ECLI:NL:RBARN:2011:BP5639

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
25 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/701294-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met fietser in Tiel

In de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen de verdachte, die op 18 augustus 2009 in Tiel als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was bij een verkeersongeval met een fietser, heeft de rechtbank op 25 februari 2011 uitspraak gedaan. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Striekwold, werd beschuldigd van het niet verlenen van voorrang aan een fietser, wat resulteerde in een aanrijding waarbij de fietser zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks het zien van verkeersborden en haaientanden op de weg, ervoor koos om de kruising over te steken zonder te stoppen. Dit gedrag werd door de rechtbank als aanmerkelijk onvoorzichtig beoordeeld.

Tijdens de zitting op 11 februari 2011 heeft de officier van justitie een geldboete van € 800 geëist, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte een inschattingsfout had gemaakt en niet bewust roekeloos handelde. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte zich bewust was van de naderende fietsers en dat zijn keuze om door te rijden, ondanks de verkeersborden, een aanmerkelijke schuld met zich meebracht.

De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een geldboete van € 400, te betalen in vier maandelijkse termijnen van elk € 100, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één maand. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn status als student en zijn beperkte inkomen. De uitspraak benadrukt het belang van verkeersveiligheid en de verantwoordelijkheden van bestuurders in het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Parketnummer : 05/701294-10
Datum zitting : 11 februari 2011
Datum uitspraak : 25 februari 2011
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : 27 april 1989 te Tiel,
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsvrouw : mr. S. Striekwold, advocaat te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 augustus 2009, te Tiel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto Daihatsu Charade, kenteken [x]), zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg(en), de Tielerwaardlaan en/of de kruising van de Tielerwaardlaan met de Teisterbantlaan, hierin bestaande dat verdachte
- terwijl hij een fietser (.[slachtoffer]), rijdende op de Teisterbantlaan, wel (tijdig) had gezien, geen voorrang heeft verleend aan die fietser, rijdende op de Teisterbantlaan, terwijl op de Tielerwaardlaan voor genoemde kruising met de Teisterbantlaan bord B6 van bijlage 1 van het RVV1990 was geplaatst, en/of terwijl op de Tielerwaardlaan voor genoemde kruising haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van het RVV1990 waren aangebracht, en aldus niet heeft voldaan aan de verplichting als bedoeld in artikel 62 van het RVV 1990,
tengevolge waarvan verdachte in botsing is gekomen met die fietser en die fietser ten gevolge van die botsing ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 18 augustus 2009, te Tiel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto Daihatsu Charade, kenteken [x]), heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg(en), de Tielerwaardlaan en/of de kruising van de Tielerwaardlaan met de Teisterbantlaan, waarbij verdachte
- terwijl hij een fietser (.[slachtoffer]), rijdende op de Teisterbantlaan, wel (tijdig) had gezien, geen voorrang heeft verleend aan die fietser, rijdende op de Teisterbantlaan, terwijl op de Tielerwaardlaan voor genoemde kruising met de Teisterbantlaan bord B6 van bijlage 1 van het RVV1990 was geplaatst, en/of terwijl op de Tielerwaardlaan voor genoemde kruising haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van het RVV1990 waren aangebracht, en aldus niet heeft voldaan aan de verplichting als bedoeld in artikel 62 van het RVV 1990,
tengevolge waarvan verdachte in botsing is gekomen met die fietser en die fietser ten gevolge van die botsing ten val is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 11 februari 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. S. Striekwold, advocaat te Nijmegen.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot de betaling van een geldboete van € 800, - (achthonderd euro) bij niet betaling te vervangen door 16 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 (drie) maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Verdachte en zijn raads hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde:
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld:
Op 18 augustus 2009 omstreeks 20:42 uur reed verdachte in een personenauto (Daihatsu Charade, kenteken [x]) op de Tielerwaardlaan te Tiel richting de kruising met de Teisterbantlaan. Het was die dag helder en droog weer. Het zicht van het verkeer afkomstig van de Tielerwaardlaan werd niet gehinderd.
Het verkeer dat de Teisterbantlaan over de Tielerwaardlaan nadert, moet het verkeer op de Teisterbantlaan voorrang verlenen. Op de Tielerwaardlaan staat een verkeersbord B6 van bijlage 1 van het RVV 1990, inhoudende het gebod “Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg”. Een aantal meters na dit bord zijn op het wegdek haaientanden aangebracht.
Verdachte wist dat hij voorrang moest verlenen aan het kruisend verkeer en heeft de borden die dat aangeven en de haaientanden op het wegdek gezien. Hij heeft echter geen voorrang verleend, zoals voorgeschreven in artikel 62 van het RVV 1990. Immers is verdachte, die zag dat gezien zijn rijrichting vanaf links twee racefietsers kwamen aanrijden, zonder te stoppen de kruising opgereden .Daarbij is hij in botsing gekomen met één van die fietsers Door de botsing is de fietser, de heer [slachtoffer], ten val gekomen en heeft hij een kneuzing van de wervelkolom ter hoogte van de buikwervels en het heiligbeen opgelopen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte heeft bewust een risico genomen toen hij besloot door te rijden en niet te stoppen voor de desbetreffende kruising. Hij heeft de fietser gezien en is zich bewust geweest van het gevaar, maar heeft desondanks niet alles gedaan wat in zijn macht lag om een aanrijding te voorkomen. Deze gedraging levert een aanmerkelijke schuld op, strafbaar gesteld bij artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat haar cliënt moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit. Haar cliënt dacht dat hij te maken had met een gewone fietser en niet met een racefietser. De aanrijding heeft plaatsgevonden om 20:50 uur en de zon ging die avond rond 20:55 uur onder. Dit verklaart volgens de raadsvrouw de verkeerde inschatting van haar cliënt. Deze inschattingsfout levert geen grove onoplettendheid op.Wat betreft het letsel is de raadsvrouw van mening dat de medische verklaring niet aan de gestelde eisen voldoet en zodoende niet kan gelden als een wettig bewijsmiddel. In de medische verklaring zijn de datum en tijdstip van het ongeval en een reële schatting van de herstelperiode niet opgenomen. De enkele verklaring van de aangever over het letsel is onvoldoende.
