zaakgegevens 674452 \ CV EXPL 10-1614 \ MB\364\mb
uitspraak van 12 januari 2011
[eisende partij]
wonende te [woonplaats]
eisende partij in verzet in conventie
eisende partij in reconventie
gemachtigde mr. J.F. Roth
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Rovam Huizen B.V.
gevestigd te Huizen
gedaagde partij in verzet in conventie
verwerende partij in reconventie
gemachtigde mr. J.J. Degenaar
Partijen worden hierna [eisende partij] en Rovam Huizen genoemd.
1.1. Het verder verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 september 2010
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen van 7 december 2010
- de ten behoeve van de comparitie ontvangen brieven van de zijde van [eisende partij] van 25 en 29 november 2010 en van de zijde van Rovam Huizen van 29 november 2010.
2. De feiten
2.1 Rovam Huizen is een automobielbedrijf met diverse vestigingen. De heer [A] (“[A]”) is (indirect) aandeelhouder en bestuurder. [eisende partij] heeft als algemeen directeur leiding gegeven aan de vestigingen van Rovam Huizen. Op 22 mei 2008 is hij daarvan ontheven. Een vordering in kort geding tot – kort gezegd – herstel in zijn functie en wedertewerkstelling, is afgewezen.
2.2 [eisende partij] heeft zich in januari 2009 ziek gemeld. Tot aan het einde van zijn dienstverband heeft hij niet meer gewerkt.
2.3 Een verzoek van [eisende partij] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is bij beschikking van de kantonrechter van 11 december 2009 toegewezen. Daarbij is de overeenkomst ontbonden per 31 december 2009 onder toekenning van een vergoeding van
€ 45.000,00 bruto.
2.4 [eisende partij] had de beschikking over een auto (Citroen C6) die toebehoorde aan Rovam Huizen (of een van haar zusterbedrijven). Deze heeft hij in april 2008 tijdens zijn vakantie tijdelijk ter beschikking gesteld aan een collega die op dat moment zonder (passende) auto zat. Na ommekomst van zijn vakantie is [eisende partij] ontheven uit zijn functie en heeft [eisende partij] de eerder door hem gereden auto niet teruggekregen. Hij heeft daarna niet meer in een auto van (de) Rovam Huizen (groep) gereden. In september 2008 heeft [eisende partij] zelf een auto aangeschaft. Daarvan heeft hij melding gemaakt aan de belastingdienst. Vanaf dat moment heeft Rovam Huizen geen inhoudingen meer gepleegd op het salaris van [eisende partij] in verband met het gebruik van een auto van de zaak.
2.5 [eisende partij] had tevens de beschikking over een tankpas. Deze gebruikte hij voor woon-/werkverkeer, autoritten ten behoeve van het bedrijf en ook voor privé gebruik.
2.6 De echtgenote van [eisende partij] werkte in de periode 1993 tot medio 2008 voor een zusterbedrijf van Rovam Huizen.
2.7 Bij brief van 28 december 2009 heeft Rovam Huizen [eisende partij] aangeschreven tot betaling van een bedrag van € 41.888,44. Bij de dagvaarding is overgelegd een factuur gedateerd 12 januari 2010 voor een bedrag van € 29.599,58 met de volgende omschrijving:
4 jaar gebruik auto, incl. onderhoud, afschrijving, rente, verzekering, wegenbelasting en brandstofkosten voor mevrouw [eisende partij]. Laatst gereden auto Citroen C4, kosten per maand
€ 518,20 excl. BTW. Gebruiksperiode 48 maanden a € 518,20 p.m. excl. BTW.
Wij zijn met de boekencontrole voorlopig niet verder gegaan dan mei 2004.
2.8 Bij brief van 28 december 2009 heeft de gemachtigde van Rovam Huizen aan de notaris [naam notaris] te [plaats] geschreven dat zij de ontbindingsvergoeding “zonder inhoudingen” zou uitbetalen op zijn derdenrekening ten behoeve van de aankoop door [eisende partij] van een stamrecht. Rovam Huizen heeft eerst een bedrag van € 3.111,56 betaald en na betekening van de voormelde beschikking, dat bedrag aangevuld tot het volledige toegekende bedrag ad € 45.000,00.
2.9 Op 26 januari 2010 heeft Rovam Huizen derdenbeslag laten leggen ten laste van [eisende partij] onder voormelde notaris [naam notaris]
3.1 Voor een omschrijving van het geschil, zowel in conventie als in reconventie, verwijst de kantonrechter naar het tussenvonnis.
