ECLI:NL:RBARN:2011:BP4438

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
15 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/512750-09
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 15 februari 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De feiten vonden plaats in de nacht van 9 op 10 oktober 2009 in Tiel, waar de verdachte de benadeelde partij, [slachtoffer], onder bedreiging met een mes dwong tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de benadeelde partij heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, door zijn penis in de mond van de benadeelde partij te penetreren en zijn vinger in de anus van de benadeelde partij te steken. Dit gebeurde onder bedreiging met een mes, waarbij de verdachte herhaaldelijk dreigende uitspraken deed over het doorsnijden van de keel van de benadeelde partij.

De rechtbank heeft de verklaringen van de benadeelde partij als betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele inconsistenties. De verdachte heeft zich niet verzet tegen de afname van celmateriaal, maar er waren procedurele tekortkomingen die de rechtbank als onherstelbaar vormverzuim heeft aangemerkt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn, en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 17 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.500,- aan de benadeelde partij, met een schadevergoedingsmaatregel van 25 dagen hechtenis bij niet-betaling.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de benadeelde partij en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en heeft de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen mes bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis
Parketnummer : 05/512750-09
Data zittingen : 22 januari 2010, 26 maart 2010, 21 mei 2010, 6 juli 2010 en 1 februari 2011
Datum uitspraak : 15 februari 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : 15 oktober 1975 te Beni Touzine (Marokko),
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. J. Velthoven, advocaat te Tiel.
Officier van justitie : mr. S.Z. Wiarda
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in de nacht van 9 op 10 oktober 2009 te Tiel, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten het met zijn, verdachtes, penis penetreren in de mond en/of met zijn, verdachtes, vinger penetreren in de anus van die [slachtoffer], welk geweld of andere
feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte opzettelijk en onverhoeds met ontblote penis voor die op de bank gezeten [slachtoffer] is gaan staan terwijl hij, verdachte, zijn arm achter het hoofd van die [slachtoffer] heeft gedaan en/of het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgehouden en/of zijn, verdachtes penis in de mond van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of een (kaas)mes heeft gepakt en/of
tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of dat mes tegen althans in de nabijheid van de keel, althans het gezicht of hoofd van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of vervolgens zijn, verdachtes, vinger(s) in de anus van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of gestoken, althans gebracht;
2.
hij in of omstreeks in de nacht van 9 op 10 oktober 2009 te Tiel [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door (telkens) opzettelijk dreigend die [slachtoffer] om zijn nek vast te pakken en/of een mes tegen het lichaam en/of nabij de keel en/of het gezicht van die [slachtoffer] te houden en/of (dreigend) (telkens) tegen die [slachtoffer] te zeggen: "leg mij gewoon eens uit waarom ik niet je keel door zou snijden" en/of "wat moet ik doen dan, eigenlijk moet ik snijden", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 1 februari 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J. Velthoven, advocaat te Tiel.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd: [slachtoffer].
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 364 dagen, waarvan 140 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarden zoals verwoord in het Reclasseringsadvies d.d. 21 januari 2010, en voorts met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het onder verdachte inbeslaggenomen mes wordt onttrokken aan het verkeer.
De officier van justitie heeft verzocht dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 2.000,- wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door dertig dagen hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Gelet op de samenhang tussen de tenlastegelegde feiten zal de rechtbank deze feiten gezamenlijk bespreken.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de vroege ochtend van 10 oktober 2009 bevond verdachte zich samen met [slachtoffer] in de woning van verdachte aan de [adres] in Tiel.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen in het dossier.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten en heeft hiertoe – samengevat – het volgende aangevoerd:
1. Er is sprake van vormverzuimen ten aanzien van de vrijwillige verkrijging van het celmateriaal DNA van verdachte ex artikel 151a Wetboek van Strafvordering (Sv). De schriftelijke instemming daartoe van verdachte ontbreekt in het dossier, terwijl verdachte evenmin in de gelegenheid is gesteld een raadsman te raadplegen voorafgaand aan het geven van toestemming tot afname van het celmateriaal. Evenmin is gebruik gemaakt van de juiste formulieren zoals vereist in artikel 2 van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken. Verdachte heeft zich weliswaar niet verzet tegen de afname maar dit maakt de afname van het celmateriaal nog niet vrijwillig. Nu sprake is van een onherstelbaar vormverzuim waardoor verdachte in zijn belangen is geschaad, dienen de resultaten van het DNA-onderzoek van het bewijs te worden uitgesloten.
