Parketnummer : 05/514033-09
Datum zitting : 21 januari 2011
Datum uitspraak : 4 februari 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : Mr. H. de Boer, advocaat te Arnhem.
1a. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 juni 2009, te Arnhem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto Daihatsu Applause, kenteken [nummer]) roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Rijksweg A325 rechts (rijdende in de richting van en/of ter hoogte van hectometerpaal 19,8) hierin bestaande dat verdachte,
- komende uit de richting Elst (Gld.) en rijdende in de richting Arnhem - waar de toegestane maximumsnelheid van 120 km/uur door middel van bord(en) A1 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 wordt teruggebracht/verminderd tot 90 km/uur en vervolgens tot 70 km/uur - ter hoogte van hectometerpaal 19,8, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 96 km/uur, althans 81 km/uur, althans een aanzienlijk hogere snelheid dan de aldaar toegestane maximumsnelheid van 70 km/uur, en/of
- een of meer over/op de linkerrijstrook rijdende motorrijtuig(en) rechts heeft ingehaald en aldus niet heeft voldaan aan de verplichting als bedoeld in artikel 11 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of
- zonder dat er sprake was van een noodgeval als bedoeld in artikel 43 derde lid van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, gebruik heeft gemaakt en/of heeft gereden op/over de rechts gelegen vluchtstrook en/of rijdende over/op die vluchtstrook, een of meer over/op de rechterrijstrook rijdende motorrijtuig(en) rechts heeft ingehaald en/of
- vanaf die vluchtstrook, zonder richting aan te geven, naar links heeft gestuurd en de rechterrijstrook is opgereden, waarbij hij een /of meer op die rechterrijstrook rijdende motorrijtuig(en) heeft afgesneden en aldus niet heeft laten voorgaan, als bedoeld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, en/of
- (vervolgens) direct en met onverminderde snelheid naar links heeft gestuurd en de linkerrijstrook is opgereden, en daarbij zijn snelheid niet, althans onvoldoende, heeft aangepast aan het overige verkeer en/of niet de handelingen heeft verricht die van hem werden vereist om het door hem bestuurde motorrijtuig onder controle te houden en/of (vervolgens) weer naar rechts is gestuurd, waarna verdachte met zijn motorrijtuig in aanraking/botsing is gekomen met een voor verdachte op die rechterrijstrook rijdende personenauto (Volkswagen Polo, kenteken [nummer]), bestuurd door K.B. [slachtoffer], en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (K.B. [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke
ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 29 juni 2009 te Arnhem, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto Daihatsu Applause, kenteken [nummer]), heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Rijksweg A325 rechts (rijdende in de richting van en/of ter hoogte van hectometerpaal 19,8) waarbij verdachte,
- komende uit de richting Elst (Gld.) en rijdende in de richting Arnhem - waar de toegestane maximumsnelheid van 120 km/uur door middel van bord(en) A1 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 wordt teruggebracht/verminderd tot 90 km/uur en vervolgens tot 70 km/uur - ter hoogte van hectometerpaal 19,8, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 96 km/uur, althans 81 km/uur, althans een aanzienlijk hogere snelheid dan de aldaar toegestane maximumsnelheid van 70 km/uur, en/of
- een of meer over/op de linkerrijstrook rijdende motorrijtuig(en) rechts heeft ingehaald en aldus niet heeft voldaan aan de verplichting als bedoeld in artikel 11 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of
- zonder dat er sprake was van een noodgeval als bedoeld in artikel 43 derde lid van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, gebruik heeft gemaakt en/of heeft gereden op/over de rechts gelegen vluchtstrook en/of rijdende over/op die vluchtstrook, een of meer over/op de rechterrijstrook rijdende motorrijtuig(en) rechts heeft ingehaald en/of
- vanaf die vluchtstrook, zonder richting aan te geven, naar links heeft gestuurd en de rechterrijstrook is opgereden, waarbij hij een /of meer op die rechterrijstrook rijdende motorrijtuig(en) heeft afgesneden en aldus niet heeft laten voorgaan, als bedoeld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, en/of