4.0 Het verzet is tijdig ingesteld, zodat [eisende partij] ontvankelijk is in zijn verzet en op zijn
vorderingen dient te worden beslist.
Gebruik auto door echtgenote [eisende partij] (inleidende dagvaarding vordering a)
4.1 Mevrouw [naam echtgenote], de echtgenote van [eisende partij] (hierna [echtgenote eisende partij]), was in dienst bij Rovam B.V. en later Serro B.V., vennootschappen die deel uitmaken van dezelfde groep als Rovam Huizen. Zij verrichtte schoonmaakwerkzaamheden. Zij is nimmer in dienst geweest van Rovam Huizen. [naam echtgenote eisende partij] heeft, naar eigen zeggen vanaf 2002, het gebruik gehad van een Citroen. Rovam Huizen is dealer voor Citroen.
4.2 Rovam Huizen legt aan haar vordering ten grondslag dat de auto onder verantwoordelijkheid van [eisende partij] ten onrechte en zonder toestemming aan [naam echtgenote eisende partij] ter beschikking is gesteld. Zij is daarmee door [eisende partij] bevoordeeld, ten nadele van Rovam Huizen. Rovam Huizen stelt dat [eisende partij] door dat te doen onrechtmatig jegens Rovam Huizen heeft gehandeld, zowel in zijn hoedanigheid van werknemer (op de voet van artikel 7:661 BW) als in zijn hoedanigheid van statutair bestuurder. Als werknemer heeft hij met opzet althans bewust roekeloos gehandeld en als statutair bestuurder heeft hij zijn taak niet naar behoren vervuld door een verplichting aan te gaan waarvan hij wist of had moeten weten dat de vennootschap die verplichting niet zou nakomen.
4.3 Rovam Huizen voert ter verdere onderbouwing aan dat slechts een beperkt aantal werknemers een auto van het bedrijf rijdt (met name directie en verkoop), dat [naam echtgenote eisende partij] niet daarbij hoorde, zij was immers niet eens in dienst terwijl haar werkzaamheden niet van dien aard waren dat daar een auto bij hoorde. Nu zij in dienst was bij een andere Rovam Huizen-vennootschap, is ieder gebruik door haar van een auto van Rovam Huizen aan te merken als privé gebruik. Dat had gemeld moeten worden aan de belastingdienst en dat is niet gebeurd, waarmee Rovam Huizen een risico heeft gelopen. Ook door haar eigen werkgever is aan [naam echtgenote eisende partij] geen bijtelling in rekening gebracht.
4.4 Door de handelwijze van [eisende partij] heeft Rovam Huizen schade geleden, bestaande uit de benzine die gratis voor de auto is getankt, de waardedaling van de auto, de onttrekking aan het verkoopbestand en daarmee aan het kapitaal van Rovam Huizen en de (potentiële) omzet en er is een risico gelopen jegens de belastingdienst.
4.5 Rovam Huizen berekent de schade op basis van de gemiddelde prijs van een leenauto, die zij stelt op € 518,20 ex btw, te vermeerderen met 72 maanden, het aantal maanden dat [naam echtgenote eisende partij] een auto in gebruik heeft gehad, totaal (incl. btw) € 44.399,37. Bij factuur gedateerd 12 januari 2010 heeft Rovam Huizen aan [eisende partij] een bedrag in rekening gebracht van € 29.599,58. Na de erkenning van [eisende partij] dat zijn vrouw al sinds 2002 een auto in gebruik had, heeft zij haar eis vermeerderd tot het nu gevorderde bedrag.
4.6 [eisende partij] erkent het gebruik van een auto van Rovam Huizen door [naam echtgenote eisende partij] en voert aan dat zijn echtgenote al sinds 1997 de beschikking heeft over een auto van (een van de vennootschappen van de) Rovam groep en dat zij sindsdien steeds een auto ter beschikking heeft gehad. Zij gebruikt deze voor woon-/werkverkeer, om naar de diverse vestigingen te rijden en ook als leenauto ten behoeve van klanten die hun eigen auto naar haar brachten en die zij dan vervolgens voor hen naar Rovam Huizen reed en na onderhoud weer voor de klant mee terugnam. De auto’s werden volgens [eisende partij] nagenoeg niet privé gereden en een fiscale bijtelling was dan ook niet aan de orde. [A] was van het begin af aan van het auto gebruik op de hoogte.
