zaaknummer / rolnummer: 201944 / HA ZA 10-1184
Vonnis van 2 februari 2011
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRANSTOLK B.V.,
gevestigd te Maasdijk,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.J.I. Assink te Rijswijk,
de naamloze vennootschap
H. ESSERS TRANSPORT COMPANY N.V.,
gevestigd te B-3600 Genk (België),
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.
Partijen zullen hierna Transtolk en Essers worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 augustus 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 24 november 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 3 juni 2009 verstrekt Transtolk, namens haar opdrachtgever Mooy Logistics B.V., aan Essers de opdracht voor het vervoer op diezelfde dag van 24 pallets met peren van laadplaats Geldermalsen naar losplaats Lens (Frankrijk). In Lens zal de lading worden verdeeld over en overgeladen op andere vrachtwagens, die elk een andere regio als bestemming hebben; het zogenoemde doortransport. Het doortransport staat gepland om diezelfde dag om 21.00 uur te vertrekken vanuit Lens.
2.2. Op 3 juni 2009 arriveert de chauffeur van Essers op de laadplaats in Geldermalsen, waar de lading in ontvangst wordt genomen en in de vrachtwagen wordt geladen. Om 16.15 uur vertrekt de chauffeur met de lading uit Geldermalsen.
2.3. Op 3 juni 2009 om 19.00 uur neemt Transtolk contact op met de heer [betrokkene1] van Essers (hierna: [betrokkene1]) om te vernemen of de chauffeur nog op schema ligt. [betrokkene1] deelt mee dat de vrachtwagen om 18.50 uur is omgekoppeld in Brussel (België) en daar om 19.10 uur weer is vertrokken.
2.4. Transtolk laat daarop het tijdstip van het doortransport in Lens verplaatsen van 21.00 uur naar 21.30 uur.
2.5. Rond 22.00 uur komt de lading aan in Lens. Het doortransport is dan al vertrokken.
2.6. Transtolk geeft Essers opdracht om nog dezelfde dag twintig van de vierentwintig pallets af te leveren in Bancourt, Frankrijk. Daar zullen de pallets worden overgeladen in drie andere vrachtwagens, om vervolgens te worden vervoerd naar diverse entrepots in Frankrijk. Essers voert deze opdracht uit.
2.7. Transtolk geeft op 4 juni 2009 telefonisch opdracht, tussen 13.45 en 13.50 uur, aan Essers om drie van de resterende vier pallets te lossen bij een verdeelstation in Aire-sur-la-Lys en de vierde pallet bij het verdeelstation in Monchy-le-Preux. Het lossen in Aire-sur-la-Lys moet diezelfde dag plaatsvinden vóór 15.00 uur.
2.8. Om 14.35 uur stuurt [betrokkene1] aan de heer [betrokkene2] van Transtolk (hierna: [betrokkene2]) een e-mail die onder meer luidt als volgt:
[…]
Allereerst spijtig dat het zo gelopen is.
Maar sneller dan gisteren was naar mijn mening niet mogelijk, we moesten wel koppelen door lange laadtijden en file.
Iedereen kan verder ook rekenen dat je met 1600 vertrek uit Geldermalsen niet voor 2100 in Lens bent.
Ik heb verder alles geprobeerd samen met jou op te lossen tot wel 0200 s’nachts.
Na uiteindelijk allemaal adressen te hebben ontvangen staan we nu bij 3de losadres en wordt er gevraagd naar een 4de te rijden.
Uiteindelijk maak ik sowieso 138 extra km zonder enige kostenbevestiging.
Voordat we gaan rijden naar het laatste adres wil ik graag een akkoord voor de kosten van 250 euro extra […].
2.9. Bij e-mail van 14.38 uur antwoordt [betrokkene2] aan [betrokkene1]:
2.10. Essers lost geen pallets in Aire-sur-la-Lys, waarna Transtolk opdracht geeft alle vier de pallets te lossen op het verdeelstation in Monchy-le-Preux., hetgeen ook gebeurt.
2.11. Bij brief van 4 juni 2009 stelt Transtolk Essers aansprakelijk voor de schade die zij zal lijden als gevolg van de te late aflevering van de lading door Essers.
