Parketnummer : 05/510423-09
Datum zitting : 1 februari 2011
Datum uitspraak : 15 februari 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsvrouw mr. C. Maat, advocaat te Amsterdam.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2008 tot en met 1 augustus 2008 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of tong penetreren in
de vagina, welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte (telkens) opzettelijk - terwijl die [slachtoffer] 's nachts lag te slapen - naar de slaapkamer van die [slachtoffer] is toegegaan en/of de deken(s) van die [slachtoffer] heeft weggeschoven en/of de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken
en/of de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft gedaan en/of ondanks dat die [slachtoffer] zich (later) verzette tegen verdachte door haar benen te sluiten en/of van verdachte weg te draaien en/of verdachte te schoppen;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2008 tot en met 1 augustus 2008 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren op 1 juli 1992, hierin bestaande dat verdachte (telkens ontuchtig) die [slachtoffer] over en/of aan haar borsten en/of haar vagina en/of haar schaamlippen heeft gewreven en/of betast
en/of aan de vagina van die [slachtoffer] heeft gelikt;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 1 februari 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. C. Maat, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat niet wettig bewezen is dat verdachte [slachtoffer] in de periode van 1 juli 2008 tot en met 1 augustus 2008 heeft verkracht. Weliswaar bevindt zich in het dossier een, naar het oordeel van de rechtbank, consistente en geloofwaardige verklaring van [slachtoffer], welke verklaring door haar als getuige ter terechtzitting wordt bevestigd, enig ander bewijs die de verklaring van [slachtoffer] ondersteunt, is in het dossier niet voorhanden en is tijdens het onderzoek ter terechtzitting niet alsnog verkregen.
Dit maakt dat verdachte ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op tijdstippen in de periode van 1 juli 2008 tot en met 1 augustus 2008 heeft verdachte te Kerkdriel [slachtoffer], geboren op 1 juli 1992 over haar borsten en haar vagina en haar schaamlippen gewreven.
Het standpunt van de officier van justitie:
Met uitzondering het likken aan de vagina acht de officier van justitie het feit wettig en overtuigend bewezen. [slachtoffer] was aan de zorg van verdachte toevertrouwd omdat zij onderdak nodig had. Omdat [slachtoffer], die uitslag over haar lichaam had, zichzelf, aldus verdachte, niet goed insmeerde, heeft verdachte dat van haar overgenomen waarbij hij ook haar borsten, haar vagina en schaamlippen insmeerde. Dit deed verdachte met zijn hand. Dit zijn, aldus de officier van justitie seksueel getinte handelingen die sociaal-ethisch niet normaal zijn. [slachtoffer] was een 16 jarig meisje, overgeleverd aan verdachte. Ze zat in de knoop en kon nergens naar toe. Daarbij komt ook dat verdachte haar gevraagd heeft om hem in te smeren waarbij ook zijn “olifantslurfje” niet vergeten mocht worden.
Het standpunt van de verdediging:
Door de door verdachte verrichte handelingen, het insmeren van [slachtoffer], raakte verdachte niet opgewonden. Voorts had hij niet het doel daarmee tot seksuele handelingen met [slachtoffer] te komen. [slachtoffer] verklaart met betrekking tot het insmeren niet dat verdachte daar opgewonden van raakte of dat het insmeren uitmondde in seksueel handelen van verdachte. Voorts stelt de verdediging dat [slachtoffer] niet aan de zorg van verdachte was toevertrouwd. Uit de stukken alsmede uit de door [slachtoffer] ter terechtzitting afgelegde verklaring, blijkt dat zij zich vrijelijk over de camping kon bewegen en in feite kon gaan en staan waar zij wilde.
Beoordeling van de standpunten:
De vragen die de rechtbank te beantwoorden heeft is of [slachtoffer] aan de zorg en waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd en of de door verdachte gepleegde handelingen, het insmeren, als ontuchtig kunnen worden gezien.