2. De aangifte is onbetrouwbaar. Zo heeft [slachtoffer] bij de rechter-commissaris in eerste instantie niet verklaard over het feit dat verdachte zijn vinger in zijn anus zou hebben geduwd, hetgeen hij wel in de aangifte heeft verklaard. Dit wordt nog versterkt door het feit dat er geen DNA van [slachtoffer] onder de nagels van verdachte is aangetroffen;
3. Er is een alternatieve verklaring voor het aangetroffen DNA-materiaal van [slachtoffer] op de penis van verdachte. [slachtoffer] heeft bier gedronken in de woning van verdachte. Nadat [slachtoffer] vertrokken was heeft verdachte de bierflesjes van de salontafel opgeruimd, waarbij hij de flesjes bovenaan bij de kop heeft vastgepakt. Op deze wijze is er mogelijk speeksel van [slachtoffer] op de hand van verdachte terecht gekomen. Vervolgens is verdachte naar het toilet gegaan. Tijdens het plassen kan het DNA van [slachtoffer] van de hand van verdachte zijn overgebracht op zijn penis;
4. Niet kan worden vastgesteld dat de verwondingen op de arm van [slachtoffer] zijn aangebracht door verdachte, in het bijzonder niet of die verwondingen afkomstig zijn van het inbeslaggenomen mes. Hier is geen nader onderzoek naar verricht en de verwondingen kunnen ook op een andere manier of op een ander moment zijn ontstaan.
Beoordeling
1. Ten aanzien van vormverzuimen ex artikel 151a Sv
Uit artikel 151a, eerste lid Sv volgt dat met schriftelijke toestemming van de verdachte celmateriaal bij hem kan worden afgenomen met het oog op de waarheidsvinding. Artikel 2, tweede lid van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken bepaalt dat op het formulier voor de schriftelijke toestemming melding wordt gemaakt van de gevolgen van medewerking aan een DNA-onderzoek. Ingevolge artikel 2, eerste lid Besluit DNA-onderzoek in strafzaken dient de officier van justitie de verdachte te wijzen op de mogelijkheid zich bij het nemen van de beslissing te laten bijstaan door een raadsman.
De eis dat de betrokkene schriftelijk toestemming dient te verlenen tot de vrijwillige afname van zijn celmateriaal en dat hij daarbij wordt gewezen op de mogelijkheid zich bij het nemen van die beslissing te laten bijstaan door een raadsman, dient er toe om te voorkomen dat twijfel rijst over de vraag of betrokkene is gewezen op de consequenties van zijn medewerking en daarmee over het vrijwillige karakter van de medewerking van betrokkene.
De rechtbank overweegt het volgende. Verdachte heeft zich weliswaar niet verzet tegen afname van celmateriaal maar heeft tegelijkertijd geen handtekening willen zetten omdat hij eerst zijn advocaat wilde spreken. In het dossier bevat niet het vereiste formulier ex artikel 2, tweede lid van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken. Evenmin valt uit het dossier op te maken dat verdachte dit formulier is voorgehouden of dat hij dit formulier heeft kunnen lezen. Ook blijkt op geen enkele andere wijze dat aan verdachte is uitgelegd wat de gevolgen kunnen zijn van (vrijwillige) medewerking aan afname van zijn celmateriaal. Dit gebrek had hersteld kunnen worden indien verdachte de gelegenheid was geboden om gebruik te maken van zijn recht om voorafgaand aan de afname van zijn celmateriaal zijn raadsman te consulteren. Verdachte heeft hiertoe echter niet de mogelijkheid gekregen terwijl onduidelijk blijft waarom dit niet is gebeurd. Weliswaar heeft verdachte op een later tijdstip zijn raadsman alsnog gesproken maar behoudens het feit dat verdachte zelf aangeeft de afname van celmateriaal toen niet te hebben besproken met zijn raadsman, blijkt nergens uit dat verdachte alsnog zijn handtekening heeft gezet noch dat hij door de verbalisanten alsnog op de hoogte is gesteld van de gevolgen van de afname van celmateriaal.