2.12. Op 5 juni 2009 mailt [betrokkene1] aan Transtolk:
[…]
Zoals uitvoerig besproken het verhaal nog op papier.
Schriftelijk door u besteld een rit Geldermalsen-Lens.
Mondeling afgesproken dit direct te laden en aansluitend te lossen om 20h00 in Lens.
Met u besproken was dat dit een dagchauffeur was en wellicht moest koppelen op ons kantoor te Brussel.
Aangezien de laadtijd 3.5uur bedroeg en de chauffeur midden in de file kwam en tijd verloor, konden wij niets anders doen dan koppelen.
Dat dit was gebeurd is met u besproken omstreeks 19h00, helaas hadden we dat graag iets eerder verteld.
Vanaf 19h00 hebben wij ook gezegd dat de truck rond 22h00 zou aankomen, zodat u actie kon ondernemen.
Uiteindelijk is truck aangekomen om 22h03 en bleek niet meer te mogen lossen.
Samen met u hadden we de oplossing de vracht over te laden op vrachtwagens die 48km verderop stonden in Bancourt.
4 pallets zouden achterblijven, waarvan er 3 gelost moesten worden in Monchy-le-Preux, wederom 25km terug rijden.
Deze pallets werden uiteindelijk geweigerd en wederom het verzoek 65km verder te rijden naar Aire-sur-la-Lys.
Hierop stelden wij de vraag wat hier tegenover stond, die wilde u niet beantwoorden maar eerst alles oplossen.
Ik denk dat wij zeer zeker alle medewerking hebben verleend om uw vracht niet te laten verzuipen.
Maar er is een grens waarop wij ook vinden dat er wel een oplossing, zowel financiel als voor de goederen, moet komen en niet zomaar ergens heen te rijden. Uiteindelijk hebben wij 3 plaatsen aangedaan en 138km extra moeten rijden voor u.
Graag zien wij uw reactie tegemoet zoals u heeft beloofd […].
2.13. Bij factuur van 14 juli 2009 brengt Essers aan Transtolk een bedrag van € 800,00 in rekening wegens “TRANSPORT DD: 02.06.2009”. Bij factuur van diezelfde datum brengt Essers aan Transtolk een bedrag van € 550,00 in rekening wegens “TRANSPORT DD: 03.06.2009”. Transtolk betaalt niet.
2.14. Bij factuur van 21 juli 2009 brengt Mooy Logistics B.V. aan Transtolk een bedrag van € 5.261,00 in rekening wegens “Kosten inzake transportschade”. Bij factuur van 8 september 2009 berekent Transtolk deze kosten door aan Essers.
2.15. Op 12 oktober 2009 stuurt Transtolk aan Essers een factuur ten bedrage van € 3.001,75. Deze factuur heeft betrekking op de kosten van de drie onder 2.6 genoemde vrachtwagens.
2.16. Essers laat de facturen van 8 september 2009 en 12 oktober 2009 van Transtolk onbetaald.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Transtolk vordert – samengevat – veroordeling van Essers bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 8.262,75, te vermeerderen met btw, buitengerechtelijke kosten ad € 768,00, rente en kosten.
3.2. Transtolk legt aan haar vordering primair ten grondslag dat Essers in strijd met de resultaatsverbintenis die op grond van artikel 17, eerste lid, van het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg, Trb. 1957, 84 (hierna: CMR) op haar rustte de goederen niet heeft afgeleverd binnen de afgesproken termijn dan wel binnen een redelijke termijn. Om die reden houdt Transtolk Essers aansprakelijk voor de schade die zij dientengevolge heeft geleden. Ten aanzien van de vier pallets die zijn gelost in Monchy-le-Preux heeft Transtolk op de comparitie primair gesteld dat sprake is van schade als gevolg van verlies van deze goederen en subsidiair dat sprake is van vertragingsschade, welke schade bestaat uit het bedrag van € 5.261,00 waarvoor Transtolk door haar opdrachtgever, Mooy Logistics B.V., voor die pallets is aangesproken (2.14).
Ten aanzien van de twintig pallets die zijn gelost in Bancourt claimt Transtolk vergoeding van vertragingsschade ad € 3.001,75, bestaande uit de kosten die Transtolk heeft gemaakt voor de inzet van drie extra vrachtwagens (2.6).