Het feit dat iemand zich vrijelijk kan bewegen rond de plaats waar zij verblijft wil niet zeggen dat zij niet aan de zorg en waakzaamheid van een ander kan zijn toevertrouwd. [slachtoffer] betrof een meisje van toen 16 jaar die, zo wist verdachte, bij hem werd ondergebracht omdat zij geen andere verblijfplaats had. Wanneer een minderjarige, ongeacht de duur, wordt ondergebracht bij een volwassene dan wordt deze minderjarige gedurende dat verblijf aan de zorg en waakzaamheid van die volwassene toevertrouwd. Van het “slechts” oppassen was, gelet op de duur van het verblijf, geen sprake. Daarnaast verklaart verdachte dat hem gevraagd is [slachtoffer] voor een periode van 14 dagen in huis op te nemen.
Ook de ontuchtige handelingen en het opzet daartoe acht de rechtbank bewezen. [slachtoffer] , hoe volwassen zij ook op verdachte mag zijn overgekomen, was een minderjarig meisje van 16 jaar die, op het moment dat verdachte haar voor het eerst insmeerde met zalf, pas 2 dagen bij verdachte verbleef. Daarvoor kende verdachte haar niet. Gelet voorts op de omstandigheden dat hij zelf meestal ontkleed was op de momenten dat hij [slachtoffer] insmeerde met zalf, dat verdachte ook haar schaamstreek en borsten insmeerde en betastte – plekken die [slachtoffer] zonder moeite ook zelf kon insmeren – en tot slot dat verdachte aan [slachtoffer] heeft gevraagd of zij hem “van onderen” wilde insmeren met onder meer olie en heeft opgemerkt richting [slachtoffer] dat zij zijn “olifantslurfje” ook wel mocht insmeren , is naar het oordeel van de rechtbank voldoende om zowel het ontuchtige karakter van de handelingen als het opzet op het plegen van deze ontuchtige handelingen bewezen te verklaren.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat :
hij op tijdstippen in de periode van 1 juli 2008 tot en met 1 augustus 2008 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel, telkens ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren op 1 juli 1992, hierin bestaande dat verdachte telkens ontuchtig die [slachtoffer] over haar borsten en haar vagina en haar schaamlippen heeft gewreven en/of betast
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 29 december 2010.
De strafmaat
Het standpunt van de officier van justitie
Verdachte heeft een aantal seksueel getinte handelingen verricht die sociaal-ethisch niet normaal zijn. Dit seksueel getinte gedrag werd gepleegd tegen een kwetsbaar minderjarig meisje van toen 16 jaar die aan de zorg van verdachte was overgeleverd. Zij zat in de knoop en kon nergens naar toe.
Rekening houdend met het tijdsverloop, de ontucht heeft plaatsgevonden in de maand juli 2008, acht de officier van justitie een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden alsmede een werkstraf voor de duur van 200 uur subsidiair te vervangen door 100 dagen hechtenis op zijn plaats. Het moet voor verdachte heel duidelijk zijn dat dit zich in de toekomst niet nogmaals mag voordoen.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit. Een strafmaatverweer is door de raadsvrouw niet voorgedragen.
Bespreking van het standpunt van de officier van justitie
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het gaat om een ernstig feit. Door verdachtes handelen is de lichamelijke integriteit van het slachtoffer op ernstige wijze geschaad. Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat handelingen zoals door verdachte verricht (ernstige) gevolgen kunnen hebben voor de verdere (seksuele) ontwikkeling van het slachtoffer.
Voor wat betreft de op te leggen werkstraf zal de rechtbank aansluiten bij de eis van de officier van justitie. De door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf komt de rechtbank aan de hoge kant voor. Niet alleen dient de rechtbank rekening te houden met de ernst van het feit (het betreft hier niet een enkele keer insmeren en ontucht plegen, maar meermalen) maar tevens met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts dient rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat de feiten nu al 19 maanden geleden hebben plaatsgevonden.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf dan door de officier van justitie geëist.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 27, 57, 249 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Het verrichten van een werkstraf gedurende 200 (tweehonderd) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid. De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 100 (éénhonderd) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 2 (twee) uren, zijnde 1 (één) dag hechtenis.
Aldus gewezen door:
mrs. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), W.A. Holland en D.R. Sonneveldt, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 februari 2011.