- (vervolgens) direct en met onverminderde snelheid naar links heeft gestuurd en de linkerrijstrook is opgereden, en daarbij zijn snelheid niet, althans onvoldoende, heeft aangepast aan het overige verkeer en/of niet de handelingen heeft verricht die van hem werden vereist om het door hem bestuurde motorrijtuig onder controle te houden en/of (vervolgens) weer naar rechts is gestuurd, waarna verdachte met zijn motorrijtuig in aanraking/botsing is gekomen met een voor verdachte op die rechterrijstrook rijdende personenauto (Volkswagen Polo,
kenteken [nummer]), bestuurd door K.B. [slachtoffer], door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
1b. Aanvulling tenlastelegging
Ter terechtzitting van 21 januari 2011 heeft de officier van justitie op de voet van artikel 312 Wetboek van Strafvordering alsnog mondeling ten laste gelegd de navolgende strafverzwarende omstandigheden krachtens artikel 175 derde lid Wegenverkeerswet 1994:
• overschrijden in ernstige mate van de maximumsnelheid
• zeer dicht achter een ander voertuig rijden
• geen voorrang verlenen
• gevaarlijk inhalen.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 21 januari 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. H. de Boer, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie, mr. K. Hermans, heeft gerequireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
Op 29 juni 2009 heeft op de voor het openbaar verkeer opengestelde rijksweg A325, in de gemeente Arnhem , ter hoogte van hectometerpaal 19,8 , alwaar een maximum snelheid van 70 kilometer per uur is toegestaan een verkeersongeval plaatsgevonden. Bij dit ongeval heeft de auto (van het merk Daihatsu, type Applause, met het kenteken [nummer]) , bestuurd door verdachte en rijdende in de richting Arnhem , een andere auto (van het merk Volkswagen met het kenteken [nummer]) van achteren aangereden. Als gevolg hiervan is de bestuurster van laatstgenoemde auto (van het merk Volkswagen, type Polo, met het kenteken [nummer]) gewond geraakt.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair ten laste gelegde, inclusief de mondeling tenlastegelegde strafverzwarende omstandigheden. Verdachte heeft, zowel voorafgaand als tijdens het ongeluk, roekeloos rijgedrag vertoond. Hij heeft, mede gezien de op dat moment aanwezige verkeersdrukte, veel te hard gereden, over de rechter vluchtstrook auto’s ingehaald, te dicht op voor hem rijdende voertuigen gereden, medeweggebruikers hun weg afgesneden en zijn voertuig niet onder controle gehouden waardoor een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij K.B. [slachtoffer] zodanig letsel heeft opgelopen dat zij tijdelijk niet in staat is geweest haar normale bezigheden uit te oefenen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gepleit voor vrijspraak van het primair alsook het subsidiair ten laste gelegde feit. De raadsman heeft hiertoe betoogd dat er van roekeloos, dan wel gevaarzettend rijgedrag door verdachte geen sprake is geweest. Verdachte ontkent dat hij over de vluchtstrook heeft gereden en aldaar auto’s rechts heeft ingehaald. Ook heeft verdachte niet te hard gereden. Gelet op de 1,2 liter cilinderinhoud van de Daihatsu kon deze auto niet eens zo snel rijden als de getuigen verklaren. Voorts stelt de verdediging dat het ongeluk waarschijnlijk niet aan verdachtes schuld te wijten is, aangezien de bandenspanning van het rechterachterwiel van de door verdachte bestuurde, zojuist opgehaalde, leenauto te laag was. Verdachte had voorafgaand aan het ongeluk al gemerkt dat de auto bij het intrappen van het rempedaal naar links en naar rechts trok. De verdediging stelt zich op het standpunt dat het zeer wel mogelijk is dat het ongeluk door dit mankement is veroorzaakt is en ziet zich gesteund in het feit dat deze lezing niet wordt uitgesloten in de Verkeersongevalsanalyse. Overigens, zo heeft de raadsman betoogd, blijkt evenmin van wettig en overtuigend bewijs dat verdachte de, ter plaatse van het ongeval, geldende maximum snelheid heeft overschreden, noch dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan zogenaamd “bumperkleven”, gevaarlijk inhalen of ander gevaarlijk rijgedrag.