Subsidiair stelt Transtolk zich op het standpunt dat Essers voor haar schade aansprakelijk is omdat Essers toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst (artikel 6:74 Burgerlijk Wetboek, hierna: BW) dan wel omdat zij onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld (artikel 6:162 BW) door de goederen niet tijdig af te leveren.
3.3. Essers voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4. Essers vordert – samengevat – veroordeling van Transtolk bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 1.350,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.5. Essers legt aan haar vordering ten grondslag dat Transtolk in strijd met haar verplichtingen nalaat twee facturen van Essers van 14 juli 2009 van respectievelijk € 800,00 en € 550,00, samen € 1.350,00, te voldoen.
3.6. Transtolk voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1. Aangezien Essers een buitenlandse partij is, rijst de vraag of deze rechtbank bevoegd is om van het geschil tussen partijen kennis te nemen. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend, omdat de vrijwillige verschijning van Essers moet worden aangemerkt als een indirecte forumkeuze.
4.2. De tussen Transtolk en Essers gesloten overeenkomst heeft betrekking op grensoverschrijdend wegvervoer, waarop het CMR van toepassing is. Partijen gaan ook zelf uit van de toepasselijkheid van het CMR. De rechtbank zal het geschil dus met inachtneming van het CMR beoordelen.
De vordering tot vergoeding van de kosten van drie extra vrachtwagens voor het doortransport van twintig pallets vanuit Bancourt
4.3. Transtolk legt aan haar vordering ten grondslag dat Essers de lading niet binnen de bedongen termijn heeft gelost en daarmee aansprakelijk is voor de vertragingsschade (primair) op de voet van artikel 17, eerste lid, CMR. Gelet op de erkenning van Essers op de comparitie, staat tussen partijen vast dat was afgesproken dat de lading op 3 juni 2009 uiterlijk om 20.00 uur in Lens zou worden gelost. Ook staat vast dat die termijn is overschreden. De vraag die voorligt, is voor wiens rekening die termijnoverschrijding moet komen (artikel 17, tweede lid, CMR). De rechtbank overweegt daarover het volgende.
4.4. Vast staat dat de chauffeur van Essers op 3 juni 2009 om 16.15 uur met de lading uit Geldermalsen is vertrokken. Transtolk heeft de verklaring van Essers op de comparitie, dat voorzien was dat de chauffeur om 14.00 uur of 14.15 uur uit Geldermalsen zou kunnen vertrekken, niet weersproken. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat dit het geval was en betrekt daarbij dat Transtolk zelf heeft gesteld (dagvaarding punt 5) dat in Geldermalsen een laadtijd is ontstaan van drie uur en vijftien minuten, “kennelijk omdat de lading nog niet geheel gereed was om te laden, althans zo werd gesteld”. Transtolk betwist hiermee niet dat de lading inderdaad niet geheel gereed was om te laden en dat dit een langere laadtijd tot gevolg had, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat ook dit het geval was. De omstandigheid dat de lading op het moment dat deze zou worden geladen daarvoor nog niet gereed was, zodat een langere laadtijd is ontstaan, moet voor rekening komen van Transtolk als opdrachtgever. Het ligt immers op haar weg om ervoor te zorgen dat de lading die zij wil laten vervoeren daarvoor tijdig gereed is.
4.5. Niet in geschil is dat het overeengekomen lostijdstip van 20.00 uur nog steeds haalbaar was geweest, indien de chauffeur om 16.15 uur rechtstreeks naar Lens was gereden en dat dit tijdstip niet is gehaald, omdat de chauffeur via Brussel is gereden om daar “om te koppelen”. Volgens Essers was het omkoppelen noodzakelijk omdat de dagchauffeur vóór het verstrijken van zijn maximale werktijd van vijftien uren terug moest zijn op de thuisbasis in Brussel. Deze werktijd zou zijn overschreden indien de chauffeur naar Lens was gereden, omdat de chauffeur door zijn late vertrek uit Geldermalsen in de spits terechtkwam, waardoor een langere reistijd ontstond die bovendien extra werd verlengd door de wettelijk voorgeschreven rusttijden. Transtolk heeft dit op zichzelf niet betwist. Het voorgaande betekent dat het omkoppelen een direct gevolg is van het te late vertrek uit Geldermalsen. Daarmee staat eveneens vast dat het overschrijden van het lostijdstip een (indirect) gevolg is van het te late vertrek uit Geldermalsen, welke omstandigheid voor rekening en risico van Transtolk komt, omdat - zoals in rechtsoverweging 4.4 is overwogen - de lading voor risico van Transtolk niet klaar was om geladen te worden.