Gezien het voorgaande constateert de rechtbank dat niet met zekerheid valt vast te stellen dat verdachte zich voorafgaand aan de afname van zijn celmateriaal bewust was van de mogelijke gevolgen van zijn medewerking aan deze afname. Om die reden kan evenmin worden vastgesteld of bij de afname van celmateriaal bij verdachte daadwerkelijk sprake was van vrijwillige medewerking terwijl de ratio van artikel 151a Sv er nu juist in is gelegen de verdachte goed te informeren omtrent de afname van celmateriaal om vrijwillige medewerking te kunnen bewerkstelligen. Met de raadsman is de rechtbank daarom van oordeel dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a, eerste lid, Sv.
Bewijsuitsluiting kan uitsluitend aan de orde komen indien het bewijsmateriaal door het verzuim is verkregen en komt in aanmerking indien door de onrechtmatige bewijsgaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden. Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan geen sprake. Niet gesteld kan worden dat het bewijsmateriaal door het vormverzuim is gekregen. In het onderhavige geval heeft het vormverzuim er slechts toe geleid dat het vrijwillige karakter van de afname niet is gewaarborgd. Voorts is van belang dat het geconstateerde vormverzuim de betrouwbaarheid en de controleerbaarheid van het gevonden bewijs op geen enkele wijze aantast. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het onderzoeksresultaat van het afgenomen celmateriaal mag worden meegenomen voor het bewijs maar dat, indien voor het overige aan de vereisten voor strafoplegging is voldaan, het vormverzuim heeft te leiden tot strafvermindering ex artikel 359, eerste lid onder a Sv.
2. Betrouwbaarheid [slachtoffer]
De rechtbank is van oordeel dat de door [slachtoffer] afgelegde verklaringen wel betrouwbaar zijn. [slachtoffer] heeft meerdere verklaringen afgelegd, zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris en deze verklaringen zijn vanaf het begin in grote lijnen consistent en gedetailleerd. Het feit dat [slachtoffer] bij de rechter-commissaris in eerste instantie ‘vergeet’ te verklaren over het feit dat verdachte ook zijn vinger in zijn anus heeft geduwd, doet hier naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
Dit geldt tevens voor het feit dat er geen DNA-materiaal van [slachtoffer] onder de nagels van verdachte is aangetroffen. De zedenkit is pas op 10 oktober 2009 om 18.15 uur bij verdachte afgenomen, meer dan tien uren nadat het feit is gepleegd. Het is goed mogelijk en ligt zelfs in de rede dat verdachte in de tussenliggende periode één of meerdere keren zijn handen heeft gewassen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] te twijfelen en zal deze dan ook gebruiken voor het bewijs. De rechtbank neemt hierbij tevens in aanmerking dat zijn verklaringen worden ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier die hieronder besproken zullen worden. De rechtbank verwerpt het verweer.
3. DNA
De verdediging heeft het tenlastegelegde bestreden met een alternatieve lezing van de wijze waarop celmateriaal met een mengprofiel waarin DNA-kenmerken van [slachtoffer] zijn te onderscheiden op de penis van verdachte is terechtgekomen. Op zich zelf valt niet uit te sluiten dat er via een driedubbele overdracht (van de mond van [slachtoffer] op het bierflesje, vervolgens van het bierflesje op de vinger van verdachte en ten slotte van de vinger van verdachte op de glans en voorhuid van zijn penis) een beperkte hoeveelheid celmateriaal van [slachtoffer] op de penis van verdachte is belandt. De rechtbank acht echter het aantreffen van een dusdanige hoeveelheid celmateriaal op twee plaatsen op de penis van verdachte dat dit, na afname van een zedenkit en het onderzoeken van het veiliggestelde materiaal, tweemaal leidt tot een mengprofiel waarin DNA-materiaal kenmerken zichtbaar die matchen met, naast het profiel van verdachte, het profiel van [slachtoffer], aanzienlijk meer aannemelijk indien er sprake is van directe overdracht van het celmateriaal van mond naar penis dan indien er sprake zou zijn van de driedubbele overdacht, zoals door verdachte genoemd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het aantreffen van celmateriaal op de penis van verdachte met een mengprofiel waarin DNA-kenmerken van [slachtoffer] zijn te onderscheiden dus wel degelijk een ondersteuning is van diens verklaringen dat dit dus in onderling verband en samenhang gezien met de andere bewijsmiddelen kan bijdragen aan het bewijs. Zoals zojuist reeds besproken, acht de rechtbank de aangifte van [slachtoffer] voorts betrouwbaar. Deze aangifte wordt ook nog ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier die hieronder zullen worden besproken. Om die reden acht de rechtbank de lezing van verdachte niet aannemelijk geworden en wordt het verweer dan ook verworpen
4. Verwonding
Het verweer van de verdediging dat ziet op de verwonding aan de arm van [slachtoffer] wordt door de rechtbank eveneens verworpen. Op de foto’s in het dossier van de onderarm van [slachtoffer] is een schaaf- of schraapwond te zien die, gezien het ‘streepjespatroon’ van de wond, lijkt te zijn aangebracht door een gekarteld voorwerp. Het door [slachtoffer] omschreven en later door de verbalisanten ter plaatse aangetroffen mes is aan één kant gekarteld. Gelet hierop, in onderling verband en samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen in het dossier, is de rechtbank van oordeel dat de schaaf- of schraapwond is aangebracht door verdachte en derhalve kan bijdragen aan het bewijs voor de tenlastegelegde feiten.