Beoordeling van de standpunten
Aangaande de feitelijke toedracht van het ongeluk overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij, komend vanuit Elst, richting Arnhem op de A325, ter hoogte van de plaats waar het ongeval heeft plaatsgehad, op de linkerrijbaan reed en aldaar van de linker naar de rechterrijbaan heeft gestuurd omdat hij wilde voorsorteren. Hij heeft verklaard daarbij voldoende ruimte te hebben gegeven en geen ander verkeer te hebben belemmerd. De botsing met de vóór hem rijdende auto (van het slachtoffer) is volgens verdachte veroorzaakt doordat hij tijdens het remmen de macht over het stuur verloor. Verdachte heeft verklaard niet te hard te hebben geremd. Voorts heeft verdachte ontkend op de vluchtstrook te hebben gereden, alsook met te hoge snelheid te hebben gereden. Tot slot heeft verdachte alle gedragingen voorafgaand aan het ongeluk, zoals beschreven in diverse getuigenverklaringen, ontkend.
De rechtbank is van oordeel dat verdachtes lezing omtrent de toedracht van het ongeluk niet aannemelijk is geworden, met name niet nu geen van de onafhankelijke getuigen in het dossier heeft verklaard op een wijze die de verklaringen van verdachte kan ondersteunen.
Door de getuigen [getuige1] , [getuige2] , [getuige3] , [getuige4] , [getuige5] en [getuige6] is verklaard dat verdachte met een snelheid die veel hoger lag dan van het overige verkeer over de vluchtstrook heeft gereden en daarbij verschillende auto’s rechts heeft ingehaald. Verdachte heeft daaromtrent weliswaar aangevoerd dat de Daihatsu een te geringe cilinderinhoud had (1,2 liter) om deze snelheden te kunnen bereiken, maar de rechtbank constateert op basis van foto 5831 dat deze cilinderinhoud niet 1,2 liter bedroeg, doch 1,6 liter.
Bij het invoegen sneed verdachte vervolgens de auto van getuige [getuige4] af , alsmede een lesauto die daardoor hard moest afremmen en stuurde, zonder daarbij richting aan te geven, met te hoge snelheid direct door naar de meest linker rijbaan. Vervolgens is de auto van verdachte gaan slingeren en belandde op de rechter rijbaan , alwaar verdachte met zijn auto in botsing is gekomen met de achterkant van de auto van het slachtoffer, K.B. [slachtoffer]. Dit moet met aanzienlijke kracht zijn gebeurd, immers laatstgenoemde auto schoot daarbij een stuk de lucht in en kwam weer terug op het wegdek. En de auto van het slachtoffer is om zijn as tollend in tegengestelde richting tegen de linker vangrail tot stilstand gekomen, terwijl de auto van verdachte naar rechts is geschoten en aan de rechterkant van de weg tot stilstand is gekomen.
Conclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan roekeloos rijgedrag. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte met te hoge snelheid heeft gereden over de vluchtstrook, terwijl van enig noodgeval in de zin van artikel 43 derde lid van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, waardoor verdachte wel op de vluchtstrook had mogen rijden, niet is gebleken. Vervolgens heeft verdachte vanaf de vluchtstrook zonder richting aan te geven onverhoeds ingevoegd en heeft direct doorgestuurd naar de meest linkerrijbaan waarbij verdachte twee auto’s heeft afgesneden (en aldus niet heeft laten voorgaan, als bedoeld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) om ten slotte tegen de auto van mevrouw [slachtoffer] aan te rijden. Verdachte heeft met dit rijgedrag niet alleen een ongeluk veroorzaakt, maar heeft hiermee bovendien roekeloos gedrag vertoond, waarbij hij onaanvaardbare risico’s voor zijn mede-weggebruikers heeft genomen.
Het verweer van de verdediging, dat de oorzaak van het ongeval mogelijk is gelegen in een te lage bandenspanning, wordt door de rechtbank verworpen. Allereerst is het maar de vraag of er vóór het ongeval al sprake was van een lage bandenspanning, nu de eigenaar van de Daihatsu, [naam], heeft verklaard dat de auto rijtechnisch in goede staat was, inclusief de bandenspanning. Bij technisch onderzoek is evenmin gebleken van sporen die er op duiden dat het voertuig door een zachte achterband niet meer onder controle was. Voorts acht de rechtbank het niet aannemelijk, gezien het aan het ongeval voorafgegane rijgedrag van verdachte, dat de eventuele lage bandenspanning in overwegende mate heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. Een lage bandenspanning kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet als directe oorzaak voor het ongeluk worden gezien.
