zaaknummer / rolnummer: 207578 / HA ZA 10-2180
Vonnis in incident van 16 februari 2011
de rechtspersoon naar vreemd recht
LAW DEBENTURE TRUST COMPANY OF NEW YORK,
gevestigd te 10017-1992 New York, Verenigde Staten,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaten mr. A.A.H.J. Huizing en mr. D.B. le Poole te Amsterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KHUMEX B.V.,
gevestigd te Nijkerk,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.W. Leedekerken te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Law Debenture en Khumex worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het formulier B8 waarbij Law Debenture op 17 november 2010 kopieën van beslagstukken heeft ingediend
- de incidentele conclusie houdende verwijzing wegens litispendentie en/of connexiteit
- de conclusie van antwoord in het incident tot verwijzing wegens litispendentie en/of connexiteit.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. Het geschil in de hoofdzaak en in het incident
2.1. In de hoofdzaak vordert Law Debenture:
a) veroordeling van Khumex om aan haar te betalen USD 3.183.090,25, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
b) veroordeling van Khumex tot nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst althans betalingsinstructie van 22 april 2008 met Diplomata;
c) veroordeling van Khumex om aan Law Debenture te betalen al hetgeen zij aan Diplomata verschuldigd zal blijken te zijn uit hoofde van door Diplomata na 25 april 2008 verrichte leveringen, zo nodig op te maken bij staat en verminderd met hetgeen Khumex uit hoofde van het gevorderde sub a) zal moeten betalen;
d) een verbod aan Khumex om enige betaling aan Diplomata te doen met betrekking tot de koop van producten van Diplomata of aan Diplomata gelieerde vennootschappen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
e) veroordeling van Khumex in de proceskosten.
2.2. Law Debenture legt aan haar vorderingen in de hoofdzaak ten grondslag, kort samengevat, dat Khumex met Diplomata, van wie zij producten afneemt, op 24 april 2008 (kennelijk abusievelijk wordt 22 april 2008 als datum genoemd in het petitum) een betalingsovereenkomst heeft gesloten, op grond waarvan Khumex zich heeft verbonden om alle betalingen voor leveranties van Diplomata te voldoen aan Law Debenture. Volgens Law Debenture is Khumex opgehouden die overeenkomst na te komen en betaalt Khumex de leveranties tegenwoordig rechtstreeks aan Diplomata in plaats van aan Law Debenture.
Law Debenture beroept zich primair op een toerekenbare tekortkoming door Khumex in de nakoming van de betalingsovereenkomst, die – zo stelt Law Debenture – de strekking heeft van een derdenbeding ten behoeve van Law Debenture. Subsidiair stelt Law Debenture zich op het standpunt dat Khumex het pandrecht schendt dat Law Debenture heeft verkregen op alle vorderingen van Diplomata op haar afnemers. Meer subsidiair stelt Law Debenture dat de handelwijze van Khumex kwalificeert als onrechtmatige daad.
2.3. In het incident vordert Khumex voor alle weren dat de hoofdzaak op grond van artikel 220 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) wordt verwezen naar de rechtbank Dordrecht, omdat de vordering in de onderhavige procedure sterk verknocht is met een vordering die al eerder door Law Debenture bij die rechtbank aanhangig is gemaakt. Gedaagde in die procedure is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kühne + Heitz Holland B.V. (hierna: Kühne + Heitz), evenals Khumex een afnemer van Diplomata. Volgens Khumex verwijt Law Debenture Kühne + Heitz exact hetzelfde als zij Khumex verwijt. Omdat de beide zaken aldus een sterke feitelijke en juridische samenhang vertonen, is berechting door afzonderlijke gerechten – met reëel gevaar van onverenigbare beslissingen – onwenselijk, zo stelt Khumex.
2.4. Law Debenture voert gemotiveerd verweer tegen de incidentele vordering. Zij stelt zich, kort samengevat, op het standpunt dat geen sprake is van verknochtheid tussen de beide procedures, zodat ook geen vrees bestaat voor onverenigbare uitspraken. Verder zou verwijzing volgens Law Debenture een onaanvaardbare vertraging van de procedure bij de rechtbank Dordrecht – die zich al in een verdergevorderd stadium bevindt – tot gevolg hebben, hetgeen in strijd is met de goede procesorde. Ten slotte stelt Law Debenture dat gedaagde in de Dordtse procedure de heer Hummel van Khumex als getuige heeft voorgedragen en dat het onwenselijk is dat Khumex al voordat de verklaring van de heer Hummel kan worden afgenomen beschikt over de proces- en bewijsstukken die in die procedure zijn ingebracht, bij overige getuigenverhoren aanwezig is of anderszins op de hoogte is van wat zich in die procedure afspeelt. In geval van verwijzing komt dan ook de integriteit van de getuigenverklaringen in de Dordtse procedure en daarmee de goede rechtsbedeling in het gedrang, aldus Law Debenture.