Het bewijs
De rechtbank hanteert – in samenhang met hetgeen de rechtbank reeds onder ‘de feiten’ heeft vastgesteld - ten aanzien van de aan verdachte tenlastegelegde feiten het volgende bewijs:
Aangever [slachtoffer] heeft meerdere verklaringen afgelegd, waarin hij heeft verklaard dat hij na afloop van een bedrijfsuitje op 9 oktober 2009 in Tiel laat op de avond in een café in contact kwam met twee mannen. Eén van de mannen (rechtbank: verdachte) stelde voor om bij hem thuis nog een biertje te drinken. [slachtoffer] is toen samen met verdachte en de andere man meegegaan naar het huis van verdachte. Aldaar hebben ze biertjes gedronken. Op een gegeven moment, [slachtoffer] denkt tussen 06:00 en 07:00 uur ging de andere man naar huis. Verdachte zette toen een pornozender op, deed zijn gulp open, haalde zijn penis eruit en ging een paar keer voor [slachtoffer] staan. Verdachte forceerde zijn penis in de mond van [slachtoffer]. Verdachte had zijn arm achter het hoofd van [slachtoffer] en hield [slachtoffer] vast om zijn hoofd. Het ging allemaal heel onverwacht en snel, waardoor [slachtoffer] zich niet tijdig kon afweren of reageren. [slachtoffer] duwde verdachte weg en zei dat hij daar niet van gediend was. Verdachte liep naar de keuken, pakte een mes uit het keukenblok, prikte met dit mes in de rechterzij van [slachtoffer], duwde [slachtoffer] naar de bank en ging naast hem zitten met zijn arm met het mes om [slachtoffer] heen. Verdachte zei “leg mij eens uit waarom ik je niet je keel door zou snijden” en “je hebt me dingen laten doen die ik niet wil, eigenlijk zal ik je moeten snijden”. Verdachte zei meermalen dat hij ging steken. Verdachte werd steeds bedreigender. Het mes kwam steeds dichterbij en verdachte hield het mes voor de keel, dan wel het gezicht van [slachtoffer]. Het mes was zilverachtig glanzend met een donker heft, had twee punten, korte karteltjes aan één kant en in het mes was de tekst ‘cheese’ uitgesneden. Verdachte deed ook zijn hand in de broek van [slachtoffer] en stak een vinger in zijn anus. Dit gebeurde in een soort worsteling. Dit stopte omdat [slachtoffer] tegenwerkte. Ze hebben een uur tot anderhalf uur zo op de bank gezeten. Doordat [slachtoffer] probeerde te vluchten heeft hij een verwonding opgelopen aan zijn rechterpols. Uiteindelijk is [slachtoffer] de woning uitgerend met achterlating van zijn schoenen en mobiele telefoon.
In het dossier bevindt zich een tweetal foto’s van de onderarm van [slachtoffer], waarop een schaaf- /schraapwond te zien is die, gezien het “streepjespatroon” van de wond, lijkt te zijn aangebracht met een gekarteld voorwerp.