Tevens is de raadsvrouw van oordeel dat verdachte dient te worden vrijsproken van het subsidiair tenlastegelegde. Naar de mening van de raadsvrouw heeft haar cliënt enkel een inschattingsfout gemaakt en was er geen gevaar dan wel een reële kans dat een ongeval zou plaatsvinden.
De beoordeling van het bewijs
Vast staat dat verdachte het aanwezige verkeersbord vlak voor de kruising met de Teisterbantlaan alsmede de haaientanden die daar op het wegdek zijn aangebracht wel heeft gezien, maar dat hij desondanks niet daarvoor is gestopt.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de kruising met ongeveer 25 kilometer per uur afremmend naderde. Hij keek hierbij naar links en zag door de zijruit dat de fietsers hem naderden. Deze fietser bevonden zich op dat moment ter hoogte van het zebrapad dat, vanuit de positie van de fietsers gezien, zich voor de kruising bevindt. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij meende nog vóór de fietsers de kruising te kunnen oversteken.
De rechtbank weegt zwaar dat de verdachte de fietsers heeft zien naderen terwijl deze zich ter hoogte van het zebrapad bevonden. Dit zebrapad bevindt zich op slechts enkele meters afstand van de kruising. Verdachte wist dat hij de fietsers voorrang diende te geven. Desondanks heeft verdachte de keuze gemaakt niet te stoppen voor de kruising maar deze direct over te steken.
Het stoppen voor de voorrangskruising was gezien de gegeven omstandigheden noodzakelijk. Slechts dan had verdachte in alle rust kunnen beoordelen of het verantwoord was de kruising over te steken.
Met zijn handelen heeft verdachte niet de voorzichtigheid in acht genomen die in de gegeven omstandigheden van hem verwacht mocht worden om te voorkomen dat het gevaar, waarvan hij zich wel bewust was, zich zou verwezenlijken. Het doet daarbij niet ter zake of het fietsers dan wel racefietsers betrof nu verdachte ook rekening heeft te houden met racefietsers in het verkeer.
Gezien het voorgaande concludeert de rechtbank dat sprake is van een aanmerkelijke schuld bij verdachte aan het veroorzaken van dit verkeersongeval.
Wat betreft het letsel van de fietser is de rechtbank van oordeel dat de combinatie van de medische verklaring en de verklaring d.d. 23 september 2009 van de aangever [slachtoffer] voldoende duidelijkheid verschaft over de fysieke toestand van het slachtoffer. Hieruit volgt immers dat hij ten gevolge van het op 18 augustus 2009 opgelopen letsel in elk geval tot 23 september 2009 nog niet kon werken. De rechtbank oordeelt daarom dat er sprake is van een zodanig lichamelijk letsel dat tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 18 augustus 2009, te Tiel, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto Daihatsu Charade, kenteken [x]), aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden over de de kruising van de Tielerwaardlaan met de Teisterbantlaan, hierin bestaande dat verdachte
- terwijl hij een fietser (.[slachtoffer]), rijdende op de Teisterbantlaan, wel (tijdig) had gezien, geen voorrang heeft verleend aan die fietser, rijdende op de Teisterbantlaan, terwijl op de Tielerwaardlaan voor genoemde kruising met de Teisterbantlaan bord B6 van bijlage 1 van het RVV1990 was geplaatst, en/of terwijl op de Tielerwaardlaan voor genoemde kruising haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van het RVV1990 waren aangebracht, en aldus niet heeft voldaan aan de verplichting als bedoeld in artikel 62 van het RVV 1990,
tengevolge waarvan verdachte in botsing is gekomen met die fietser en die fietser ten gevolge van die botsing ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primaire tenlastegelegde:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 14 januari 2011.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft bij het naderen van de kruising naar links gekeken en heeft twee racefietsers op korte afstand van hem zien aankomen. Ondanks het verkeersbord en de haaientanden, die nadrukkelijk aangaven dat verdachte voorrang moest geven, heeft hij bewust de keuze gemaakt om de kruising over te steken en niet te stoppen. Hierdoor ontstond een aanrijding tussen verdachte en één van de racefietsers die hierdoor gewond raakte en enkele weken zijn normale bezigheden niet kon uitoefenen. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De rechtbank houdt echter rekening met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld en (meer dan de officier van justitie) met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is student en heeft slechts een beperkt inkomen. Daarnaast zal de rechtbank meewegen dat verdachte contact heeft gezocht met het slachtoffer en zijn spijt heeft betoond. Verdachte heeft voorts welwillend meegewerkt aan het onderzoek alsmede ter zitting inzicht getoond in het foutieve van zijn handelen. Hij heeft aangegeven zijn verkeersgedrag sindsdien te hebben aangepast. De rechtbank zal daarom een lagere geldboete en een lagere voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen opleggen dan door de officier van justitie geëist.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24a, 24c, en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een betaling van een geldboete van € 400, - (vierhonderd euro),
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen hechtenis voor de duur van 8 (acht) dagen.
Bepaalt voorts dat de geldboete mag worden betaald in 4 maandelijkse termijnen van elk
€ 100, -.
Alsmede:
Een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 1 (één) maand.
Bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. M.G.J. Post (als voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. H.T. Wagenaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruessink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 februari 2011.