4.6. Transtolk heeft nog naar voren gebracht dat Essers haar niet tijdig heeft gemeld dat er een dagchauffeur was ingezet die maximaal vijftien uren per dag mocht werken. De rechtbank overweegt in dat verband dat Essers bij aanvaarding van de opdracht niet tot een dergelijke mededeling verplicht was. Ingevolge artikel 14, eerste lid, CMR is de vervoerder immers pas gehouden om instructies te vragen aan de rechthebbende indien de uitvoering van de overeenkomst op de voorwaarden van de vrachtbrief onmogelijk is of wordt. Die verplichting is voor Essers op zijn vroegst ontstaan toen de overeengekomen lostijd in Lens door de lange laadtijd in Geldermalsen dreigde te worden overschreden. Of Essers haar verplichting tot het vragen van instructies op dat moment heeft geschonden, kan echter in het midden blijven. Transtolk heeft immers niet gesteld – hoewel dit op haar weg had gelegen – dat zij in dat geval maatregelen zou hebben getroffen, laat staan welke maatregelen dat dan zouden zijn geweest en welk effect die maatregelen zouden hebben gesorteerd. Transtolk heeft dan ook onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd om te kunnen concluderen dat als gevolg van een eventuele schending van die verplichting het overschrijden van het lostijdstip alsnog aan Essers moet worden toegerekend. Omdat Transtolk voorts de gestelde schending van die verplichting als zodanig niet aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd, behoeft deze geen verdere bespreking.
4.7. Nu derhalve vaststaat dat de overschrijding van de lostijd het gevolg is van een omstandigheid die is toe te rekenen aan de schuld van Transtolk, is Essers voor die vertraging niet aansprakelijk (artikel 17, tweede lid, CMR). Uit het voorgaande volgt bovendien dat geen sprake is van opzet of schuld aan de zijde van Essers. Het standpunt van Transtolk, dat Essers gelet op artikel 29 CMR geen beroep kan doen op eventuele aansprakelijkheidsbeperkende of -uitsluitende bepalingen, wordt daarom verworpen.
4.8. Het voorgaande brengt mee dat de vordering tot vergoeding van de kosten van de drie extra vrachtwagens (€ 3.001,75) moet worden afgewezen.
De vordering tot vergoeding van vier pallets peren
4.9. Op 4 juni 2009 heeft Transtolk aan Essers de aanvullende opdracht gegeven om drie van de vier resterende pallets te lossen Aire-sur-la-Lys vóór 15:00 uur. Vast staat dat Essers daartoe niet is overgegaan. Transtolk stelt dat deze pallets daardoor niet meer konden worden afgeleverd, hetgeen reeds gold voor de vierde resterende pallet. Dit in tegenstelling tot de overige twintig pallets. Op de comparitie heeft Transtolk zich ten aanzien van deze pallets op het standpunt gesteld dat primair sprake is van verlies van de goederen en subsidiair van vertraging in de aflevering.
4.10. Ingevolge artikel 12, eerste lid, CMR heeft de afzender het recht over de goederen te beschikken, in het bijzonder door van de vervoerder te vorderen dat hij – onder meer – de plaats bestemd voor de aflevering wijzigt. Gelet op deze bepaling had Essers gehoor moeten geven aan de aanvullende opdracht van Transtolk om de drie pallets te lossen in Aire-sur-la-Lys. Essers had niet op haar beurt aan Transtolk de voorwaarde mogen stellen van betaling van € 250,00 wegens extra te maken kosten. Ingevolge artikel 16, eerste lid, CMR had Essers immers in beginsel al recht op vergoeding van de kosten die de uitvoering van ontvangen instructies voor haar meebracht.