Op 10 oktober 2009 is [getuige] als getuige gehoord. Zij heeft verklaard dat zij die ochtend op de [adres] voor de deur van haar woning werd aangesproken door een man (rechtbank: [slachtoffer]), die haar de weg vroeg naar het Van der Valk hotel. [slachtoffer] mompelde dat hij eerst de politie moest bellen. Hij vertelde dat een Marokkaan seksuele handelingen met hem wilde. Hij vertelde dat er steeds een mes op de armleuning van de bank lag en de man het mes tegen zijn slaap hield. Hij was een uur lang bedreigd door de man. [slachtoffer] wist later te ontsnappen op zijn sokken. [getuige] omschreef [slachtoffer] als onrustig en bang. Hij kon niet stilstaan, was steeds aan het wiebelen en keek steeds achterom.
Op 10 oktober 2009 om 8.00 uur kregen verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] de melding te gaan naar de C1000 aan de Grote Brugse Grindweg in Tiel. Aldaar troffen zij een man (rechtbank: [slachtoffer]) die bij een vrouw met kinderwagen en een hond stond. [slachtoffer] liep op sokken en droeg geen jas. [slachtoffer] vertelde dat toen hij alleen was met een Marokkaan hij seksuele handelingen moest verrichten onder dreiging van een mes.
Voornoemde verbalisanten zijn vervolgens samen met [slachtoffer] teruggegaan naar de betreffende woning. In de [adres] wees [slachtoffer] direct huisnummer [x] aan. [slachtoffer] zei “ik weet het zeker, daar liggen mijn schoenen”. Verbalisanten zagen op de rijbaan, direct voor de voordeur van nummer [x] twee zwarte schoenen liggen, scaters.
Op 10 oktober 2009 om 15.15 uur hebben verbalisanten met toestemming van verdachte de woning aan de [adres] betreden. Verbalisanten constateerden dat de woning grotendeels voldeed aan de omschrijving die [slachtoffer] hen gegeven had. Op een zwarte bank in de woonkamer lag een zwarte telefoon, waarvan [slachtoffer] later heeft aangegeven dat dit zijn telefoon was. In de keukenla werd een mes gevonden dat volgens de verbalisanten voldeed aan de omschrijving die [slachtoffer] hen gegeven had.
Van het aangetroffen mes is een foto opgenomen in het dossier. Op deze foto is een zilverkleurig mes te zien met een zwart heft. Het mes is aan één kant gekarteld, heeft twee punten en in het mes staat het woord ‘cheese’.
Op 10 oktober 2009 heeft de politie een zedenkit gedaan bij verdachte. De bemonsteringen zijn opgestuurd naar het NFI voor nader onderzoek. Het NFI heeft de bemonsteringen “glans (01)”, “voorhuid (2)” en “in penis (03)” onderzocht op speeksel. In de bemonsteringen 01 en 02 is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van speeksel. In diezelfde bemonsteringen is celmateriaal aangetroffen met een mengprofiel met DNA-kenmerken van twee (mannelijke) personen (“celdonoren”). Op basis van het profiel en de plaats van aantreffen van het materiaal kan worden aangenomen dat verdachte zelf één van de celdonoren. Ook van de andere celdonor is een DNA-profiel afgeleid. Dit profiel ‘matcht’ met het DNA-profiel van [slachtoffer]. De frequentie is 1 op 1 miljard (bemonstering 01), respectievelijk 1 op 400 miljoen (bemonstering 2).
Gelet op vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat de feiten zoals aan verdachte ten laste gelegd wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 10 oktober 2009 te Tiel, door geweld en een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten het met zijn, verdachtes, penis penetreren in de mond en met zijn, verdachtes, vinger penetreren in de anus van die [slachtoffer], welk geweld en andere feitelijkheid en welke bedreiging met geweld hierin heeft bestaan dat verdachte opzettelijk en onverhoeds met ontblote penis voor die op de bank gezeten [slachtoffer] is gaan staan terwijl hij, verdachte, zijn arm achter het hoofd van die [slachtoffer] heeft gedaan en het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgehouden en zijn, verdachtes penis in de mond van die [slachtoffer] heeft geduwd en een kaasmes heeft gepakt en tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft gehouden en dat mes in de nabijheid van de keel, althans het gezicht van die [slachtoffer] heeft gehouden en zijn, verdachtes, vinger in de anus van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of gestoken,
2.
hij op 10 oktober 2009 te Tiel [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door opzettelijk dreigend die [slachtoffer] om zijn nek vast te pakken en een mes tegen het lichaam en nabij de keel en/of het gezicht van die [slachtoffer] te houden en (dreigend) tegen die [slachtoffer] te zeggen: "leg mij gewoon eens uit waarom ik niet je keel door zou snijden" en "wat moet ik doen dan, eigenlijk moet ik snijden", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Verkrachting.