2.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
in het incident
3.1. Artikel 220 lid 1 Rv bepaalt – voor zover hier van belang – dat in geval een zaak verknocht is aan een zaak die reeds bij een andere gewone rechter van gelijke rang aanhangig is, de verwijzing naar die andere rechter kan worden gevorderd. Van verknochtheid is sprake wanneer de feitelijke of juridische geschilpunten in de ene zaak identiek zijn aan die in de andere, dan wel daarmee zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken wenselijk is. Blijkens de parlementaire geschiedenis is de ratio van het artikel de bevordering van de doelmatigheid van procedures en het voorkómen van tegenstrijdige beslissingen.
3.2. Dat het in de onderhavige procedure en de in Dordrecht aanhangig gemaakte zaak niet gaat om procedures tussen dezelfde partijen, hoeft op zichzelf niet aan het aannemen van verknochtheid in de zin van artikel 220 lid 1 Rv in de weg te staan.
De rechtbank stelt vast dat de door Khumex in het geding gebrachte dagvaarding in de Dordrechtse procedure grote gelijkenis vertoont met de dagvaarding in de onderhavige procedure. Er bestaan echter ook verschillen. Zo staat in eerstgenoemde dagvaarding vermeld dat Kühne + Heitz als verweer onder meer aanvoeren dat zij hun betalingen verrichtten onder zogenoemde CAD-betalingscondities, op grond waarvan zij geen enkele invloed hadden op de geldstromen. Law Debenture voert in haar incidentele conclusie van antwoord aan dat dat verweer – voor zover het al gegrond zou zijn – aan Khumex niet toekomt, omdat Khumex haar betalingen verrichtte onder “Contra Fax” zodat Khumex zelf bekend met en verantwoordelijk voor de eindbestemming van haar betalingen was. Law Debenture stelt in de dagvaarding in de onderhavige procedure dat haar geen inhoudelijke verweren van Khumex bekend zijn. Khumex heeft ook nog niet geantwoord in de hoofdzaak, terwijl in de procedure in Dordrecht al is gecompareerd en de zaak voor repliek dan wel dupliek op de rol staat.
3.3. Voor zover ondanks het voorgaande al zou kunnen worden vastgesteld dat in beide zaken dezelfde feitelijke of juridische geschilpunten aan de orde zijn, maakt dat de beide procedures nog niet onderling verknocht, ook niet indien wordt aangehaakt bij het begrip “samenhang” dat Khumex voorstaat, namelijk: “samenhangende vorderingen zijn vorderingen waartussen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven”. Niets is gesteld of gebleken waaruit moet worden afgeleid dat tussen de beide zaken een zodanig nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting. De enkele kans dat rechters in de ene zaak tot een ander oordeel over rechtsvragen zouden komen dan andere rechters in een andere (goeddeels parallelle) zaak is op zichzelf onvoldoende klemmend om wegens verknochtheid te verwijzen.
3.4. Argumenten van proceseconomische aard maken het voorgaande niet anders. Na een eventuele verwijzing blijven de zaken aparte procedures, zelfs indien vervolgens nog voeging zou worden gevraagd en verkregen. Vanwege punten van verschil zullen waarschijnlijk ook dan in de verschillende zaken afzonderlijke processtukken (moeten) worden ingediend. Dit geldt temeer daar de procedure in Dordrecht al aanzienlijk verder is gevorderd dan de onderhavige procedure. Doordat de beide procedures zich in verschillende stadia bevinden, zou verwijzing bovendien leiden tot een onaanvaardbare vertraging van de Dordrechtse procedure. Dit zou voor Kühne + Heitz een complicatie betekenen waar zij niet om hebben gevraagd en waaromtrent zij niet zijn gehoord. Aldus zou verwijzing niet bevorderlijk zijn voor de doelmatigheid van beide procedures.
3.5. De conclusie is dat de incidentele vordering moet worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen.
3.6. Khumex zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Law Debenture worden begroot op € 3.211,00 wegens salaris advocaat (1,0 punt, tarief € 3.211,00).
3.7. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor conclusie van antwoord. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
4. De beslissing
De rechtbank
in het incident
4.1. wijst het gevorderde af,
4.2. veroordeelt Khumex in de kosten van het incident, aan de zijde van Law Debenture tot op heden begroot op € 3.211,00,
in de hoofdzaak
4.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 30 maart 2011 voor conclusie van antwoord,
4.4. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2011.