (wettelijke) voorschriften, gericht tegen de branche waar de financiële instelling deel van uitmaakt, de economische eenheid (groep) waartoe de financiële instelling behoort, de financiële instelling zelf, haar cliënten en medewerkers;
• op het gebruik van en de deelname aan waarschuwingssystemen.”
4.2 Vastlegging
In het incidentenregister worden slechts gegevens opgenomen van (rechts)personen, indien er naar het
oordeel van de deelnemers sprake is van een gerede aanleiding, een en ander met inachtneming van de
in 4.1 genoemde doelstelling.
[…]
5. Intern verwijzingsregister (IVR)
5.1 Functie
De functie van IVR is het vaststellen of een (rechts)personen is opgenomen in het verwijzingsregister opdat gegevens uit het incidentenregister beschikbaar worden gesteld aan (de organisatie van) de deelnemer.
5.2 Vastlegging
In het intern verwijzingsregister kunnen uitsluitend verwijzingsgegevens worden opgenomen van (rechts)personen waarvan gegevens zijn vastgelegd in het incidentenregister en die een risico vormen voor (de organisatie van) de deelnemer. Daarbij kunnen de navolgende criteria als richtsnoer gelden:
• (redelijk vermoeden van) opzettelijke benadeling van de deelnemer, oneigenlijk gebruik van producten, diensten en voorzieningen en/of poging daartoe;
• (redelijk vermoeden van) het plegen van strafbare of laakbare gedragingen en/of overtreding van (wettelijke) voorschriften dan wel pogingen daartoe, gericht tegen de deelnemer, de organisatie van de deelnemer, haar cliënten en medewerkers.
[…]
6. Extern verwijzingsregister (EVR/EVI)
6.1 Functie
De functie van het EVR/EVI is het vaststellen of een (rechts)personen is opgenomen in het verwijzingsregister opdat gegevens uit het incidentenregister van de deelnemers beschikbaar zijn voor (de organisatie van) de andere deelnemers.
6.2 Vastlegging
Deelnemers dragen er voor zorg dat verwijzingsgegevens van (rechts)personen die aan de hierna vermelde criteria voldoen worden opgenomen in het extern verwijzingsregister. […] Voor opname in het extern verwijzingsregister gelden de volgende opnamecriteria:
1. De activiteiten van de (rechts)persoon kunnen een bedreiging vormen voor de continuïteit en de integriteit van financiële instellingen, de financiële belangen van cliënten en/of de financiële belangen van de (organisatie van de) deelnemer.
2. Er dient een proportionaliteitsafweging plaats te vinden, waarbij de betreffende functionaris vaststelt, dat het belang van de opname in het verwijzingsregister prevaleert boven de mogelijk nadelige gevolgen voor betrokkene als gevolg van de opname van zijn gegevens.
3. De betreffende (rechts)persoon moet betrokken zijn bij een benadeling van enige financiële instelling (of poging daartoe) of bij onoorbaar gebruik (of poging daartoe) van het financieel stelsel van zodanige aard
• dat aangifte bij een opsporingsinstantie is gedaan of kan worden gedaan of
• de relatie of overeenkomst is opgezegd of het besluit daartoe is genomen of
• is geweigerd om een relatie of overeenkomst aan te gaan.
4.4. Niet in geschil is dat [eiseres] bij het aangaan van de overeenkomst de Maurice Lacroix ter verzekering heeft aangeboden terwijl zij dat horloge niet langer in haar bezit had. [eiseres] betwist verder niet dat zij in strijd met de waarheid desgevraagd heeft geantwoord dat zij in de afgelopen 12 maanden geen schade had in relatie tot de aangevraagde kostbaarhedenverzekering en dat zij niet elders verzekerd was geweest. Voorts staat vast dat [eiseres] melding heeft gemaakt van diefstal van de Maurice Lacroix terwijl zij dat horloge niet meer in haar bezit had.