4.7 [eisende partij] voert aan dat voor zover er sprake is van enige vordering, dat een vordering is die zich moet richten tot [naam echtgenote eisende partij] en niet tegen [eisende partij]. Van enig tekortschieten van [eisende partij] is geen sprake. Hij heeft een bestaand beleid voortgezet en bovendien was hij als statutair bestuurder bevoegd een dergelijke handeling te verrichten. Rovam Huizen is ook niet benadeeld. Als er al sprake is van tekortschieten is dat niet van zodanige aard dat sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid.
4.8 De kantonrechter overweegt als volgt. [naam echtgenote eisende partij] is in dienst getreden in 1993. Niet, althans onvoldoende, betwist is dat zij sinds 1997 de beschikking heeft gehad over een auto. Voorts is gesteld noch gebleken dat [eisende partij] daarin de hand heeft gehad. Het hem gemaakte verwijt ziet op de periode vanaf 2002. Er was dus kennelijk sprake van een bestaande situatie die onder verantwoordelijkheid van [eisende partij] is voortgezet. De kantonrechter is van oordeel dat hoewel niet zonder meer logisch is dat een medewerker die schoonmaakt de beschikking krijgt over een auto van de zaak, waar kennelijk sprake was van een bestaande situatie, daarvan geen verwijt gemaakt kan worden aan een aantredende directeur die deze situatie aantreft. Bovendien heeft Rovam Huizen niet betwist dat [naam echtgenote eisende partij] die auto behalve voor woon-/werkverkeer ook ten dienste van de Rovam-groep heeft gebruikt. Denkbaar is dat de teugels op enig moment aangetrokken worden en dat minder auto’s voor de medewerkers beschikbaar zijn. Dat is echter gesteld noch gebleken terwijl evenmin gesteld of gebleken is dat [eisende partij] in strijd met een bepaalde instructies. [eisende partij] kan ter zake geen rechtens relevant verwijt gemaakt worden.
4.9 Ten slotte merkt de kantonrechter op dat het verbazing wekt dat een situatie die kennelijk vanaf 1997 heeft bestaan eerst in december 2009 aanleiding heeft gegeven om [eisende partij] daarop aan te spreken. Dit klemt te meer nu [naam echtgenote eisende partij] zelf medio 2008 uit dienst is gegaan. Op dat moment kwam er een einde aan het gebruik van de auto die [naam echtgenote eisende partij] in gebruik had. Aangenomen moet worden dat als er iets aan dat gebruik schortte, dat op dat moment aan het licht is gekomen en zo nodig aan de orde gesteld had kunnen worden. Uit het uitblijven van enige actie leidt de kantonrechter af dat er op dat moment geen aanleiding was om enige actie te ondernemen. Dat het gebruik van de auto door [naam echtgenote eisende partij] eerst in het najaar van 2009 aan het licht is gekomen (12 jaar na aanvang daarvan) en dat dat verklaart waarom er eerst toen actie is ondernomen, acht de kantonrechter onvoldoende aannemelijk. Dit deze vordering zal dus worden afgewezen.
Onverschuldigd betaald salaris (inleidende dagvaarding vordering b)
4.10 Rovam Huizen legt aan deze vordering ten grondslag dat zij teveel salaris heeft uitbetaald nu zij gedurende de arbeidsongeschiktheid van [eisende partij] op basis van 100% van het salaris is blijven uitbetalen (tot en met november 2009) terwijl zij daartoe niet gehouden was. In september 2009 heeft zij [eisende partij] laten weten dat zij, in verband met de duur van de ziekte, conform de CAO de maandelijkse betaling zou terugbrengen tot 90% van het overeengekomen salaris. [eisende partij] heeft daartegen bezwaar gemaakt en vervolgens heeft Rovam Huizen advies gevraagd aan de BOVAG. Uit dat advies is haar gebleken dat zij gedurende ziekte slechts gehouden is tot betaling van 70% van het laatst verdiende salaris.