Voorts oordeelt de rechtbank dat het door K.B. [slachtoffer] opgelopen letsel te kwalificeren is als zwaar lichamelijk letsel. Los van het feit dat deze kwalificatie door de verdediging niet is betwist, overweegt de rechtbank dat het slachtoffer als gevolg van het door het ongeluk opgetreden letsel , zijnde onder meer een lichte hersenschudding, een zogenaamde whiplash en enkele gekneusde ribben en ruggenwervels, eerst na een herstelperiode van een jaar haar werk weer full time heeft kunnen hervatten.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 29 juni 2009, te Arnhem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto Daihatsu Applause, kenteken [nummer]) roekeloos, heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Rijksweg A325 rechts (rijdende in de richting van en ter hoogte van hectometerpaal 19,8) hierin bestaande dat verdachte,
- ter hoogte van hectometerpaal 19,8, heeft gereden met een aanzienlijk hogere snelheid dan de aldaar toegestane maximumsnelheid van 70 km/uur, en
- zonder dat er sprake was van een noodgeval als bedoeld in artikel 43 derde lid van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, heeft gereden op de rechts gelegen vluchtstrook en rijdende op die vluchtstrook, meer op de rechterrijstrook rijdende motorrijtuigen rechts heeft ingehaald en
- vanaf die vluchtstrook, zonder richting aan te geven, naar links heeft gestuurd en de rechterrijstrook is opgereden, waarbij hij op die rechterrijstrook rijdende motorrijtuigen heeft afgesneden en aldus niet heeft laten voorgaan, als bedoeld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, en
- (vervolgens) direct naar links heeft gestuurd en de linkerrijstrook is opgereden, en niet de handelingen heeft verricht die van hem werden vereist om het door hem bestuurde motorrijtuig onder controle te houden en vervolgens weer naar rechts is gestuurd, waarna verdachte met zijn motorrijtuig in botsing is gekomen met een voor verdachte op die rechterrijstrook rijdende personenauto (Volkswagen Polo, kenteken [nummer]), bestuurd door K.B. [slachtoffer],en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (K.B. [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht,
terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat verdachte geen voorrang heeft verleend en gevaarlijk heeft ingehaald.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige geen voorrang heeft verleend en gevaarlijk heeft ingehaald
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat sprake is van roekeloosheid. Bovendien gaat de officier van justitie uit van strafverzwarende omstandigheden. Omdat verdachte direct na het ongeval een ongeïnteresseerde houding ten opzichte van het slachtoffer vertoonde en het ongeval bovendien heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel, vordert de officier van justitie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, alsmede een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van één jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, dat de ouderdom van het feit bij de strafmodaliteit dient mee te wegen, zodat met een werkstraf zou moeten worden volstaan.
Beoordeling van de standpunten
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard, ouderdom en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan alsmede de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder zijn blanco justitiële documentatie van 22 december 2010.
De rechtbank overweegt in het bijzonder nog het navolgende. Verdachte heeft op roekeloze wijze als bestuurder van een auto aan het verkeer deelgenomen met een voor de omstandigheden ter plaatse te hoge snelheid te rijden, zonder noodzaak over de vluchtstrook te rijden en daarbij zelfs auto’s rechts in te halen en vervolgens met ernstige hindering van het overige verkeer de rijbaan op te schieten. Aldus heeft verdachte een grote onverschilligheid getoond ten aanzien van de veiligheid van de overige verkeersdeelnemers, met als gevolg een ernstig ongeval waardoor mevrouw [slachtoffer] ernstig letsel heeft opgelopen en lange tijd niet in staat is geweest om haar normale leven te leiden.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een deels voorwaardelijke gevangenisstraf.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat het door verdachte vertoonde verkeersgedrag dermate onverantwoordelijk is, dat hem een rijontzegging van langere duur dient te worden opgelegd dan door de officier van justitie gevorderd.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 2 (twee) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 2 (twee) jaar.
mr. F.J.H. Hovens , als voorzitter,
mr. P.C. Quak, rechter,
mr. M.G.J. Post, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Cosijn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 februari 2011.