4.11. Nu Essers in strijd met haar verplichting daartoe de instructie van Transtolk niet heeft opgevolgd, is het aan haar schuld te wijten dat de drie pallets niet in Aire-sur-la-Lys zijn gelost. Of daarmee sprake is van verlies van de goederen of vertraging in de aflevering, kan naar het oordeel van de rechtbank in het midden blijven. Aangezien Essers heeft geweigerd de betreffende pallets in Aire-sur-la-Lys af te leveren, is immers sprake van schade die voortspruit uit de opzet van Essers, zodat op grond van artikel 29, eerste lid, CMR de in artikel 23, vijfde lid, CMR neergelegde limitering van vertragingsschade tot de vrachtprijs niet geldt.
4.12. Essers zal dus in beginsel de volledige schade moeten vergoeden die Transtolk heeft geleden als gevolg van het feit dat Essers de drie pallets niet heeft gelost in Aire-sur-la-Lys. Ter onderbouwing van die schade heeft Transtolk de factuur ten bedrage van € 5.261,00 overgelegd die zij van haar opdrachtgever Mooy Logistics B.V. heeft ontvangen wegens “Kosten inzake transportschade” (zie onder 2.14). Essers heeft op zichzelf niet betwist dat Mooy Logistics B.V. deze factuur aan Transtolk heeft gestuurd. Essers betwist echter dat Transtolk was gehouden om het factuurbedrag aan Mooy Logistics B.V. te voldoen en tevens dat Transtolk de factuur daadwerkelijk heeft voldaan. Essers voert daartoe aan dat de lading bij aflevering in goede conditie verkeerde en dat er dus geen sprake is van schade. De omstandigheid dat de lading bij aflevering in goede conditie verkeerde, maakt echter nog niet dat Mooy Logistics B.V. Transtolk geen schade in rekening kon brengen omdat de lading niet op de overeengekomen plaats van bestemming was aangekomen. Het verweer van Essers, dat Transtolk niet was gehouden om de factuur te betalen, wordt daarom verworpen.
4.13. Naar aanleiding van het verweer van Essers dat Transtolk de factuur niet daadwerkelijk aan Mooy Logistics B.V. heeft voldaan zal Transtolk in de gelegenheid worden gesteld om bij akte een bewijs van betaling in het geding te brengen.
De rechtbank stelt verder vast dat uit de factuur niet blijkt welke van de vier daarop vermelde pallets de drie pallets zijn die in Aire-sur-la-Lys afgeleverd hadden moeten worden. Ten aanzien van de resterende vierde pallet is geen sprake van een aanvullende opdracht waaraan Essers geen gevolg heeft gegeven, zodat die schade, net als de overige twintig pallets, een gevolg is van een omstandigheid die voor rekening en risico van Transtolk komt. Transtolk zal daarom in de gelegenheid worden gesteld bij akte aan te geven om welke drie pallets van de betreffende factuur het gaat. Bij die gelegenheid zal Transtolk tevens nader moeten onderbouwen hoeveel de gestelde verkoop van de peren op de betreffende drie pallets haar heeft opgebracht. Essers heeft de gestelde hoogte van die opbrengst betwist. Vanzelfsprekend mag Essers daarna reageren.
4.14. De subsidiaire grondslagen van de vordering (artikelen 6:74 en 6:162 BW) kunnen gezien het voorgaande buiten bespreking blijven.
4.15. In afwachting van de aktewisseling zal nu iedere verdere beslissing worden aangehouden.
verder in reconventie
4.16. Nog daargelaten of de onder 2.13 genoemde facturen al dan niet zijn verjaard – hetgeen Transtolk stelt, maar Essers betwist – geldt dat Essers haar vordering in reconventie op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Zonder enige toelichting vordert zij betaling van de twee facturen. Haar enkele stelling dat zij “het door haar in conventie gestelde als hier herhaald en geïnsereerd wenst te zien beschouwd” kan in ieder geval niet als onderbouwing of toelichting worden beschouwd. Daarmee heeft Essers niet voldaan aan haar stelplicht. De vordering in reconventie stuit al hierop af.
4.17. De rechtbank zal de beslissing in reconventie aanhouden totdat ook in conventie eindvonnis wordt gewezen.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 2 maart 2011 voor het nemen van een akte door Transtolk over hetgeen is vermeld onder 4.13, waarna Essers op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
in conventie en in reconventie
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2011.