4.11 [eisende partij] heeft daartegen ingebracht dat de CAO voor hem niet geldt en dat overigens bij Rovam Huizen het beleid is dat tijdens ziekte volledig wordt doorbetaald. Hij noemt in dat verband twee voorbeelden, die door Rovam Huizen zijn betwist. [eisende partij] heeft voorts aangevoerd dat hij er gelet op het tijdsverloop, hij was al negen maanden ziek, toen Rovam Huizen deze kwestie aan de orde stelde, er vanuit mocht gaan dat hij volledig zou worden doorbetaald. Dat klemt te meer, aldus [eisende partij], omdat Rovam Huizen bij gelegenheid van de ontbindingsprocedure zich er op heeft beroepen dat zij [eisende partij] gedurende zijn ziekte volledig heeft doorbetaald. Dat heeft een rol gespeeld in de oordeelvorming van de kantonrechter in die ontbindingsprocedure.
4.12 Tussen partijen is (inmiddels) niet (meer) in geschil dat [eisende partij] niet valt onder de CAO voor Motorvoertuigenbedrijven en tweewielerbedrijven, die van toepassing is op de werknemers van Rovam Huizen. De toepasselijkheid van de daarin opgenomen bepaling dat na een ziekteduur van zes maanden de betaling teruggebracht kan worden naar 90%, is dus niet aan de orde.
4.13 Naar het oordeel van de kantonrechter kan in het midden blijven hoe bij Rovam Huizen eerder in voorkomende gevallen is opgetreden bij een langere ziekteduur. Twee gevallen, die bovendien worden betwist door Rovam Huizen, vormen op zich onvoldoende basis om tot een beleid te kunnen concluderen. De kantonrechter acht van doorslaggevend belang dat de kwestie van het niveau van de doorbetaling eerst in september 2009 aan de orde is gesteld. Tot dat moment hoefde [eisende partij] er dus geen rekening mee te houden dat hij mogelijk teveel salaris ontving. Hij mocht er vanuit gaan dat hij op het juiste niveau werd betaald, te meer nu in zijn herinnering tijdens zijn directieschap en onder zijn verantwoordelijkheid aan andere werknemers ook is doorbetaald. Na september 2009 lag de discussie over de hoogte van de uitbetaling wel op tafel, zij het dat die ging over de vraag of er gekort mocht worden tot 90%. Met een hogere korting hoefde [eisende partij] op dat moment dus ook nog geen rekening houden. Gesteld noch gebleken is voor de kantonrechter dat Rovam Huizen op enige eerder moment dan bij brief van 28 december 2009 aanspraak heeft gemaakt op betaling op basis van 70% gedurende de hele ziekte periode.
4.14 De kantonrechter acht het al met al in strijd met goed werkgeverschap dat Rovam Huizen in een dergelijk laat stadium, waarbij ook al een ontbindingsprocedure is gevoerd waarin deze aanspraak niet aan de orde is geweest, aanspraak maakt op terugbetaling van enig bedrag. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eisende partij], gelet op het voorgaande er geen rekening mee hoeven houden dat Rovam Huizen zich op het standpunt zou stellen dat zij aanspraak zou maken op terugbetaling van teveel betaald salaris. Dat geldt zowel voor het salarisdeel dat overeenkomt met het verschil tussen 90% - 100% - wat in september 2009 aan de orde is gesteld – als voor het verschil tussen 70% en 90%, waarop eerst bij het einde van het dienstverband aanspraak is gemaakt.
Vergoeding voor het gebruik van een tankpas (inleidende dagvaarding vordering c)
4.15 Rovam Huizen legt aan deze vordering ten grondslag dat [eisende partij] in de tijd dat hij de beschikking had over een bedrijfsauto tevens de beschikking had over een tankpas van Rovam Huizen en dat hij, toen het gebruik van de bedrijfsauto stopte, tevens had moeten stoppen met het gebruik van de tankpas. In de periode 1 januari 2009 – 1 december 2009 heeft [eisende partij] voor een bedrag van € 2.488,67 gebruik gemaakt van de tankpas en dat bedrag dient hij volgens Rovam Huizen terug te betalen. Tussen partijen is niet in geschil dat de tankpas verbonden was met de het gebruik van de auto van de zaak. [eisende partij] voert echter aan dat de auto van de zaak hem is ontnomen terwijl deze onderdeel vormde van zijn arbeidsvoorwaardenpakket, zodat het gebruik daarvan niet eenzijdig door Rovam Huizen beëindigd kon worden. Om dezelfde reden kan het gebruik van de tankpas niet zo maar beëindigd worden. Voorts eindigt het recht van gebruik van de tankpas ook niet indien het gebruik van de auto eindigt, aldus [eisende partij].