Ten aanzien van feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 30 december 2010;
• een Reclasseringsadvies, gedateerd 21 januari 2010, betreffende verdachte; en
• een voortgangsrapport van Reclassering Iriszorg, gedateerd 18 januari 2011, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft slachtoffer [slachtoffer] verkracht en bedreigd. Verdachte is met ontblote penis voor die [slachtoffer] gaan staan en heeft onder vasthouding van het hoofd van [slachtoffer] zijn, verdachtes, penis in de mond van [slachtoffer] en zijn, verdachtes, vinger in de anus van [slachtoffer] geduwd. Daarbij heeft verdachte [slachtoffer] langdurig bedreigd met een mes onder de woorden dat hij zijn keel zou doorsnijden. Dit alles heeft plaatsgevonden in de woning van verdachte, nadat verdachte de nietsvermoedende [slachtoffer] had uitgenodigd om na een cafébezoek nog even bij hem thuis een biertje te komen drinken. Verdachte heeft met het plegen van deze handelingen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer]. Het is een feit van algemene bekendheid dat gedragingen zoals door verdachte gepleegd een enorme impact hebben op slachtoffers en in veel gevallen tot psychisch letsel leiden waar de slachtoffers nog jarenlang last van hebben. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Uit de justitiële documentatie van verdachte is gebleken dat hij in 2002 reeds eerder is veroordeeld ter zake een zedendelict, te weten een poging tot verkrachting, en dat hij ook al in zijn jeugd is veroordeeld voor een zedenmisdrijf.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat op zich zelf een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, passend en geboden is. Rekening houdende met het vormverzuim zoals aangegeven onder punt 3 van dit vonnis zal de rechtbank overgaan tot het opleggen van een gevangenisstraf van zeventien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk. Dit betekent dat verdachte weer terug zal moeten naar de gevangenis. De rechtbank realiseert zich dat verdachte zijn leven de laatste tijd steeds beter op orde lijkt te krijgen en een gevangenisstraf hieraan wellicht afbreuk zal doen, maar een gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest, zoals door de officier van justitie is geëist, doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de feiten.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte, gezien het hiervoor genoemde Reclasseringsadvies en het voortgangsrapport, gebaat is bij contact met Iriszorg Justitiële Verslavingszorg. De rechtbank zal dit derhalve als bijzondere voorwaarde verbinden aan het voorwaardelijk op te leggen gedeelte van de gevangenisstraf.
Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven mes, met behulp waarvan het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrok¬ken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
6a. De beoordeling van de civiele vorde¬ring, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een bedrag van € 2.000,- aan immateriële schade.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat – mocht de rechtbank tot een veroordeling komen – het door [slachtoffer] gevorderde bedrag te hoog is en dat eerder een voorschot van € 500,- à € 750,- op zijn plaats is.
De rechtbank acht voldoende bewezen dat [slachtoffer] door de bewezenverklaarde feiten immateriële schade heeft geleden en dat hij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade passend is. Zij is echter van oordeel dat in ieder geval een bedrag van € 1.500,- aan schadevergoeding op zijn plaats is, zodat zij dit bedrag aan [slachtoffer] zal toewijzen. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering zodanig nader onderzoek met zich zou brengen dat dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan [slachtoffer] daarom thans in zijn vordering niet worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De toe te wijzen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 10 oktober 2009.
Tevens zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht toepassen en dus verdachte de verplichting opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 57, 242 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 17 (zeventien) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens Iriszorg Justitiële Verslavingszorg zullen worden gegeven, voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht. Daartoe moet veroordeelde zich melden bij zijn toezichthouder en zich houden aan de afspraken die gemaakt worden met zijn toezichthouder.
Geeft opdracht aan Iriszorg Justitiële Verslavingszorg om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven mes.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer], te betalen € 1.500,- (zegge vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2009.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding ad € 1.500,-, subsidiair 25 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen € 1.500,-, (zegge vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2009, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mrs. D.R. Sonneveldt (voorzitter), T.P.E.E. van Groeningen en M.G.J. Post,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 februari 2011.