4.5. Zelfs indien er vanuit wordt gegaan, zoals [eiseres] kort gezegd stelt, dat zij weliswaar op papier de Maurice Lacroix heeft verzekerd maar feitelijk de Ebel heeft willen verzekeren, dan laat dat onverlet dat [eiseres] oneigenlijk gebruik heeft gemaakt van de kostbaarhedenverzekering die immers zag op een ander verzekerd object. Gelet op de criteria vermeld onder 4.2 en 5.2 van het Protocol mocht Delta Lloyd reeds daarom tot registratie van de persoonsgegevens van [eiseres] in het incidentenregister en het IVR overgaan. Een proportionaliteitsafweging is daarbij niet voorgeschreven.
4.6. Het geschil spitst zich dan toe op de vraag of Delta Lloyd ook tot registratie in het EVI heeft mogen overgaan. In dat verband is van belang dat de rechtbank met Delta Lloyd van oordeel is dat genoegzaam is gebleken dat [eiseres] heeft gehandeld met de opzet om Delta Lloyd te misleiden, oftewel dat zij Delta Lloyd ertoe heeft bewogen om een overeenkomst te sluiten waartoe zij anders niet (onder dezelfde voorwaarden) zou zijn overgegaan, en niet dat slechts sprake was van onnadenkend handelen, zoals [eiseres] stelt. Het gaat immers niet om één enkele pennenstreek. [eiseres] heeft tot tweemaal toe de Maurice Lacroix opgegeven en deze opgave ook gedocumenteerd met kopieën van de aankoopnota respectievelijk het taxatierapport. [eiseres] heeft ter comparitie bovendien verklaard dat zij dit heeft gedaan omdat zij niet beschikte over een taxatierapport van de Ebel en dat zij vervolgens op de eenmaal gemaakte fout heeft voortgeborduurd omdat zij de gestolen Ebel vergoed wilde hebben. Daaruit volgt reeds dat van onnadenkendheid geen sprake was, maar dat [eiseres] Delta Lloyd tot tweemaal toe welbewust op het verkeerde been heeft willen zetten. Zij realiseerde zich dat zij anders de Ebel niet verzekerd respectievelijk vergoed zou krijgen. Dat [eiseres] in die periode psychische problemen ondervond waardoor zij zich er niet toe kon zetten om de Ebel te laten taxeren, maakt dat niet anders. [eiseres] heeft bovendien de vragen van Delta Lloyd vermeld onder 2.4 in strijd met de waarheid heeft beantwoord, terwijl een juiste beantwoording van die vragen aan het licht had kunnen brengen dat [eiseres] een horloge ter verzekering aanbood waarvoor zij reeds een uitkering had ontvangen. Ook daaruit volgt dat [eiseres] Delta Lloyd welbewust ertoe heeft bewogen om een overeenkomst te sluiten waartoe zij anders niet (onder dezelfde voorwaarden) zou zijn overgegaan.
4.7. De opzettelijke misleiding door [eiseres] brengt mee dat Delta Lloyd de verzekeringsovereenkomst op de voet van artikel 7:929 Burgerlijk Wetboek mocht beëindigen. Voorts kan deze handelwijze een bedreiging vormen voor de financiële belangen van Delta Lloyd. Tot slot brengt voormelde opzettelijke misleiding mee dat Delta Lloyd bij de afweging van het gerechtvaardigde belang van het verzekeringswezen om daarvan voor nieuw te sluiten overeenkomsten op de hoogte te geraken enerzijds en het tegengestelde belang van privacy van [eiseres] anderzijds, het belang van het verzekeringswezen heeft mogen laten prevaleren. Het feit dat Delta Lloyd gegevens heeft opgevraagd bij Interpolis en Juwelier Verlinden zonder toestemming van [eiseres], brengt op zichzelf, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet mee dat Delta Lloyd die informatie onrechtmatig heeft verkregen. Anders dan [eiseres] betoogt, hoeft daaraan bij de onderhavige belangenafweging dan ook geen gewicht te worden gehecht. Gelet op de drie criteria vermeld onder artikel 6.2 van het Protocol, mocht Delta Lloyd derhalve ook tot externe registratie overgaan. De vordering van [eiseres] zal daarom worden afgewezen.
4.8. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Delta Lloyd worden begroot op:
- vast recht € 314,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.218,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Delta Lloyd tot op heden begroot op € 1.218,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op
16 februari 2011.