4.16 Voor de vraag of het gebruik van de auto van de zaak al dan niet vrijwillig is geëindigd, verwijst de kantonrechter naar de reconventie. Voor het gebruik van de tankpas acht de kantonrechter dat niet van belang. Het gebruik van de auto van de zaak is in mei 2008 geëindigd. Daarna heeft [eisende partij] een eigen auto gereden en is hij gebruik blijven maken van de tankpas. [eisende partij] heeft onbetwist gesteld dat hij eerst in december 2009 er op is aangesproken dat hij ten onrechte gebruik heeft gemaakt van de tankpas. Hij heeft ook onbetwist gesteld dat hem nimmer is gevraagd de tankpas in te leveren, zelfs niet na de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Waar voor Rovam Huizen zichtbaar is geweest dat [eisende partij] sinds mei 2008, na het beëindigen van het gebruik van de auto van de zaak, gebruik is blijven maken van de tankpas, en zij dus had kunnen ingrijpen als dat gebruik naar haar oordeel in strijd was met de gemaakte afspraken, is de kantonrechter van oordeel dat [eisende partij] niet heeft hoeven begrijpen dat het hem niet was toegestaan gebruik te blijven maken van de tankpas. Dit deel van de vordering zal dus worden afgewezen.
Gekochte onderdelen (inleidende dagvaarding vordering d)
4.17 [eisende partij] heeft erkend dat hij de door Rovam Huizen genoemde onderdelen heeft gekocht. Hij erkent voorts deze voor een bedrag van € 316,93 nog niet te hebben betaald, waarmee dit deel van de vordering voor toewijzing gereed ligt en hij doet een beroep op verrekening. Voor het resterende bedrag voert hij aan dat hij het gekochte heeft betaald en wel contant. Rovam Huizen heeft dat betwist en [eisende partij] heeft de gestelde betaling niet met kwitanties of anderszins onderbouwd. Dit deel van de vordering ligt daarmee eveneens voor toewijzing gereed. [eisende partij] wil verrekenen met hetgeen in reconventie zal worden toegewezen. Om die reden, ligt het in conventie op dit punt gevorderde ad € 1.025,44, in zijn geheel, voor toewijzing gereed.
Samengevat in conventie
4.18 Uit het voorgaande volgt dat het verstekvonnis niet in stand kan blijven en dat [eisende partij] zoals gevorderd zal worden ontheven van het verstekvonnis en dat de kantonrechter, opnieuw recht doende, hem zal veroordelen tot betaling van het gevorderde bedrag ter zake van de onderdelen ad € 1.025,44. Nu Rovam Huizen voor het grootste deel van haar vordering in het ongelijk wordt gesteld en slechts een bedrag wordt toegewezen dat Rovam Huizen eenvoudig had kunnen incasseren door te verrekenen met hetgeen zij erkende nog schuldig te zijn (zie hierna in reconventie), ziet de kantonrechter aanleiding Rovam Huizen te veroordelen in de kosten in conventie aan de zijde van [eisende partij].
4.19 [eisende partij] heeft zich verzet tegen de door Rovam Huizen gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring. Mede gelet op het toegewezen bedrag en de aangedragen argumenten gaat de kantonrechter aan dat verzet voorbij en zal de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring worden toegewezen.
Vergoeding wegvallen gebruik bedrijfsauto
4.20 [eisende partij] legt aan deze vordering ten grondslag dat het gebruik van een auto van de zaak een secundaire arbeidsvoorwaarde was die hem zonder zijn toestemming is ontnomen. Hij heeft herhaalde malen om een andere auto gevraagd. Hij vordert daarom vergoeding van de waarde van deze voorwaarde voor de periode juni 2008 – december 2009. Hij stelt deze waarde gelijk aan de fiscale bijtelling te weten € 758,33 per maand, zodat de vordering in totaal bedraagt € 14.408,27.
4.21 Rovam Huizen heeft betwist dat sprake was van een secundaire arbeidsvoorwaarde en dat zij [eisende partij] gedwongen heeft zijn auto in te leveren. Zij erkent dat de auto die [eisende partij] voor zijn vakantie in gebruik had en die tijdens zijn vakantie is gereden door een collega, niet bij hem is teruggekomen. Dat was niet ongebruikelijk, aldus Rovam Huizen, alle werknemers hadden telkens tijdelijk een auto in gebruik omdat deze auto’s tevens deel uitmaakten van het verkoopbestand. [eisende partij] had een andere auto in gebruik kunnen krijgen. Hij heeft er zelf voor gekozen om privé te gaan rijden omdat hij de fiscale bijtelling te hoog vond. Rovam Huizen wijst in dit verband op de verklaring die [eisende partij] bij de belastingdienst heeft ingediend per 1 september 2008. Per september 2008 is ook een hoger nettosalaris uitgekeerd door het wegvallen van de – door Rovam Huizen – ingehouden fiscale bijtelling. Rovam Huizen voert voorts aan dat als [eisende partij] de auto niet zelf zou hebben ingeleverd, er alle reden zou zijn geweest om de auto in te nemen nadat [eisende partij] langdurig ziek was geworden. Het belang van Rovam Huizen om te kunnen beschikken over de auto zou dan zwaarder hebben moeten wegen dan het belang van [eisende partij] bij voortgezet gebruik van de auto.
4.22 De kantonrechter overweegt als volgt. [eisende partij] ontkent niet dat medewerkers geen vaste “eigen” auto hadden, maar geeft aan dat hij al enige tijd in de Citroen C6 reed. Het is de kantonrechter wel duidelijk dat de gang van zaken rond het gebruik van de auto van [eisende partij] tijdens zijn vakantie door de collega van [eisende partij], en het vervolgens niet terugkomen van die auto, niet prettig was. Dat is echter niet voldoende. Waar het om gaat is of ondanks een verzoek daartoe, een andere – vergelijkbare – vervangende auto door [eisende partij] is gevraagd en vervolgens door Rovam Huizen is geweigerd. [eisende partij] stelt dat hij om een andere auto heeft gevraagd maar die niet heeft gekregen. Rovam Huizen voert aan dat een andere auto beschikbaar was maar dat [eisende partij] zelf een andere keuze heeft gemaakt. Nu [eisende partij] aan zijn vordering ten grondslag legt dat hem een auto is ontnomen – welke stelling de kantonrechter zo leest dat hem het gebruik van een auto is ontnomen - en Rovam Huizen dat gemotiveerd heeft betwist, moet [eisende partij] dat met voldoende feiten onderbouwen. Dat heeft hij naar het oordeel van de kantonrechter niet gedaan terwijl de kantonrechter aan het bericht aan de belastingdienst een contra-indicatie ontleend, namelijk dat [eisende partij] geen aanspraak meer maakt op een auto van de zaak. De kantonrechter zal deze vordering daarom afwijzen.
Niet betaald deel salaris december 2009
4.23 Uit hetgeen hiervoor onder 4.10 e.v. is overwogen, volgt dat dit deel van de vordering, ad € 1.418,71 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, voor toewijzing gereed ligt.
Nog verschuldigd vakantiegeld
4.24 Rovam Huizen heeft deze vordering erkend, zodat een bedrag van € 2.648,27 bruto te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente zal worden toegewezen.
Smartengeld
4.25 [eisende partij] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Rovam Huizen door na de ontbindingsprocedure nog met een claim te komen, waaraan iedere grondslag ontbreekt, niet als goed werkgever handelt. Zij stelt voorts dat het beslag dat ter verzekering van deze claim is gelegd, zonder grond is gelegd. [eisende partij] stelt als gevolg van dit handelen immateriële schade te hebben geleden, die er met name in bestaat dat zijn herstelproces daardoor wordt vertraagd, ter zake waarvan hij in deze procedure € 5.000,00 vordert te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarden.
Rovam Huizen betwist – kort gezegd - dat er sprake is van enige causaal verband tussen het instellen van haar vordering in deze procedure en (het voortduren van) de psychische klachten van [eisende partij].
4.26 De kantonrechter overweegt dat uit hetgeen in conventie is overwogen volgt dat de dat vorderingen van Rovam Huizen niet geheel zonder grond zijn geweest. Een deel van de vordering wordt immers toegewezen. Het enkele afwijzen van een groot deel van de vordering, leidt niet tot de conclusie dat het voeren van de procedure als zodanig, en het in verband daarmee leggen van beslagen, jegens [eisende partij] onrechtmatig is.
4.27 De kantonrechter sluit niet uit dat het voeren van deze procedure niet bevorderlijk is geweest voor het herstel van [eisende partij]. Een regeling in der minne zou te verkiezen zijn geweest. Kennelijk is dat partijen niet gelukt terwijl voorts vastgesteld moet worden dat ook [eisende partij] nog aanspraken wil verzilveren. Een en ander maakt dat er onvoldoende grond is voor de conclusie dat Rovam Huizen ter zake een rechtens relevant verwijt gemaakt kan worden. De, eerst in een laat stadium van de procedure, aangevoerde en niet nader onderbouwde, stellingen van [eisende partij] dat Rovam Huizen getracht zou hebben [eisende partij] een Ziektewetuitkering te onthouden en het starten van zijn bedrijf te bemoeilijken, leiden niet tot een andere conclusie.
4.28 Samengevat is de kantonrechter van oordeel dat er onvoldoende grond bestaat voor toekenning van een immateriële schadevergoeding (smartengeld). Dit deel van de vordering
zal dus worden afgewezen.
Wettelijke rente over ontbindingsvergoeding
4.29 Uit het voorgaande volgt dat het beslag op de onder de notaris gelegde ontbindingsvergoeding zonder grond is gelegd. Weliswaar wordt een klein deel van de vordering toegewezen, maar de incasso van dat bedrag had eenvoudig veilig gesteld kunnen worden door een beroep te doen op verrekening met het nog verschuldigde vakantiegeld, waarvan Rovam Huizen wist en erkende dat zij dat nog diende te betalen. De rente wordt, zoals gevorderd toegewezen vanaf 26 januari 2010, de datum van beslaglegging, tot aan de datum van opheffing van het beslag.
4.30 In het gegeven dat partijen in de hoofdzaak over en weer in het ongelijk worden gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding de kosten over en weer te compenseren.
4.31 In deze procedure wordt in de hoofdzaak een eindvonnis gewezen. Uit hetgeen is overwogen volgt tevens het oordeel ten aanzien van de provisionele vorderingen. Gelet op de aard van het in het incident gevorderde, houdt [eisende partij] naar het oordeel van de kantonrechter belang bij een beslissing op een deel van het gevorderde. De gevorderde opheffing van het beslag zal worden toegewezen, waarbij de dwangsom zal worden gematigd zoals hierna bepaald. De belang bij de vordering om te verbieden het verstekvonnis te executeren is met het wijzen van dit vonnis komen te vervallen zodat deze vordering zal worden afgewezen. Het gevraagde verbod om executoriaal beslag te leggen zal worden afgewezen nu in conventie een bedrag wordt toegewezen en Rovam Huizen ook gerechtigd is zo nodig executiemaatregelen te nemen.
4.32 Nu Rovam Huizen in het incident (grotendeels) in het ongelijk wordt gesteld, zal Rovam Huizen worden veroordeeld in de kosten.
5.1 ontheft [eisende partij] van de veroordeling bij het tegen hem uitgesproken verstekvonnis van 24 februari 2010 (zaaknummer 668742 CV EXPL 10-1107);
5.2 veroordeelt [eisende partij] tot betaling aan Rovam Huizen van een bedrag van € 1.025,44 te vermeerderen met de rente met ingang van 28 december 2009;
5.3 veroordeelt Rovam Huizen in de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij] tot op heden begroot op € 1.200,00 aan salaris gemachtigde;
5.4 veroordeelt Rovam Huizen tot betaling aan [eisende partij] van een bedrag van € 1.418,71 bruto ter zake van het openstaande salaris voor december 2007, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid van deze vergoeding tot aan de dag van algehele voldoening;
5.5 veroordeelt Rovam Huizen tot betaling aan [eisende partij] van een bedrag van € 2.648,27 bruto ter zake van vakantiegeld te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid van deze vergoeding tot aan de dag van algehele voldoening;
5.6 veroordeelt Rovam Huizen tot betaling aan [eisende partij] van de wettelijke rente over de ontbindingsvergoeding ad € 45.000,00 bruto vanaf 26 januari 2010 tot aan de datum van opheffing van het beslag;
5.7 compenseert de proceskosten in de zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt;
in reconventie - in het incident
5.8 veroordeelt Rovam Huizen tot opheffing van het derdenbeslag onder notariskantoor [naam notariskantoor]., binnen twee dagen na betekening van dit vonnis op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 50.000,00;
5.9 veroordeelt Rovam Huizen in de kosten van de procedure in het incident aan de zijde van [eisende partij] begroot op € 500,00 voor salaris gemachtigde;
in conventie en in reconventie
5.10 verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.11 wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.J. Blaisse en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2011.